Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2019Pages: 320, PDF Size: 10.22 MB
Page 151 of 320

149
Weergave op het instrumentenpaneel
Inschakelen/onderbreken
F Druk nogmaals op de toets 4 om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen (ON).
6.
Snelheidsregelaar onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
9. De door de snelheidslimietherkenning
weergegeven snelheid (afhankelijk van de
uitvoering).
F
D
raai de knop 1 in de stand CRUISE : de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause). F
D
ruk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op de toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
wagensnelheid wordt de ingestelde
snelheid.
U kunt het gaspedaal nu loslaten.
F
D
ruk op de toets 4 om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt. Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer snel
veranderen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de actuele
wagensnelheid. Zo voorkomt u dat de
auto onver wacht gaat accelereren of vaart
minderen.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de actuele ingestelde
snelheid op basis van de door het
snelheidslimietherkenningssysteem
voorgestelde snelheid:
F D e gedetecteerde snelheidslimiet wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
D
ruk één keer op de toets 5; er verschijnt
een melding ter bevestiging van het verzoek
om de snelheid op te slaan.
F
D
ruk nogmaals op de toets 5 om de
weergegeven snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 152 of 320

150
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken.
De werking van de snelheidsregelaar
wordt dan automatisch onderbroken.
Druk op toets 4 om het systeem opnieuw
te activeren bij een rijsnelheid hoger dan
40 km/h.
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand "
OFF": de
informatie over de snelheidsregelaar wordt
niet meer weergegeven.
Storing
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft
bereikt, schakelt de snelheidsregelaar in:
de
weergegeven ingestelde snelheid knippert
niet meer.
Het knipperen van de streepjes wijst op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Activeer de snelheidsregelaar uitsluitend
als de verkeerssituatie het mogelijk maakt
om gedurende een bepaalde tijd met een
constante snelheid en een veilige afstand
tot uw voorligger te blijven rijden.
Gebruik de snelheidsregelaar niet in de
stad, bij druk verkeer, op bochtige of steile
wegen, op gladde of ondergelopen wegen
of bij slecht zicht (zware regenval, mist,
sneeuw enz.).
De ingestelde snelheid kan in sommige
gevallen niet worden aangehouden of
zelfs niet worden bereikt: bij het trekken
van een aanhanger, als de auto zwaar
beladen is, op een steile helling enz.
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de
werking van de snelheidsregelaar hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats
ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten boven
op
elkaar.
Rijden
Page 153 of 320

151
Snelheden opslaan
Met deze functie, die is gekoppeld aan de
snelheidsbegrenzer en de programmeerbare
snelheidsregelaar, kunt u snelheden opslaan
die ver volgens kunnen worden gebruikt voor
het instellen van de snelheidsbegrenzer en de
snelheidsregelaar.
U kunt voor beide systemen meerdere
snelheden opslaan.
Er zijn standaard al enkele snelheden
opgeslagen.Om veiligheidsredenen mogen de
geprogrammeerde snelheden alleen
worden gewijzigd als de auto stilstaat.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
Selecteer in het menu Auto/
Rijden van het touchscreen
" Snelkoppelingen " en dan
" Opgeslagen snelheden ".
To e t s " M E M "
Zie de desbetreffende rubrieken voor meer
informatie over de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar .
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid
selecteren om deze te gebruiken voor de
snelheidsbegrenzer of de programmeerbare
snelheidsregelaar.
Drive Assist Plus
Dit systeem assisteert u actief bij het binnen de
rijstrook houden van de auto.
Dit systeem combineert de adaptieve
snelheidsregelaar met Stop & Go-functie met
het Lane Keeping System.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de Adaptieve
snelheidsregelaar
en het Lane Keeping
System .
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en de snelheidslimieten en
veiligheidsafstanden in acht moet nemen.
Het systeem assisteert de bestuurder bij
het besturen van de auto, het accelereren
en het remmen binnen de natuurkundige
grenzen. Bepaalde elementen van de
infrastructuur en sommige voertuigen op
de weg kunnen niet goed zichtbaar zijn
of slecht worden geïnterpreteerd door de
camera en de radar, wat kan leiden tot
een onverwachtse richtingswijziging, het
uitblijven van een stuurcorrectie en/of het
onjuist aansturen van het accelereren of
remmen.
6
Rijden
Page 154 of 320

