Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 51 of 244

49
Ergonomie en comfort
3Automatisch comfortprogramma
► Druk op de toets 5 om het automatische
programma van de airconditioning in of uit te
schakelen.
Als het lampje van de toets brandt, werkt het
airconditioningssysteem automatisch: afhankelijk
van het geselecteerde comfortniveau zorgt
het systeem voor een optimale temperatuur,
luchtopbrengst en luchtverdeling in het interieur.
De intensiteit van het automatische
comfortprogramma kan worden ingesteld
door op de secundaire pagina van het menu
"Airconditioning ” een van de drie instellingen te
selecteren.
Druk om de door het groene lampje aangegeven
ingestelde intensiteit te wijzigen op de toets van
de gewenste intensiteit:
"Langzaam": voor een aangenaam
comfort en een zo laag mogelijk
geluidsniveau, aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
"Normaal": voor het beste compromis
tussen thermisch comfort en een laag
geluidsniveau (standaardinstelling).
"Snel": voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
De intensiteit is uitsluitend gekoppeld aan
de stand AUTO. Als de stand AUTO echter
wordt uitgeschakeld, blijft het lampje van de
geselecteerde instelling branden.
Als de intensiteit wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
Om bij koud weer en koude motor de
toevoer van koude lucht in het interieur
te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk vergroot tot de gewenste
comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin de
ingestelde waarde te wijzigen om zodoende
het gewenste comfortniveau sneller te
bereiken. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies door het systeem geregeld
blijven:
–
luchtopbrengstregeling,
– luchtverdeling.
Zodra u een instelling wijzigt, gaat het lampje
van de toets "
AUTO" uit.
► Druk nogmaals op de toets AUT O om
het automatische programma "comfort"
weer in te schakelen.
Luchtopbrengstregeling
► Druk op een van de toetsen 2 om de
aanjagersnelheid te verhogen of te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt afhankelijk van de ingestelde
aanjagersnelheid geleidelijk opgevuld.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke
stand te zetten wordt de aanjager volledig
uitgeschakeld.
Naast de ventilator wordt " OFF" weergegeven.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
U kunt de luchtverdeling in het interieur regelen
met behulp van deze drie toetsen.
Voorruit.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
Page 52 of 244

50
Ergonomie en comfort
Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Achterruitverwarming
Aan / Uit
► Druk op deze toets om de achterruit en de
buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen/ontdooien. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit.
De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld
om overmatig stroomverbruik te voorkomen.
► U kunt de verwarming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op deze toets te
drukken. Het indicatielampje in de knop gaat uit.
Schakel, zodra de omstandigheden het
toelaten, de achterruit- en
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige luchtverdeling in het
interieur kunnen de drie knoppen gelijktijdig
worden ingedrukt.
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie
toetsen gedoofd.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
–
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Als het lampje onder de toets brandt, is de
airconditioning ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de aanjager is
uitgeschakeld.
Ventilatiefunctie bij
ingeschakeld contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
Op de secundaire pagina van het menu
"Airconditioning ":
► Druk op deze toets om de functie
"Mono" in of uit te schakelen.
–
Het lampje van de toets brandt als de functie
is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan passagierszijde
bedient.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat
de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat
en de ruiten beslaan!
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de airconditioning, de luchtstroom en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
►
Druk nogmaals op deze toets of op AUT
O
om deze functie uit te schakelen.
Page 53 of 244

51
Ergonomie en comfort
3Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Achterruitverwarming
Aan / Uit
► Druk op deze toets om de achterruit en de
buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen/ontdooien. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit.
De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld
om overmatig stroomverbruik te voorkomen.
►
U kunt de verwarming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op deze toets te
drukken. Het indicatielampje in de knop gaat uit.
Schakel, zodra de omstandigheden het
toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging
van het brandstofverbruik.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Panoramadak
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
verbetert het thermische comfort en dempt
geluiden.
Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
Openen
► Druk op het achterste gedeelte van de
schakelaar , tot aan het zware punt.
De beweging van het zonnescherm stopt zodra u
de schakelaar loslaat.
Sluiten
► Druk op het voorste gedeelte van de
schakelaar , tot aan het zware punt.
De beweging van het zonnescherm stopt zodra u
de schakelaar loslaat.
U kunt ook tot voorbij het zware punt op
de schakelaar drukken of aan de
schakelaar trekken: het zonnescherm gaat
dan volledig open of dicht nadat u de
schakelaar hebt losgelaten.
Als u de schakelaar nogmaals bedient, stopt
de beweging van het zonnescherm.
Antiklemvoorziening
Als het zonnescherm tijdens de
beweging tegen een obstakel stuit, moet u de
bewegingsrichting van het scherm omdraaien.
Gebruik hiervoor de schakelaar.
Page 54 of 244

