Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2019Pages: 320, PDF Size: 10.22 MB
Page 221 of 320

219
Als na ongeveer 7 minuten de
bandenspanning lager dan 2 bar
blijft, is de band niet te repareren;
neem voor verdere hulp contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
F
Z
et, zodra de gewenste bandenspanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op. Rijd met een gerepareerde band niet meer
dan 200
km; neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om de band te laten ver vangen.
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
In het geval van een lekke band kunt u het wiel
met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande
procedure.
Toegang tot het reservewiel
Het reser vewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Raadpleeg voordat u het reser vewiel gebruikt
de rubriek Boordgereedschap .
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel. Berline
SW
8
In geval van pech
Page 222 of 320

220
Het reservewiel is een "noodreservewiel".
Verwijderen van het reservewiel
F Draai de centrale moer los.
F V erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
F
T
il het reser vewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
F
N
eem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet onder de
vloer van de bagageruimte geplaatst worden.
Verwijderen van het wiel
Wiel met wieldop
Demonteren : ver wijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
ver volgens los te trekken.
Monteren : haal de wielbouten aan en
breng daarna de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel
en druk de wieldop vervolgens rondom
vast met de palm van uw hand.
F
L
eg het wiel in de reser vewielbak.
F
D
raai de moer op de bout een aantal
omwentelingen los.
F
P
laats het bevestigingssysteem (moer en
bout) in het midden van het wiel. SW
F
D
raai de centrale moer voldoende vast om
het reservewiel goed te bevestigen.
F
P
laats de gereedschapskist in het hart van
het wiel en klik de kist vast.
Berline
In geval van pech
Page 223 of 320

221
Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u het
verkeer niet hindert en zorg er voor dat deze
op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan, tenzij deze in
de automatische stand staat; zet het
contact af en schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling in om de wielen te blokkeren.
Trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat; zet het contact
af en selecteer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P om de
wielen te blokkeren.
Controleer of de lampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel constant
branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats indien nodig een wielblok voor af
achter het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok. F
V
er wijder de sierdop van de wielbouten met
het gereedschap 7 (lichtmetalen velgen).
F
Be
vestig dop 2 op wielsleutel 5 en draai de
slotbout een omwenteling los.
F
D
raai de overige wielbouten alleen met
behulp van wielsleutel 5 vast. F P
laats het voetstuk van de krik 6
op de grond,
recht onder een van de twee steunpunten
aan de voorzijde A of achterzijde B. Gebruik
het steunpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
F
D
raai de krik 6 uit tot de kop van de krik
het krikpunt A of B raakt; het contactvlak
van het krikpunt A of B moet correct in
het middelste deel van de kop van de krik
steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
8
In geval van pech
Page 224 of 320

222
Zorg er voor dat de krik stabiel staat.
Op een gladde of losse ondergrond kan
de krik wegglijden of wegzakken – Kans
op letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
steunpunten A of B onder de auto, en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het steunpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik wegzakken
– Kans op letsel!
Monteren van een wiel
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel. Bevestiging van het stalen reser vewiel
of het noodreser vewiel Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen is het normaal dat bij het monteren van
het reser vewiel de ringen van de bouten de
stalen velg of het noodreser vewiel niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt
het conische draagvlak van de bouten dat het
reservewiel stevig vastzit.
F Plaats het wiel op de naaf.
F
D raai de bouten met de hand vast. F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 5 en de
dop 2 handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 5 .
F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw de krik 6 op en ver wijder deze.
F D raai de slotbout geheel vast met de
wielsleutel 5 en de dop 2 .
In geval van pech
Page 225 of 320

223
Na het verwisselen van een wiel
Met een "noodreservewiel"
Het rijden met meer dan één reser vewiel
is verboden.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na nadere
inspectie kan de technicus u vertellen of
de band gerepareerd kan worden of moet
worden vervangen.
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas van
polycarbonaat met een speciale vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers
te voorkomen. Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) monteert
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 5 .
F
B
evestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op.
Doe het volgende:
-
s
chakel bepaalde rijhulpsystemen
(Active Safety Brake, Adaptieve
snelheidsregelaar, enz.) uit, zoals
aangegeven op de sticker op het wiel,
-
r
ijd niet sneller dan de maximaal
toegestane snelheid van 80
km/h.
8
In geval van pech
Page 226 of 320