152
Voor dit doel is de auto voorzien van een camera
boven aan de voorruit en, afhankelijk van de
uitvoering, van een radar in de voorbumper.Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen
voor snelwegen en autowegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen die in
dezelfde richting als uw auto rijden.
Werkingsprincipe
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan om een
constante afstand te behouden.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem de snelheid van uw auto of brengt
het uw auto indien nodig zelfs volledig tot
stilstand door op de motor af te remmen en
het remsysteem te bedienen (uitvoeringen
met een automatische transmissie). Bij
uitvoeringen met de automatische transmissie
EAT8 rijdt de auto automatisch weer weg als
de verkeersomstandigheden het toelaten en de
auto minder dan 3 seconden stilstond.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de snelheidsregelaar
geleidelijk de rijsnelheid tot de ingestelde
snelheid weer is bereikt. De remlichten lichten op zodra het
remsysteem wordt geactiveerd en de auto
snelheid mindert.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks altijd de
snelheidslimiet en een veilige afstand
tot de voorligger in acht moet nemen en
de aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Sommige voertuigen op de weg kunnen
onjuist of slecht door de camera en/
of radar geregistreerd worden (bijv. een
vrachtwagen), wat kan resulteren in een
slechte beoordeling van de afstanden en
onjuist accelereren van de auto.
De bestuurder moet op elk moment
de controle over de auto weer kunnen
overnemen door het stuur wiel steeds met
beide handen vast te houden en de voeten bij
het rempedaal en het gaspedaal te houden.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt bij het
inhalen van een langzamer voertuig, staat
de snelheidsregelaar tijdelijk toe dat u de
voorligger dichter nadert om het inhalen
mogelijk te maken zonder de ingestelde
snelheid te overschrijden.
Bij een auto met een automatische transmissie
kan bij het automatisch aanhouden van een
bepaalde afstand tot de voorligger de auto zelfs
volledig tot stilstand worden gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie
EAT8 kan de auto na tot stilstand te zijn
gebracht weer automatisch wegrijden. De snelheidsregeling blijft actief
na het schakelen, ongeacht het
versnellingsbaktype.
Het systeem versnelt de auto of remt deze af
door automatisch het motortoerental te regelen
en het remsysteem te bedienen.Adaptieve
snelheidsregelaar
Dit systeem heeft de volgende functies:
- A utomatisch aanhouden van de
door de bestuurder ingestelde
snelheid.
-
A
utomatisch aanhouden van een
bepaalde afstand tussen uw auto
en de voorligger.
Rijden
Page 155 of 320