52
Ergonomie en comfort
Verlichting beenruimte
Inschakelen
De werking is gelijk aan die van de plafonniers.
De lampen gaan branden zodra één van de
portieren wordt geopend.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Zet altijd het contact af als u de auto, zelfs al
is het maar voor een korte tijd, verlaat.
Als de bestuurder het zonnescherm
bedient, moet hij er zeker van zijn dat niets
de beweging van het zonnescherm kan
hinderen.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van het zonnescherm.
Let op kinderen in de auto wanneer u het
zonnescherm bedient.
Plafonnier
1.Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
3.Plafonnier achter
4. Kaartleeslampjes achter
Plafonniers voor en achter
In deze stand gaat de plafonnier
geleidelijk branden:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er op de vergrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat geleidelijk uit:
–
als de auto wordt vergrendeld.
–
als het contact wordt aangezet.
–
30 seconden na het sluiten van het laatste
portier
.
Permanent uit.
Permanent aan.
Afhankelijk van de uitvoering wordt de plafonnier ook in-/uitgeschakeld wanneer
er op deze toets wordt gedrukt.
Kaartleeslampjes vóór
- achter
► Bedien bij aangezet contact de
desbetreffende schakelaar .
Let op dat u met niets tegen de
plafonniers stoot.
Als de interieurverlichting permanent is ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
–
bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
–
in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
–
bij draaiende motor: onbeperkt.
Page 55 of 244

53
Ergonomie en comfort
3Verlichting beenruimte
Inschakelen
De werking is gelijk aan die van de plafonniers.
De lampen gaan branden zodra één van de
portieren wordt geopend.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Als het buiten donker is, gaat de sfeerverlichting
automatisch branden/wordt deze uitgeschakeld
als de parkeerlichten worden in-/uitgeschakeld.
Page 56 of 244

54
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Lichten uit (contact uit)/
Dagrijverlichting (draaiende motor)
Automatische verlichting/dagrijverlichting
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of groot licht
Overschakelen van dim-
naar groot licht en terug
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar groot licht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal met het groot licht geven door
de hendel naar u toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Mistlampen vóór
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistlampen vóór en de mistachterlichten
niet toegestaan. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij
mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u de
mistlampen en het dimlicht handmatig in te
schakelen, omdat de lichtsensor voldoende
licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als het dimlicht
of groot licht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren/naar achteren om
deze in of uit te schakelen.
W
anneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), dan wordt de
mistlamp uitgeschakeld.
Mistlampen voor en achter
Deze verlichting werkt als het
parkeerlicht, dimlicht of groot licht is
ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:
• een keer om de mistlampen vóór in te
schakelen,
•
twee keer om de mistachterlichten in te
schakelen.
►
Draai de ring naar achteren:
•
een keer om de mistachterlichten uit te
schakelen,
•
twee keer om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met stand AUTO) of
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistverlichting en de parkeerlichten
branden.
► Draai de ring naar achteren om de
mistlampen uit te schakelen; de parkeerlichten
worden dan ook uitgeschakeld.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van
de “Full led”-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde van
de koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken
van de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Halogeenlampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
LED-verlichting
De voorste LED-koplampen van uw auto zijn
zo ontworpen dat de afstelling niet gewijzigd
Page 57 of 244

55
Verlichting en zicht
4Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met stand AUTO) of
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistverlichting en de parkeerlichten
branden.
►
Draai de ring naar achteren om de
mistlampen uit te schakelen; de parkeerlichten
worden dan ook uitgeschakeld.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van
de “Full led”-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde van
de koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken
van de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Halogeenlampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
LED-verlichting
De voorste LED-koplampen van uw auto zijn
zo ontworpen dat de afstelling niet gewijzigd
hoeft te worden als u de auto gaat gebruiken
in een land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt.
Uitschakelen van de verlichting bij het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten, draait u
de ring A in de stand 0 - lichten gedoofd, en
kiest u vervolgens de door u gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te geven
dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
eco-mode).
Verlichting overdag /
Parkeerlichten
De verlichting wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in de stand
"
0" of "AUTO" als er voldoende licht in de
omgeving is).
–
Parkeerlicht (lichtschakelaar in de stand
"
AUTO" als er weinig licht in de omgeving is,
in de stand "alleen parkeerlicht" of in de stand
"dim-/grootlicht").
Automatisch inschakelen van het dimlicht als het
donker wordt
Als de ring in de stand AUTO staat, worden
de kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten
en het dimlicht met behulp van de regen-/
lichtsensor automatisch ingeschakeld als er
weinig licht in de omgeving is. Ze kunnen ook
gaan branden als er regen wordt waargenomen;
de ruitenwissers worden dan ook automatisch
ingeschakeld.
Page 58 of 244