224
Halogeenlampen
Controleer voor een goede kwaliteit van
de verlichting of de lamp op juiste wijze in
de behuizing is geplaatst.
Verlichting vóór
Uitvoering met "Full LED"-
koplampen
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten/
richtingaanwijzers (LED).
2. Dimlicht (LED).
3. Grootlicht (LED).
4. Statische bochtverlichting (LED).
Raak de "Full LED"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Uitvoering met halogeenkoplampen
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten (LED).
2. Grootlicht (H7).
3. Dimlicht (H7).
4. Richtingaanwijzers (PWY24W).
Openen van de motorkap/toegang tot de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor – Kans op
brandwonden!
Houd rekening met voor werpen of kleding die vlam
kunnen vatten of in de propeller van de motor ventilator
kunnen komen – Gevaar voor beknelling!
Na het ver wisselen van een lamp
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de
beschermkap om er voor te zorgen dat de
lampunit goed wordt afgedicht.
Richtingaanwijzers (uitvoering
met halogeenkoplampen)
Sneller knipperen van het richtingaanwijzer-
lampje (links of rechts) in het instrumenten-
paneel betekent dat één of meerdere
lampen aan die zijde defect zijn.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
D
raai de gloeilamp een kwartslag, trek hem
uit de lamphouder en plaats een nieuwe.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
De amberkleurige lampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
In geval van pech
Page 227 of 320

225
Grootlicht (uitvoering met
halogeenkoplampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
F
T
rek de lamp naar achteren om hem te
verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Dimlicht (uitvoering met
halogeenkoplampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
F
D
uw de veer naar voren en dan naar rechts
om de lamp te verwijderen.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Zijknipperlichten (LED's) Spots in de buitenspiegels (LED's)
Achterlichten
Uitvoering met LED-achterlichten
1.
Richtingaanwijzers (LED).
2. Remlichten (LED).
3. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED).
4. Achteruitrijlichten (P21W).
5. Mistlampen (P21W).
LED: lichtgevende diode.
8
In geval van pech
Page 228 of 320

226
Uitvoering met adaptieve Full
LED 3D-achterlichten
1.Richtingaanwijzers (LED).
2. Remlichten (LED).
3. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED).
4. Achteruitrijlichten (P21W).
5. Mistlampen (P21W).
Achteruitrijlichten/
mistachterlichten.
LED: lichtgevende diode. Deze lampen zijn te ver vangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze,
F
d
raai de gloeilamp een kwartslag, trek hem
uit de lamphouder en plaats een nieuwe.
Voer voor de montage dezelfde handelingen
in
omgekeerde volgorde uit.
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp
kort na het afzetten van het contact
vervangt – Kans op brandwonden!
Achteruitrijlichten
Mistachterlichten
Derde remlicht (LED's)
In geval van pech
Page 229 of 320

227
Kentekenplaatverlichting (LED's)
Een zekering vervangen
Boordgereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de zekeringkast.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing op te sporen en
te (laten) verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te
zetten,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de actuele zekeringtabellen en
schema's. Bij het werken aan een zekering moet u:
F
d
e speciale tang gebruiken om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en moet
u controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
e
en defecte zekering altijd vervangen door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(dezelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan
het elektrische systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
H
aal de tang uit de houder.
F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los. F
O
pen het dashboardkastje.
F
D
ruk op de middelste handgreep van het
deksel van de zekeringkast.
F
B
eweeg het deksel volledig omlaag.
F
H
aal de tang uit de houder. De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de zekeringtabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
8
In geval van pech
Page 230 of 320

228
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw
auto is reeds rekening gehouden met de montage
van zowel de standaarduitrusting als eventuele
opties. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Om toegang tot de zekeringen te krijgen, dient
u dezelfde procedure te volgen als beschreven
in de gereedschapsset voor het ver vangen van
zekeringen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer meer informatie over de toegang tot de
gereedschapsset.
Goed
Defect
Ta n g
In geval van pech