153
Stuurkolomschakelaars
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
snelheidslimietherkenningssysteem.
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. De actuele rijsnelheid instellen als de
aan te houden snelheid/Verlagen van de
ingestelde rijsnelheid.
3. De actuele rijsnelheid instellen als de
aan te houden snelheid/Verhogen van de
ingestelde rijsnelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling/Bevestiging van het
wegrijden van de auto na automatisch tot
stilstand te zijn gebracht (bij uitvoeringen
uitgerust met de functie Stop & Start).
5. Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkenningssysteem
weergegeven snelheid.
6. Weergeven en instellen van de opgeslagen
afstand tot de voorligger.
Weergave op het instrumentenpaneel
symbool 7 gevuld met de kleur die behorend bij
de status van de snelheidsregeling. Standaard
is het symbool 7 leeg.
Als de snelheidsregeling is geactiveerd,
worden de symbolen 7 en 8 groen
weergegeven. Standaard worden deze
symbolen grijs weergegeven. 7.Voorligger aanwezig/afwezig.
8. Snelheidsregeling ingeschakeld/
uitgeschakeld.
9. Ingestelde snelheid.
10. Auto op zijn plaats gehouden (uitvoeringen
met een automatische transmissie).
11. Door het snelheidslimietherkennings-
systeem voorgestelde snelheid.
Bij detectie van een voorligger wordt het
Inschakelen
F Zet, bij een draaiende motor, knop 1 in de
stand "CRUISE". De werking van het systeem
is onderbroken (weergegeven in grijs).
Met een handgeschakelde versnellingsbak
De snelheid van de auto moet liggen tussen
30
en 160 km/h:
F
D
ruk tijdens het rijden op een van de
toetsen 2 of 3 : de actuele rijsnelheid van uw
auto wordt de ingestelde rijsnelheid.
De snelheidsregelaar wordt ingeschakeld
(weergegeven in groen).
12 . Instelling afstand tot voorligger. Met een automatische transmissie
De stand D of M moet zijn geselecteerd.
Met de automatische transmissie E AT 6 en
de snelheid van de auto tussen 0 km/h en
180
km/h:
F
G
eef een beetje gas en druk op een van
de toetsen 2 of 3 : het systeem wordt
ingeschakeld (weergegeven in groen).
Met de automatische transmissie E AT 8 en
de snelheid van de auto tussen 0 km/h en
180
km/h:
F
D
ruk op een van de toetsen 2 of 3 : het
systeem wordt ingeschakeld (weergegeven
i n g r o e n).
13.
Gedetecteerde positie van de auto door
het systeem.
Deze gegevens zijn zichtbaar op het
instrumentenpaneel in de weergavemodus
"RIJDEN".
6
Rijden
Page 156 of 320

154
Als de werking van de snelheidsregelaar is
onderbroken, kan deze pas opnieuw worden
geactiveerd als aan alle veiligheidsvoorwaarden
wordt voldaan. De melding "Inschakelen
geweigerd, omstandigheden ongeschikt" wordt
weergegeven als het niet mogelijk is om de
snelheidsregelaar weer te activeren.
Opnieuw inschakelen van de functie
Met een handgeschakelde versnellingsbak
Om de functie opnieuw in te schakelen moet
de bestuurder accelereren tot een snelheid van
minimaal 30 km/h en ver volgens op toets 2, 3
of 4 drukken. weer wegrijden bevestigen door toets 4 in te
drukken of het gaspedaal in te trappen.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat
de auto tot stilstand is gekomen, wordt na een
korte periode (ca. 5 minuten) automatisch de
elektrische parkeerrem geactiveerd.
Wacht om veiligheidsredenen tot de
huidige snelheid de ingestelde snelheid
benadert voordat u de functie opnieuw
inschakelt met toets 4 .
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
Wijzigen op basis van de actuele
rijsnelheid
F Herhaaldelijk kort indrukken van de toets
2 of 3 om de snelheid te verlagen of te
verhogen in stappen van 1 km/h.
F
I
ngedrukt houden van de toets 2 of 3 om
de snelheid te verlagen of te verhogen in
stappen van 5 km/h.
Met automatische transmissie EAT6
Na het afremmen van de auto waarbij deze tot
stilstand is gebracht, zorgt het systeem dat de
auto blijft stilstaan; de snelheidsregelaar wordt
onderbroken.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen
om weg te rijden en ver volgens het systeem
weer activeren door harder te rijden dan 2
km/h
en toets 2 , 3 of 4 in te drukken.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat
de auto tot stilstand is gekomen, wordt na een
korte periode (ca. 5 minuten) automatisch de
elektrische parkeerrem geactiveerd.
Met automatische transmissie EAT8
Na het afremmen van de auto waarbij deze
tot stilstand is gebracht, moet de bestuurder,
wanneer de verkeerssituatie het onmiddellijk
weer wegrijden van de auto niet toelaat, het De ingestelde snelheid kan worden gewijzigd
als bij draaiende motor de snelheidsregelaar is
geactiveerd (groen).
De ingestelde snelheid is vervolgens gelijk aan:
-
d
e huidige snelheid van de auto bij een
snelheid hoger dan 30 km/h,
-
3
0
km/h bij een snelheid lager dan 30
km/h.
Opslaan van de instellingen
Door het contact uit te schakelen wordt de
door de bestuurder ingestelde snelheid
geannuleerd.
De afstand tot de voorligger is standaard
ingesteld op " Normaal" (2 streepjes). Zo niet,
dan wordt de laatst ingestelde waarde gebruikt
bij het inschakelen van de functie.
Onderbreken
De werking van de adaptieve snelheidsregelaar
kan worden onderbroken :
-
d
oor bediening door de bestuurder:
•
V
an de toets 4 (Pause).
•
V
an het rempedaal.
•
V
an de hendel van de elektrische
parkeerrem.
•
V
an het koppelingspedaal, langer dan
5
seconden ingetrapt houden.
•
W
anneer bij een automatische
transmissie vanuit stand D stand N wordt
geselecteerd.
-
of
automatisch:
•
D
oor activering van het ESP, om
veiligheidsredenen.
•
W
anneer de snelheid van de auto lager
wordt dan 30
km/h (1100 t /min), bij een
handgeschakelde versnellingsbak.
Rijden
Page 157 of 320

