Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2019Pages: 320, PDF Size: 10.22 MB
Page 231 of 320

229
Overzicht zekeringen
Kast 1Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F1 10 A"Elektrochromatische" spiegels.
F3 5 AAdaptieve 3D-achterlichten.
F4 15 AClaxon.
F5 20 ARuitensproeierpomp achter (SW).
F6 20 ARuitensproeierpomp vóór.
F7 10 AUSB-aansluitingen achter.
F8 20 ARuitenwisser achter (SW).
F10 30 ACentrale vergrendeling.
F11 30 AVergrendeling/ontgrendeling achterklep.
F14 5 ANoodoproep en pechhulpoproep, elektronische eenheid alarmsysteem.
F24 5 AHifi-versterker.
F27 5 ASirene alarmsysteem.
F29 20 ATouchscreen audiosysteem.
F31 15 A12V-aansluiting achter.
F32 15 AAansteker/12V-aansluiting vóór.
8
In geval van pech
Page 232 of 320

230
Kast 2Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F2 10 AVerwarmde buitenspiegels.
F3 40 AImpulsruitbediening vóór.
F4 15 ABedieningspaneel bestuurdersportier, geheugenfunctie elektrisch verstelbare stoelen.
F5 40 AImpulsruitbediening achter.
F6 15 A12V-aansluiting bagageruimte.
F7 30 AStoelverwarming.
F10 20 AServicecentrale trekhaak.
F12 25 AHifi-versterker.
In geval van pech
Page 233 of 320

231
Zekeringkast interieur
Servicecentrale trekhaak.Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringenZekeringnr.Stroomsterkte (A)Functies
F36 30 APanoramisch schuif-/kanteldak.
F37 30 AZonnescherm panoramisch schuif-/kanteldak.
F38 30 AElektrisch verstelbare stoelen.
F39 30 AElektrisch bedienbare achterklep.
F40 25 AExtra verwarming.
Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F36 20 ARemlichten, achteruitrijlichten (aanhanger).
F37 20 AParkeerlichten, richtingaanwijzers (aanhanger).
F38 20 AInterieurverlichting (caravan).
F40 2 AGeluidssignaal (aanhanger). F
M
aak de twee vergrendelingen A los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
8
In geval van pech
Page 234 of 320

232
Zekeringnr.Stroomsterkte (A)Functies
F5 50 ARichtingaanwijzers rechts, parkeerlicht rechtsvoor, remlicht rechts, achteruitrijlicht links, mistverlichting rechts.
F16 20 ADagrijverlichting.
F18 10 AGrootlicht rechts.
F19 10 AGrootlicht links.
F24 40 AServicecentrale trekhaak.
F27 25 ADimlicht rechts, achteruitrijlicht rechts, mistverlichting links, parkeerlicht linksachter, derde remlicht.
F29 40 ARuitenwissers vóór.
F32 80 ADimlicht links, statische bochtverlichting, zijknipperlichten, richtingaanwijzers links, parkeerlicht linksvoor en
rechtsachter, remlicht links, kentekenplaatverlichting.
Overzicht zekeringen
In geval van pech
Page 235 of 320

233
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand- of explosiegevaar
uit te sluiten. Was uw handen als de
werkzaamheden beëindigd zijn.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Pluspool (+).
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-) .
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer altijd eerst of de hulpaccu
een nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
Voor toegang tot de plusklem (+):
F
o
ntgrendel de motorkap door de interne
ontgrendelhendel en vervolgens de externe
veiligheidshaak te activeren.
F
o
pen de motorkap.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
8
In geval van pech
Page 236 of 320

234
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor van de auto met de lege
accu in werking en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de kabels in
omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader. Sluit de kabels nooit aan op
de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F Zet het contact af.
F S chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu. F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst de lader
B uit voordat u de kabels loskoppelt van de
accu A .
In geval van pech
Page 237 of 320

235
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Kans op een explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de accu los. Op deze
manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+) Weer aansluiten van de plusklem (+)
De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na het opnieuw aansluiten van
de accukabels
Na het opnieuw aansluiten van de accukabels
moet u het contact aanzetten en ver volgens
1
minuut wachten alvorens de motor te starten,
om de elektronische systemen te initialiseren.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
F
T
rek hendel A zo ver mogelijk omhoog om
accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
8
In geval van pech
Page 238 of 320

236
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
de
elektronische sleutel,
-
h
et schuif-/kanteldak en het elektrische
zonnescherm;
-
d
e elektrische ruitbediening;
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Slepen van de auto
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het afneembare sleepoog.
Boordgereedschap
Het sleepoog is opgeborgen in een gereedschapskist
onder de vloerplaat van de bagageruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer meer informatie over het
Boordgereedschap .
Slepen van uw auto
Berline
SW F
M
aak het klepje in de voorbumper los door
op de onderkant er van te drukken.
F
V
er wijder het afdekplaatje door dit naar
rechts en ver volgens omlaag te trekken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
Ze
t de versnellingsbak in de
neutraalstand.
Als dit voorschrift niet wordt opgevolgd,
kunnen bepaalde onderdelen (remsysteem,
aandrijving enz.) beschadigd raken en
werkt de rembekrachtiger na het starten
van de motor mogelijk niet meer.
In geval van pech
Page 239 of 320

237
Automatische transmissie: sleep de auto
nooit met de voor wielen op de grond en
afgezette motor.
F
O
ntgrendel het stuur wiel en zet de
parkeerrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt.
Slepen van een andere auto
F Maak het klepje in de achterbumper los
door op de onderkant er van te drukken.
F
T
rek de deksel omlaag.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt. Algemene aanwijzingen
Houd u aan de regels die gelden in het land
waar u zich bevindt.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon
moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
kabels, touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten,
-
a
ls het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te
slepen met draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.
8
In geval van pech
Page 240 of 320

238
Technische gegevens
motoren en
aanhangergewichten
Motor
De technische gegevens van de motor van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in
de commerciële documentatie.Het maximumvermogen komt overeen
met de op de testbank gehomologeerde
waarde, onder de omstandigheden die zijn
vastgelegd in de Europese regelgeving
(richtlijn 1999/99/EG).
Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gewichten en
aanhangergewichten
De gewichten een aanhangergewichten van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs van
uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het
constructeursplaatje.
Raadpleeg voor meer informatie een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats. Het maximaal toelaatbare treingewicht
(GTW) en de aanhangergewichten gelden
tot een hoogte van maximaal 1000 meter.
Het opgegeven aanhangergewicht dient voor
elke extra 1000 meter met 10% te worden
verminderd.
De aanbevolen kogeldruk is het gewicht dat op
de trekhaakkogel mag rusten.
Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
prestaties van de auto minder worden
om de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur meer dan 37°C
bedraagt, moet het treingewicht worden
verminderd.
Het trekken van een aanhanger met een
licht beladen auto heeft een negatieve
invloed op het weggedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft
de auto een langere remweg.
Rijd bij het trekken van een aanhanger
nooit sneller dan 100 km/h (houd u aan de
ter plaatse geldende regels).
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
Technische gegevens