Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2019Pages: 320, PDF Size: 10.22 MB
Page 181 of 320

179
Storing
Als er een storing optreedt bij het
inschakelen van de achteruitversnelling,
gaat op het instrumentenpaneel dit
lampje branden, in combinatie met
de weergave van een melding en een
geluidssignaal (kort piepsignaal).
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Visiopark 1 – Visiopark 2
In het venster links kan de omgeving op
verschillende manieren worden weergegeven:
-
standaardweergave,
-
180°-weergave,
-
i
ngezoomd beeld
Bij een draaiende motor kunnen met deze
systemen weergaven van de directe omgeving
van de auto worden weergegeven op het
touchscreen met behulp van één camera voor
Visiopark 1 en twee camera's voor Visiopark 2. Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld:
links wordt de omgeving weergegeven zoals
die door de camera('s) wordt geregistreerd
en rechts wordt een samengesteld beeld van
bovenaf van de directe omgeving van de auto
weergegeven.
De informatie van de parkeerhulpsensoren
wordt ook weergegeven op het beeld van
bovenaf van de auto.
Standaard is de stand AUTO geactiveerd.
In deze stand kiest het systeem de beste
weergave (standaard of ingezoomd) afhankelijk
van de informatie die door de parkeerhulp
wordt doorgegeven.
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk
gewenst moment de weergave wijzigen.
F
D
ruk op de toets in de hoek linksonder van
het touchscreen.
F
Sel
ecteer een type weergave:
•
"Standaardweergave ",
•
"180°-weergave ",
•
"Ingezoomde weergave ",
•
"AUTO view ".
De weergave wordt onmiddellijk aangepast aan
het geselecteerde type.
De status van de functie wordt niet opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
Werkingsprincipe
Bij Visiopark 2 wordt het beeld samengesteld
door beide camera's, zowel bij het vooruitrijden
als bij het achteruitrijden.
Als de functie wordt geactiveerd, wordt het
bovenaanzicht mogelijk niet weergegeven.
Als
de functie wordt geactiveerd ter wijl de auto
al gereden heeft, wordt het bovenaanzicht
mogelijk wel volledig weergegeven. Dit systeem registreert tijdens het
manoeuvreren bij lage snelheid met één of
twee camera's de omgeving van de auto.
Een beeld van bovenaf van uw auto in
zijn directe omgeving wordt in real time
samengesteld tijdens het manoeuvreren.
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid de
obstakels in de buurt van de auto te zien.
Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto
langere tijd stilstaat.
6
Rijden
Page 182 of 320

180
Dit systeem dient ter ondersteuning van
de bestuurder die zelf echter altijd attent
moet blijven.
De door de camera('s) geproduceerde
beelden kunnen door het reliëf worden
ver vormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende omgevingslicht
kunnen er schaduwzones ontstaan; het beeld
is dan donkerder en minder contrastrijk.
Aanbevelingen over
onderhoud
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
sensoren en camera's niet bedekt raken met
modder, ijs of sneeuw.
Controleer geregeld of de lenzen van de
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een
zachte en droge doek.
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30
centimeter van de camera's en sensoren.
Visiopark 1
Beeld van de camera achter
De bij de kentekenplaatverlichting
gemonteerde camera achter is actief als de
achteruitversnelling is ingeschakeld en de
snelheid niet hoger is dan 10 km/h.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 10
km/h,
-
a
utomatisch, als de achterklep wordt
geopend,
-
a
ls uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog
7
seconden weergegeven),
-
a
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen 1 geven de breedte van
de auto weer met uitgeklapte spiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm
vanaf de achterbumper weer; de twee blauwe
lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1
en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Rijden
Page 183 of 320

181
Ingezoomde weergave
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien
extra informatie over de omgeving van de
auto.
Stand AUTO
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich bevindt ter
hoogte van de rode lijn (minder dan 30 cm
van de auto), wordt dankzij de sensoren in de
achterbumper automatisch overgeschakeld van
de weergave van de omgeving achter de auto
(standaard) naar de weergave van het beeld
van bovenaf (ingezoomd) van de auto.
180°-weergave
Visiopark 2
De auto is voorzien van een in de grille geplaatste
camera vóór en een camera achter die in de buurt
van de kentekenplaatverlichting is geplaatst.
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A
, centraal B
en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het menu voor het veranderen van de
weergave.
6
Rijden
Page 184 of 320