155
Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer snel
veranderen.
Wijzigen op basis van de
snelheidslimietherkenning
F De gedetecteerde snelheidslimiet wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
D
ruk één keer op toets 5 ; er verschijnt een
melding ter bevestiging van het verzoek om
de snelheid op te slaan.
F
D
ruk nogmaals op toets 5 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
snelheidslimietherkenningssysteem .
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt, om
bruusk accelereren of vertragen van de
auto te voorkomen.
Wijzigen van de ingestelde
afstand tot de voorligger
U kunt kiezen uit drie vaste instellingen voor de
afstand tot de voorligger:
- "Ver " (3 streepjes).
-
"Normaal " (2 streepjes).
-
"Dichtbij" (1 streepje).
Met draaiende motor en de rolknop in de stand
" CRUISE ":
F
D
ruk op toets 6 om het selectiescherm voor
het instellen van de afstand tot de voorligger
weer te geven.
F
D
ruk herhaaldelijk op toets 6 tot de
gewenste instelling verschijnt.
Het selectiescherm sluit na enkele seconden.
Hierna is de wijziging van kracht.
Deze instelling blijft ongeacht de systeemstatus
in het geheugen bewaard, ook na het afzetten
van het contact.
De instelling geldt tevens voor de afstand
waarop de auto ten opzichte van de
voorligger tot stilstand wordt gebracht (met
automatische transmissie EAT6 en EAT8).
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in te trappen.
Tijdens het intrappen van het gaspedaal
stuurt de snelheidsregelaar het
remsysteem niet aan.
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende
om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
verdwijnt de weergave van de ingestelde
snelheid en wordt de melding "Regelaar
onderbroken" weergegeven totdat het
gaspedaal weer wordt losgelaten.
Rijomstandigheden
en bijbehorende
waarschuwingen
Voor de weergave van alle belangrijke
informatie op het instrumentenpaneel is het
noodzakelijk dat u eerst de weergavemodus
"RIJDEN" selecteert.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de, afhankelijk van de rijsituatie,
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
6
Rijden
Page 158 of 320

156
Waarschuwings-
resp. verklikkerlampjeWeergaveBijbehorende meldingAanwijzingen
(grijs) "Pauzestand
snelheidsregelaar"
Systeem gepauzeerd.
Geen voertuig gedetecteerd.
(grijs) "Pauzestand
snelheidsregelaar"
Systeem gepauzeerd.
Er wordt een voertuig gedetecteerd.
(g r o e n) afhankelijk van de geselecteerde
afstand tot de voorligger "Snelheidsregelaar actief"
Functie geactiveerd.
Geen voertuig gedetecteerd.
(g r o e n) afhankelijk van de geselecteerde afstand tot de voorligger "Snelheidsregelaar actief"
Functie geactiveerd.
Er wordt een voertuig gedetecteerd.
of
(g r o e n) "Snelheidsregelaar
onderbroken"
Systeem geactiveerd.
De bestuurder heeft tijdelijk de controle over de auto
overgenomen door het gaspedaal in te trappen.
Rijden
Page 159 of 320

