Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 31 of 244
29
Toegang tot de auto
2Ontgrendelen
► Klap de achterbank naar voren om bij het slot
in de bagageruimte te komen,
►
Steek een kleine schroevendraaier in de
opening A
van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
►
V
erplaats de nok naar rechts.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
Fietsen-/accessoiredrager
Het bevestigen van een drager aan de
achterklep is niet toegestaan.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
De volgende beveiligingsfuncties worden door
het systeem uitgevoerd:
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen
van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
kofferbak/de achterklep of de motorkap probeert
te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Als uw auto is uitgerust met een programmeerbaar verwarmings-/
ventilatiesysteem en dit systeem is
ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet
worden gebruikt.
Wegsleepbeveiliging
(Bij GTi-uitvoering.)
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst, aangestoten of aangereden.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Page 32 of 244
30
Toegang tot de auto
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
► Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene uit
te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg voor alle werkzaamheden aan het
alarmsysteem een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activeren
► Zet het contact af en verlaat de auto.► Vergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
►
V
ergrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
Na het vergrendelverzoek vanaf de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging na
5 seconden en de interieurbeveiliging na 45
seconden geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep, de motorkap
enz. niet goed is gesloten, wordt de auto niet
* Alleen van toepassing op GTi-auto's met alleen wegsleepbeveiliging.
vergrendeld, maar wordt de beveiliging na 45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op deze ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Wanneer de auto automatisch weer
wordt vergrendeld (als niet binnen 30
seconden een portier of de achterklep wordt
geopend), wordt het alarmsysteem niet
automatisch weer ingeschakeld.
Om het alarmsysteem weer in te
schakelen, moet u de auto ontgrendelen
en weer vergrendelen met de sleutel met
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging (en
wegsleepbeveiliging als uw auto hiermee is
uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm
onnodig wordt ingeschakeld, bijvoorbeeld in de
volgende gevallen:
–
Er bevinden zich passagiers in de auto.
–
Een van de ruiten staat op een kier
.
–
De auto wordt gewassen.
–
Wiel verwisselen*.
–
De auto wordt gesleept*.
–
T
ransport via schip of veerboot*.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen tien
seconden op de knop tot het lampje blijft
branden.
►
V
erlaat de auto.
► Vergrendel de auto onmiddellijk met
de afstandsbediening of het "Keyless
entrée en start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld;
het lampje knippert één keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
Page 33 of 244
31
Toegang tot de auto
2elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
►
Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;
►
open het portier; het alarm gaat af;
►
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje in de knop blijft branden, duidt dit
op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank
Door de knop voor het vergrendelen (op
de sleutel of de afstandsbediening)
ingedrukt te houden worden de ruiten
automatisch gesloten.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt om
de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt zodra
de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit
volledig. Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.
Page 34 of 244
32
Toegang tot de auto
De ruiten kunnen nog tot één minuut na het
afzetten van het contact worden bediend.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer worden
bediend. Zet het contact aan om de ruiten weer
te kunnen bedienen.
Antiklemvoorziening (afhankelijk van de
uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt
de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer
open.
Als de ruit niet automatisch wil sluiten, druk dan
op de schakelaar om de ruit helemaal te openen
en trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de
ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar na
het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkering van de
ruitbediening achter
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen,
op deze schakelaar om de ruitbediening
achter, ongeacht de stand van de ruiten, te
blokkeren.
Als het lampje brandt, is de ruitbediening achter
geblokkeerd.
Als het lampje is gedoofd, is de ruitbediening
achter niet geblokkeerd.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld:
–
laat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters hoger komen. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig dicht is
–
en houd de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt,
moet de ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze ervan
verzekerd zijn dat niemand het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Page 35 of 244
33
Ergonomie en comfort
3PEUGEOT i-Cockpit
Stel voordat u gaat rijden uw zitpositie af in de
volgende volgorde om de ergonomie van de
PEUGEOT i-Cockpit optimaal te benutten:
–
de hoogte van de hoofdsteun,
–
de hoek van de rugleuning,
–
de hoogte van de zitting van de stoel,
–
de positie in lengterichting van de stoel,
–
de diepte en vervolgens de hoogte van het
stuurwiel,
–
de binnenspiegel en de buitenspiegels.
Controleer vervolgens of u een goed
zicht hebt op het "head-up"
instrumentenpaneel boven het kleine
stuurwiel.
Hoofdsteunen vóór
Hoogteverstelling
Omhoog:
► trek de hoofdsteun omhoog tot de gewenste
hoogte; een klik geeft aan dat de hoofdsteun is
vergrendeld.
Omlaag:
►
druk de pal A
in en duw de hoofdsteun
omlaag tot de gewenste positie.
De juiste stand van de hoofdsteun is als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Een hoofdsteun verwijderen
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot tegen de
aanslag.
►
Druk vervolgens de pal A
in om de
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem
helemaal omhoog.
►
Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun aanbrengen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning.
►
Duw de hoofdsteun omlaag tot tegen de
aanslag.
►
Druk de blokkeerpal A
in en duw de
hoofdsteun omlaag.
►
Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. Deze moeten zijn
aangebracht en correct zijn afgesteld voor de
desbetreffende inzittende.
Handmatig verstelbare
voorstoelen
Deze handelingen mogen uit
veiligheidsoverwegingen uitsluitend
worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
Verstellen in lengterichting
► Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in
de gewenste stand.
Page 36 of 244
34
Ergonomie en comfort
Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven van
de stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Hoogte
► Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag
tot de gewenste stand is bereikt.
Hoek van de rugleuning
► Draai aan de draaiknop om de rugleuning te
verstellen.
Lendensteun
► Draai aan de knop om de lendensteun in de
gewenste stand te zetten.