182
Beeld van de camera achter
Als een aanhanger is aangekoppeld of
een fietsendrager is gemonteerd op de
trekhaak, wordt het gebied achter de auto
op het beeld van bovenaf van de auto zwart
weergegeven. De beelden van de omgeving
worden dan uitsluitend samengesteld met
behulp van de camera vóór.
Het systeem wordt automatisch geactiveerd
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 10 km/h,
-
a
ls uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld aan de achterzijde
wordt dan na 7 seconden ver vangen door
het beeld aan de voorzijde),
-
a
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
De verschillende weergaves van de camera achter
komen overeen met de weergaves die beschreven
zijn in het gedeelte over de Visiopark
1.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de Visiopark 1 .
Beeld van de camera's voor en
achter
Bij draaiende motor en een
rijsnelheid van maximaal 20
km/h
kunt u deze functie activeren via
het menu Rijden/Auto van het
touchscreen:
Dankzij deze twee camera's kan het systeem
de nabije omgeving van de auto weergeven
op het touchscreen, waarbij u kunt kiezen uit
een weergave van de omgeving achter de auto
(camera achter), als de achteruitversnelling
is ingeschakeld, en een weergave van de
omgeving vóór de auto (camera vóór), als de
versnellingsbak in de neutraalstand staat of
een vooruitversnelling is ingeschakeld.
F
Sel
ecteer " Panoramacamera ".De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de rijsnelheid hoger wordt
dan ongeveer 30 km/h (het beeld verdwijnt
tijdelijk vanaf een snelheid van 20 km/h),
-
a
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave
Het gebied vóór de auto wordt weergegeven op
het scherm.
De blauwe lijnen 1 geven de breedte van
de auto weer met uitgeklapte spiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De stand AUTO wordt standaard gebruikt, met
een weergave van de omgeving vóór de auto
als de versnellingsbak in de neutraalstand staat
of een vooruitversnelling is ingeschakeld, en
een weergave van de omgeving achter de auto
als de achteruitversnelling is ingeschakeld.
Rijden
Page 185 of 320

183
Ingezoomde weergave
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp voor en achter geeft
bovendien extra informatie over de
omgeving van de auto.
Stand AUTO
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm
vanaf de voorbumper weer; de twee blauwe
lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1
en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de voorzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.Deze stand is standaard geactiveerd.
Als een obstakel wordt genaderd, wordt dankzij
de sensoren in de voorbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de
omgeving vóór de auto (standaard) naar de
weergave van het beeld van bovenaf van de
auto (zoom).180°-weergave
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A
, centraal
B en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door
deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
6
Rijden
Page 186 of 320

184
Park Assist
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp:
het detecteert een parkeerplek en stuurt
ver volgens in de desbetreffende richting om
op deze plek te parkeren ter wijl de bestuurder
de rijrichting controleert, schakelt, gas geeft
en remt.
Om de bestuurder te helpen het verloop van
de parkeermanoeuvre te volgen, schakelt
het systeem automatisch het display van de
Visiopark 1 of Visiopark 2 en de parkeerhulp in.
Dit systeem is een parkeerhulpsysteem
dat echter nooit de alertheid van de
bestuurder kan vervangen.
De bestuurder moet altijd de controle over
de auto hebben. De bestuurder moet altijd
de omgeving van de auto controleren
alvorens een manoeuvre uit te voeren
en er voor zorgen dat er geen obstakels
worden geraakt.
Het systeem voert metingen uit van
beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot de obstakels met behulp van
ultrasone sensoren ingebouwd in de voor- en
achterbumpers van de auto. Het systeem biedt ondersteuning bij de
volgende manoeuvres:
Werking
A.
Parkeren bij inparkeren na fileparkeren.
B. Fileparkeren – uitparkeren
C. Parkeren bij inparkeren na schuin parkeren
F
V
erminder de snelheid van de auto tot
30
km/h of lager als u een parkeerplek
nadert.
Functie activeren
De functie kan worden ingeschakeld
via het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
Selecteer " Park Assist ". Als deze functie is ingeschakeld, is de
dodehoekbewaking niet actief.
Tot het starten van de inrijdmanoeuvre
of het verlaten van de parkeerplek kunt
u op elk gewenst moment op de pijl in de
linkerbovenhoek van de weergegeven pagina
drukken om de functie uit te schakelen.
Type manoeuvre selecteren
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre
op het touchscreen getoond: standaard is dit
na het aanzetten van het contact de pagina
"Inrijden", anders de pagina "Uitrijden".
F
S
electeer het type en de zijde van de
manoeuvre om het zoeken naar een
parkeerplek in te schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op
elk gewenst moment gewijzigd worden,
ook wanneer er naar een beschikbare
parkeerplek wordt gezocht.
Rijden
Page 187 of 320