157
70
70
Waarschuwings-
resp. verklikkerlampjeWeergaveBijbehorende meldingAanwijzingen
(g r o e n) +
(o r a n j e) "Neem de controle over" De bestuurder moet de controle over de auto overnemen
door gas te geven of te remmen, afhankelijk van de
situatie.
(g r o e n) +
(rood) "Neem de controle over"
Het systeem kan niet voldoende ingrijpen bij een kritische
situatie (noodstop van de voorligger, plotseling invoegen
van een ander voertuig tussen uw auto en uw voorligger).
De bestuurder moet onmiddellijk de controle over de
auto overnemen.
of
(grijs) (o r a n j e)
"Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt"
Het systeem weigert de regeling uit te voeren.
Raadpleeg voor meer informatie Werkingslimieten
.
Met de automatische transmissie EAT6 – Stopfunctie.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de waarschuwingen en meldingen met betrekking tot het automatisch tot stilstand brengen van de auto door het systeem.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeWeergave Bijbehorende meldingAanwijzingen
of
(grijs)/(groen) afhankelijk van de geselecteerde
en de werkelijke afstand tot de voorligger "Regelaar gepauzeerd"
(gedurende enkele seconden)
Het systeem heeft de auto remmend tot stilstand
gebracht en houdt de auto op zijn plaats.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen om weer
verder te rijden.
De snelheidsregelaar blijft gepauzeerd tot de bestuurder
deze activeert.
6
Rijden
Page 160 of 320

158
Nadat de auto na het remmen volledig tot stilstand is gekomen en de auto voor u vrijwel direct weer wegrijdt, zorgt het systeem er voor dat de auto
geleidelijk wegrijdt. De auto versnelt tot de ingestelde snelheid is bereikt en houdt hierbij de ingestelde veiligheidsafstand aan.
Als het voertuig langer dan 3 seconden stilstaat, drukt u, zodra de verkeersomstandigheden dit toelaten, gewoon op de toets 4 of trapt u het gaspedaal
in om weer weg te rijden. De auto versnelt geleidelijk tot de ingestelde snelheid is bereikt.
Als de auto blijft stilstaan, wordt na ca. vijf minuten automatisch de elektrische parkeerrem aangetrokken. De bestuurder moet dan het gaspedaal
intrappen om weer weg te rijden.
Na het afremmen van de auto waardoor deze tot stilstand is gebracht, zorgt het systeem dat de auto blijft stilstaan; de snelheidsregelaar wordt onderbroken.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen om weg te rijden en ver volgens het systeem heractiveren door toets 2 , 3 of 4 in te drukken. Als de bestuurder
geen actie onderneemt nadat de auto tot stilstand is gekomen, wordt na ongeveer 5 minuten automatisch de elektrische parkeerrem geactiveerd.
Met de automatische transmissie EAT8 – Stop & Go-functie.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeWeergave Bijbehorende meldingAanwijzingen
of
(g r o e n) Automatisch weer wegrijden van de auto binnen 3
seconden nadat de auto tot stilstand is gekomen (indien
de omstandigheden dit toelaten).
of
(g r o e n) Om weer weg te rijden: geef
gas of druk op de toets II
Handmatig weer wegrijden met bevestiging van de
bestuurder wanneer er meer dan 3 seconden zijn
verstreken nadat de auto tot stilstand is gebracht (indien
de omstandigheden dit toelaten): door op de knop 4 te
drukken of het gaspedaal in te trappen.
Rijden