56
Verlichting en zicht
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat de ruitenwissers zijn gestopt.
Storing
Bij een storing in de regen-/lichtsensor
gaat de verlichting branden en gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regen-/lichtsensor midden
aan de bovenzijde van de voorruit achter
de binnenspiegel niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies worden dan niet meer
geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/
lichtsensor ten onrechte voldoende licht
waarnemen. De verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan
beslaan en ervoor zorgen dat de regen-/
lichtsensor niet goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Automatisch dalen van koplampen
Als de ring in de stand " AUTO” staat en de
functie op het touchscreen worden ingeschakeld,
dan schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en groot licht, afhankelijk van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera boven aan de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een
rijsnelheid hoger dan 25 km/u.
Als de snelheid lager dan 15 km/u wordt,
werkt deze functie niet meer.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als
de verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht
niet toelaat:
– De dimlichten blijven b randen.
Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat auto matisch
branden. Deze lampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistverlichting wordt ingeschakeld of als het
systeem dichte mist detecteert.
De functie wordt automatisch en direct weer
ingeschakeld als de mistverlichting wordt
uitgeschakeld of de auto niet meer in dichte mist
rijdt.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt
uitgeschakeld.
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
► Door het geven van een "lichtsignaal" wordt
de werking van de functie onderbroken: • als de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
• als de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
– bij slecht zicht (sneeuw, zware regenval
enz.),
– als het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker, enz.),
– als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
– weggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers,
– voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg),
Page 59 of 244

57
Verlichting en zicht
4Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
►
Door het geven van een "lichtsignaal" wordt
de werking van de functie onderbroken: •
als de verklikkerlampjes "AUT
O" en
"Dimlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
•
als de verklikkerlampjes "AUT
O" en
"Grootlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
–
bij slecht zicht (sneeuw
, zware regenval
enz.),
–
als het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker
, enz.),
–
als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
–
weggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers,
–
voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg),
– voertuigen die zich aan de top of de voet
van een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor
kan worden afgedekt.
Follow me home- en
instapverlichting
"Follow me
home"-verlichting
Automatisch
Met de ring in de stand " AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
U kunt deze functie inschakelen /
uitschakelen en de duur van de "follow
me home"-verlichting aanpassen in het menu
Rijverlichting
/ Auto op het touchscreen.
Handmatig
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar
naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
schakelen.
De handbediende "follow me home"-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Instapverlichting
Wanneer de auto wordt ontgrendeld, er weinig
licht is en de functie "Automatisch inschakelen
van de koplampen" is geactiveerd, schakelt dit
systeem automatisch bepaalde lampen aan de
buitenzijde en bepaalde lampen in het interieur
in.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en
de duur van de instapverlichting instellen
in het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
Als de schakelaar van de plafonnier vóór in deze stand staat, wordt de
instapverlichting automatisch ingeschakeld:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
Page 60 of 244

58
Verlichting en zicht
– als een van de portieren wordt geopend.
– als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
–
als het contact wordt afgezet.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag,
zonder deze door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie
keer knipperen.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van
de koplampen
Stel de hoogte van de koplampen af op basis
van de belading van uw auto om verblinding van
andere weggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling) Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
- Bestuurder + voorpassagier +
achterpassagiers
1 5 personen
- 5 personen + lading in de bagageruimte
2 Bestuurder + lading in de bagageruimte
Automatische verstelling
van de koplampen met Full
led-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met Full led-
technologie niet aan - gevaar van
elektrocutie!
Ruitenwisserschakelaar
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
–
automatische werking van de ruitenwissers
vóór
,
–
automatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van de
achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse
omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van
de voorruit, van het gebied rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen en van de
voorruitrand alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in als de
voorruit droog is. Controleer voordat u bij
extreem koud of warm weer de ruitenwissers
inschakelt of de ruitenwisserbladen niet
vastzitten aan de voorruit.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Met handbediende ruitenwissers
(interval)