185
Ter bevestiging van de selectie gaat
dit lampje branden.
Zoeken naar een parkeerplek
F Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30 km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt gestopt
als de afstand tussen de geparkeerde auto's
en uw auto kleiner of groter is. De functie
wordt automatisch uitgeschakeld vanaf een
rijsnelheid van 50 km/h.
Voor "fileparkeren" moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 0,60 m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte
van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn
aan de breedte van uw auto plus 0,70 m.
Als de funtie Park Assist via het menu
Auto /Rijden van het het touchscreen
uitgeschakeld is, wordt deze automatisch
ingeschakeld zodra het systeem
geactiveerd wordt. Wanneer het systeem een beschikbare
parkeerplek vindt, wordt er "
OK" op de
parkeer weergave getoond in combinatie met
een geluidssignaal.
Voorbereiden op de
manoeuvre
F Rijd heel langzaam tot het verzoek wordt weergegeven om de auto tot stilstand te
brengen: " Stop de auto " en het "STOP"-
teken in combinatie met een geluidssignaal. Als de auto is gestopt, verschijnt een
instructiepagina op het scherm.
F
V
olg de instructies om de manoeuvre voor
te bereiden.
Op het scherm verschijnt dit symbool
om te bevestigen dat u de instructies
hebt gevolgd.
De start van de manoeuvre wordt aangeduid
door de weergave van deze pagina, met de
melding " Manoeuvre wordt uitgevoerd " in
combinatie met een geluidssignaal.
Achteruitrijden wordt aangegeven door de
volgende melding: " Ontgrendel het stuurwiel
en rijd achteruit ".
6
Rijden
Page 188 of 320

186
7
5
Visiopark 1 of Visiopark 2 en Park Assist
worden automatisch ingeschakeld, zodat u
de directe omgeving van de auto tijdens de
manoeuvre in de gaten kunt houden.
Tijdens het manoeuvreren
Het systeem neemt de besturing van de auto
over. Het geeft instructies over de richting bij
het starten van parallelle manoeuvres voor het
in- en uitparkeren en voor alle manoeuvres bij
het inparkeren in vakken.
Deze instructies worden weergegeven als een
symbool in combinatie met een melding:
De manoeuvreerstatus wordt aangegeven door
deze symbolen:De aanduidingen van de maximale
snelheidslimiet tijdens de manoeuvres worden
door deze symbolen aangegeven:
" Achteruitrijden "
" Vooruitrijden "
Manoeuvre wordt uitgevoerd
(g r o e n).
Manoeuvre geannuleerd of
beëindigd (rood) (de pijlen geven
aan dat de bestuurder de controle
over de auto moet terugnemen). 7
km/h bij het inrijden van een
parkeerplek.
5 km/h bij het verlaten van een
parkeerplek.
Tijdens een manoeuvre draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen en steek niet uw
handen tussen de spaken van het
stuur wiel. Let op voor werpen die het
draaien van het stuur wiel kunnen hinderen
(wijde kleding, sjaal, das enz.) – Kans op
letsel!
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden, met name het
tegemoetkomend verkeer.
De bestuurder moet controleren dat geen
object of persoon de voortgang van de
auto kan belemmeren.
De beelden van de camera('s) op het
touchscreen kunnen door het reliëf
worden vervormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende
omgevingslicht kunnen er schaduwzones
ontstaan; het beeld is dan donkerder en
minder contrastrijk. De manoeuvre kan op ieder gewenst moment
definitief worden onderbroken, hetzij door
de bestuurder zelf of automatisch door het
systeem.
Door bediening door de bestuurder:
-
d
e controle over de auto terugnemen,
- d e richtingaanwijzers activeren aan de
tegenovergestelde zijde van die van de
manoeuvre,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
h
et contact wordt afgezet,
Onderbreking door het systeem:
-
ov
erschrijding van de snelheidslimiet:
7
km/h bij het inrijden van de parkeerplek en
5 km/h bij het verlaten van de parkeerplek,
-
a
ctivering van de antispinregeling op een
glad wegdek,
-
o
penen van een portier of de achterklep,
-
d
e motor laten afslaan,
-
s
toring in het systeem,
-
n
a 10 manoeuvres om een parkeerplek
parallel aan de rijbaan in te rijden of te
verlaten en na 7 manoeuvres om een
parkeerplek haaks op de rijbaan in te rijden.
Het onderbreken van de manoeuvre schakelt
automatisch de functie uit.
Rijden
Page 189 of 320

