PEUGEOT 4008 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 4008, Model: PEUGEOT 4008 2015Pages: 368, PDF Size: 12.06 MB
Page 141 of 368

139
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Plafonnier achter
Stand 1 "ON"
De plafonnier achter brandt permanent.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat branden wanneer een
portier of de achterklep geopend wordt, en
wanneer het portier of de achterklep weer
gesloten wordt, dimt de verlichting langzaam
gedurende enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
De plafonnier gaat meteen uit in de volgende
gevallen:
-
W
anneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en het contact in de stand
" ON " wordt gezet.
-
W
anneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en u de auto vergrendelt.
Stand 3 "OFF"
De plafonnier is permanent uit.
Automatisch uitschakelen
van plafonniers
Om te voorkomen dat de accu ontladen wordt,
worden de plafonniers en de kaartleeslampjes
bij uitgeschakelde motor na 30
minuten
automatisch uitgeschakeld.
De plafonniers gaan weer branden wanneer
het contact in de stand " ON" of " ACC "
wordt gezet, wanneer u een portier of de
achterklep opent en weer sluit en wanneer u de
afstandsbediening gebruikt.
5
Verlichting en zicht
Page 142 of 368

140
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting bagageruimte
De verlichting van de bagageruimte gaat
automatisch branden zodra de bagageruimte
wordt geopend en dooft zodra deze wordt
gesloten.
Verlichting panoramadak
Na activering gaat de verlichting van het
panoramadak branden als het contact in de
stand "ON" of "ACC " gezet wordt.Uitschakelen
Als het contact in de stand "ON" of "ACC " is
gezet:
F
D
ruk zo vaak als nodig is op deze knop
totdat de verlichting uitgaat.
Instellingen
Als het contact in de stand "ON" of "ACC " is
gezet:
F
D
ruk herhaaldelijk op deze knop om het
gewenste niveau van verlichting te krijgen
(veel, gemiddeld, weinig).
Verlichting en zicht
Page 143 of 368

141
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid
Afhankelijk van de lokale wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan
de achterzijde van de auto.
Op verschillende plaatsen in uw
auto zijn stickers aangebracht. Ze
bevatten veiligheidswaarschuwingen
en informatie over de identificatie van
uw auto. Ver wijder ze niet: ze horen
namelijk bij de auto.
Neem voor alle werkzaamheden
aan uw auto contact op met een
gekwalificeerde werkplaats die
beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur.
Het PEUGEOT-netwerk is in staat u dit
te bieden.
Belangrijke informatie:
- Het monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een hoger
verbruik leiden en storingen
in het elektronische systeem
van uw auto veroorzaken. Ga
naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het
aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen
is toegang tot de diagnose-
aansluiting, die is gekoppeld aan
de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden
aan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats waar
de beschikking is over geschikt
gereedschap (kans op storingen
in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan
niet aansprakelijk worden gesteld
als deze aanwijzing niet wordt
opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door PEUGEOT zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het vervallen van de wettelijke en
contractuele garanties.
Monteren van als
accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een
radiocommunicatiezender met
buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
6
Veiligheid
Page 144 of 368

142
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Veiligheid
Page 145 of 368

143
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Uw auto is voorzien van de volgende systemen,
die u helpen om de auto in een noodsituatie
veilig tot stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS),
-
de
elektronische remdrukregelaar (REF).
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het ABS-systeem werkt alleen wanneer de
snelheid van de auto hoger is dan 10 km/h.
Zodra de snelheid lager wordt dan 5
km/h,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Het ABS-systeem treedt automatisch in
werking, wanneer de kans bestaat dat een wiel
blokkeert.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Storing
Bij stilstaande auto
Wanneer dit verklikkerlampje gaat branden, in
combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel, is er een storing in het
ABS-systeem waardoor u tijdens het remmen
de controle over de auto zou kunnen verliezen.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los. Het verklikkerlampje brandt gedurende
enkele seconden na het aanzetten van
het contact (stand ON). Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het
lampje niet uitgaat of niet gaat branden.
6
Veiligheid
Page 146 of 368

144
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Tijdens het rijden
Als het verklikkerlampje permanent
brandt, is er een storing in het ABS-
systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over de auto zou
kunnen verliezen.
De twee verklikkerlampjes gaan
tegelijkertijd branden en de twee
waarschuwingsmeldingen verschijnen
afwisselend op het display van het
instrumentenpaneel.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor, dat deze
voldoen aan de voorschriften van de
constructeur.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer deze twee verklikkerlampjes branden
in combinatie met de meldingen op het display
van het instrumentenpaneel, is er een storing
in de elektronische remdrukregelaar, waardoor
u tijdens het remmen de controle over de auto
zou kunnen verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 147 of 368

145
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
De auto is voorzien van twee systemen die de koersstabiliteit van de auto verbeteren (binnen de wetten van de fysica):
- antispinregeling (TCL),
-
d
ynamische stabiliteitscontrole (ASC).
Antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole
De antispinregeling optimaliseert de aandrijving
om te voorkomen dat aangedreven wielen
doorspinnen door te remmen op de wielen en
de motor.
De dynamische stabiliteitscontrole remt op de
wielen en de motor om de auto op de juiste
koers te houden.Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De weergave van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel geeft
aan dat de systemen ASC en TCL
uitgeschakeld zijn.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer
de auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...)
kan het nuttig zijn het ASC-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip krijgen.
In dat geval gaat dit pictogram op het
display op het instrumentenpaneel
knipperen.
Stabiliteitscontrolesystemen
F Druk op deze knop links van het stuur wiel tot het pictogram op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt.
Werking
Ze treden in werking als de auto sneller dan
15 km/h rijdt.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
6
Veiligheid
Page 148 of 368

146
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Opnieuw inschakelen:Storing
De weergave van een van deze
verklikkerlampjes in combinatie met
een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat er een
storing is in één van de systemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen
ASC/ TCL te laten controleren. De systemen ASC/ TCL verhogen
de veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag echter nooit risico's
nemen of te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur op
het gebied van:
-
w
ielen (banden en velgen),
-
o
nderdelen van het remsysteem,
-
e
lektronische onderdelen,
-
d
e montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
D
ruk nogmaals op de knop om de
systemen ASC en TCL weer in te
schakelen.
Als het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel uitgaat, geeft dit aan
dat de systemen ASC en TCL opnieuw zijn
geactiveerd.
Veiligheid
Page 149 of 368

147
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting A .
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting A .
Hoogteverstelling
F Druk op de knop B en schuif de
gordelbevestiging C naar beneden om het
bevestigingspunt lager te plaatsen.
F
D
ruk op de knop B en schuif de
gordelbevestiging C naar boven om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.
6
Veiligheid
Page 150 of 368

148
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Als de bestuurder zijn gordel niet vastmaakt
binnen een minuut na het aanzetten van het
contact, gaat het verklikkerlampje knipperen,
wordt een onderbroken geluidssignaal
weergegeven en verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Het verklikkerlampje, het geluidssignaal en
de melding verdwijnen na circa 90 seconden,
en verschijnen weer zolang de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden wordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven.
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit lampje branden en wordt
gedurende enkele seconden een
geluidssignaal weergegeven als de
bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt
Veiligheidsgordel passagier vóór
Veiligheidsgordel bestuurder
Als het contact wordt aangezet,
gaat het verklikkerlampje op de
middenconsole branden.
Als de passagier zijn veiligheidsgordel niet
vastmaakt, klinkt gedurende enkele seconden
een geluidssignaal.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden wordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven.
Veiligheid