Elektrisch verstelbare
bestuurdersstoel
Stoelverstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Voer deze elektrische verstellingen
alleen bij draaiende motor uit om te
voorkomen dat de accu leegraakt.
Lengterichting
► Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de stoel in lengterichting te
verplaatsen tot de gewenste positie is verkregen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven van
de stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Verstellen van de rugleuning
► Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste hoek te verkrijgen.
Hoogte- en hoekverstelling
van de zitting
Page 37 of 244
35
Ergonomie en comfort
3► Duw de achterzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste hoogte te
verkrijgen.
►
Duw de voorzijde van de schakelaar omhoog
of omlaag om de gewenste hoek te verkrijgen.
Opslaan van zitposities in
het geheugen
Dit systeem slaat de instellingen van de
bestuurdersstoel op.
U kunt twee standen opslaan en later
oproepen met de toetsen aan de zijkant van de
bestuurdersstoel.
Opslaan van een zitpositie met de
knoppen M / 1 / 2
► Zet het contact aan.
► Zet uw stoel in de gewenste stand.
►
Druk op de knop M
en vervolgens binnen 4
seconden op de knop 1 of 2. Een geluidssignaal geeft aan dat de zitpositie is
opgeslagen.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige, in het geheugen opgeslagen stand.
Oproepen van een opgeslagen
zitpositie
► Druk bij ingeschakeld contact of bij draaiende
motor op toets 1 of 2 om de desbetreffende
zitpositie op te roepen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de opgeslagen
zitpositie is ingenomen.
U kunt de huidige beweging onderbreken
door te drukken op knop M, 1 of 2 of door een
stoelschakelaar te gebruiken.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is
tot ongeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact mogelijk.
Stoelverwarming
Bij draaiende motor kunnen de voorstoelen
afzonderlijk worden verwarmd.
►
Met de rolknop kunt u de stoelverwarming
inschakelen en een verwarmingsstand
selecteren:
0:Uit.
1:Laag.
2:Gemiddeld.
3:Hoog.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel
mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de
functie uit; als het stroomverbruik daalt, daalt
ook het energieverbruik.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen,
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of
op de stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
Gebruik de stoelverwarming nooit als de
stoel vochtig is.
Page 38 of 244
36
Ergonomie en comfort
Elektrisch verstelbare
lendensteun
(met elektrische stoel)
► Druk op de knop om de gewenste mate van
steun voor de lendenen in te stellen.
Massagefunctie
(met elektrische stoel)
Inschakelen / uitschakelen
► Druk op deze toets.
Het controlelampje van de functie gaat
branden en de massagefunctie wordt voor een
tijdsduur van 1 uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage
in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten
massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
controlelampje gaat dan uit.
U kunt de massagefunctie uitschakelen door op
de knop te drukken; het verklikkerlampje gaat
dan uit.
Deze functie zorgt voor een massage van de
lendenen bij de inzittenden voorin en werkt
alleen bij draaiende motor en als de ST
OP-stand
van het Stop & Start-systeem is geactiveerd.
Intensiteit instellen
► Druk op deze knop om de intensiteit
van de massage in te stellen.
U hebt de keuze uit twee standen voor de
intensiteit van de massage.
Stuurwielverstelling
► Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel
omlaag om het stuurwiel te ontgrendelen.
Page 39 of 244
37
Ergonomie en comfort
3► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor
een optimale zithouding.
►
T
rek aan de hendel om het stuurwiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor
het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto.
De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt
voor het parkeren in kleine ruimtes.
Ontwasemen - ontdooien
Ontwasemen/ontdooien van de
buitenspiegels kunt u inschakelen door bij
draaiende motor op de toets van de
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
ontwasemen en ontdooien van de
achterruit.
Afstellen
► Beweeg de schakelaar A naar rechts of
links om de desbetreffende buitenspiegel te
selecteren.
►
Beweeg de schakelaar B
in de vier richtingen
om de spiegel af te stellen.
►
Zet de schakelaar A
weer in de middenstand.
Uit veiligheidsoverwegingen moet u de
spiegels zo afstellen dat de dode hoek
minimaal is.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Inklappen
► Van buitenaf: vergrendel de auto met de
elektronische sleutel of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
► Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact
de schakelaar A vanuit de middelste stand naar
achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A, worden ze
niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A
naar achteren om de buitenspiegels uit te
klappen.
Uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto met de
elektronische sleutel of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
►
V
anuit het interieur: trek bij aangezet contact
de schakelaar A vanuit de middelste stand naar
achteren.
Het in- en uitklappen van de
buitenspiegels met de afstandsbediening
kan worden uitgeschakeld door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
Page 40 of 244
38
Ergonomie en comfort
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende model
Afstellen
► Stel de spiegel af zoals deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
►
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
"Elektrochromatische" binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
Achterbank (Berline)
U kunt de rugleuning van de achterbank in delen
(1/3 - 2/3) neerklappen om de bagageruimte te
vergroten. De zitting bestaat uit één deel en kan
niet opgeklapt worden.
Neerklappen van de
rugleuning
► Schuif de voorstoel indien nodig naar voren.
► Houd de desbetreffende zijdelingse
veiligheidsgordel tegen de rugleuning en maak
deze vast.
►
Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
► Duw op de knop 1 om de rugleuning 2 te
ontgrendelen.
►
Klap de rugleuning 2
op de zitting 3.
Bij het neerklappen van de rugleuning
mag de middelste veiligheidsgordel niet
worden vastgemaakt, deze moet plat op de
zitting worden gelegd.
De achterbank heeft een vaste zitting.
Klap om de inhoud van de bagageruimte
te vergroten de rugleuning van de achterbank
neer.