187
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven in combinatie met de melding
"Manoeuvre geannuleerd " op het touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de
controle over de auto terug te nemen.
De functie wordt na een paar seconden
uitgeschakeld, dit waarschuwingslampje
gaat uit en de functie keert terug naar
de begin weergave.
Einde van de inparkeer- of
de uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven in combinatie met de melding
" Manoeuvre voltooid " op het touchscreen.
De uitschakeling van de functie
wordt bevestigd door het doven van
dit lampje in combinatie met een
geluidssignaal. Bij het inrijden van een parkeerplek is het
mogelijk dat de bestuurder de manoeuvre moet
voltooien.
Werkingslimieten
- Het systeem kan een ongeschikte
parkeerplek voorstellen (parkeerverbod,
plaats waar werkzaamheden aan het
wegdek worden uitgevoerd, plaats naast
een greppel enz.).
-
H
et systeem kan aangeven dat een
plaats is gevonden, maar vermeldt deze
niet vanwege een vast obstakel aan de
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre;
de auto kan geen traject voor het parkeren
volgen.
-
H
et systeem is niet ontworpen voor het
uitvoeren van parkeermanoeuvres bij
scherpe bochten.
-
H
et systeem detecteert geen
parkeerplekken die veel groter zijn dan
de auto zelf of die begrensd worden door
obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
-
B
epaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd. -
E
en aanrijding aan de voorzijde of achterzijde
van de auto kan de sensorinstellingen
verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem
wordt vastgesteld: afstandsmetingen kunnen
hierdoor incorrect zijn.
- A ls de bagageruimte zwaar beladen is, kan
het aan de achterzijde door veren van de
auto de afstandsmetingen verstoren.
De sensoren en camera('s) van de auto kunnen
negatief worden beïnvloed door:
-
v
erzamelde sneeuw of gevallen bladeren op
het wegdek,
-
sl
echte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval),
-
g
eluidsverstoringen door lawaai van
voertuigen en machines (vrachtwagens,
pneumatische boren, enz.).
Gebruik de functie niet onder de volgende
omgevingsomstandigheden:
-
l
angs een zachte berm (greppel, enz.),
kade of een rand van een afgrond,
-
b
ij een glad wegdek (ijzel enz.).
Gebruik de functie niet bij de aanwezigheid
van een van de volgende storingen:
-
e
en te lage bandenspanning,
-
a
ls een van de bumpers is beschadigd,
-
a
ls een van de camera's defect is,
6
Rijden
Page 190 of 320

188
Gebruik de functie niet bij de aanwezigheid
van een van de volgende wijzigingen:
-
w
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
dakdragers, fietsendrager op de achterklep
e n z .),
-
i
ndien een niet goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is,
-
i
ndien sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
-
i
ndien een noodreservewiel wordt gebruikt,
-
a
ls andere wielen dan de oorspronkelijke
zijn aangebracht,
-
n
a aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming enz.),
-
a
ls de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten een PEUGEOT-dealernetwerk van
het merk,
-
b
ij gebruik van sensoren die niet voor uw
auto zijn goedgekeurd,
Onderhoudstips Storingen
Als de functie niet ingeschakeld
is, knippert het lampje tijdelijk en
klinkt er een geluidssignaal om een
storing in het systeem aan te geven.
Als de storing optreedt tijdens het gebruik van
het systeem, gaat het lampje uit. Als de storing in de parkeersensoren,
die door het branden van dit lampje
wordt aangegeven, tijdens het
gebruik van het systeem optreedt,
dan wordt de functie uitgeschakeld.
Laat in het geval van een storing het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt
dit lampje weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwing.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
-
C
ontroleer regelmatig of de sensoren en
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een
zachte en droge doek.
-
H
oud tijdens het wassen van de auto
met een hogedrukreiniger de spuitmond
op minimaal 30 cm van de sensoren en
camera's.
-
Z
org er bij slecht of winters weer voor dat
de sensoren en camera's niet bedekt raken
met modder, ijs of sneeuw.
Full Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren:
het detecteert een parkeerplek en neemt
ver volgens de controle over de auto van u over
bij het inparkeren.
In combinatie met de automatische transmissie
(EAT8) stuurt het systeem de besturing, de
rijrichting, het gas geven en het remmen aan.
Om de bestuurder te helpen het verloop van
de parkeermanoeuvre te volgen, schakelt het
systeem automatisch de weergave van de
Visiopark 1 of Visiopark 2 en de parkeerhulp in.
Rijden