Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2019Pages: 320, PDF Size: 10.22 MB
Page 201 of 320

199
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht bij auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Werking
Wanneer u bij een uitvoering met dieselmotor
een benzinetankpistool in de tankopening
probeert te plaatsen, wordt dit tegengehouden
door een klep. Daardoor blijft het pistool
vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met behulp
van een jerrycan (die dan wel gevuld moet
zijn met diesel) is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze
niet tegen de klep van de tankbeveiliging en
giet voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar het
buitenland afreist om bij het PEUGEOT-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Trekhaak
Gewichtsverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo
dicht mogelijk bij de as en probeer de
maximaal toegestane kogeldruk zo dicht
mogelijk te benaderen zonder deze te
overschrijden.
Maak gebruik van een trekhaak en de
bijbehorende bedrading die zijn goedgekeurd
door PEUGEOT. Wij adviseren de montage
te laten uitvoeren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Belangrijk : bij uitvoeringen met de
handsfree achterklep is het, wanneer er geen
originele PEUGEOT-trekhaak is gemonteerd,
van essentieel belang het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats te
bezoeken om het detectiesysteem opnieuw
te laten configureren - Kans op storingen in
de functie handsfree toegang!
Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld wanneer
een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarom voor elke 1000 m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af.
7
Praktische informatie
Page 202 of 320

200
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of
een bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare achterklep
met de functie handsfree toegang
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij bijvoorbeeld het aan-
of afkoppelen van een aanhanger:
-
s
chakel vooraf deze functie uit via het
configuratiemenu van de auto,
-
o
f houd de elektronische sleutel buiten de
detectiezone als de achterklep gesloten is.
Trekhaak met
wegklapbare kogel
Wanneer de trekhaak niet gebruikt wordt,
kan de kogel worden weggeklapt onder de
achterbumper.
Hier voor is geen gereedschap nodig.
Voordat er handelingen worden verricht,
moet de auto stilstaan met aangetrokken
parkeerrem.
Het gedeelte bij de uitlaatpijp kan heet
worden – Kans op brandwonden!
Auto met elektrisch bedienbare
achterklep met handsfree-functie
Volg om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het trekken
van een aanhanger de adviezen met
betrekking tot de trekhaak in de
desbetreffende rubriek op.
Ontgrendelhandgreep
De kogel wordt vergrendeld in de opbergpositie
(ingeklapt) of de gebruikspositie (uitgeklapt).
De ontgrendelhandgreep bevindt zich achter de
achterbumper en wordt beschermd door een
houder.
Toegang tot de handgreep:
F
B
reng uw hand achter de achterbumper met
uw handpalm naar boven gericht.
F
S
teek uw hand in de houder en pak de
handgreep vast.
Praktische informatie
Page 203 of 320

201
Gebruikspositie
Kogel ontgrendeld:
F
P
ak de kogel vast en draai hem omhoog tot
hij in de verticale stand vergrendeld wordt. De kogel moet altijd ingeklapt worden bij
het gebruik van een hogedrukreiniger.
Houd het uiteinde van de spuitlans op
minimaal 30
cm van de trekhaak.
F
B
eweeg de beschermkap van de
trekhaakaansluiting omhoog en sluit de
stekker van de aanhanger of de drager aan.
F M aak de veiligheidskabel van de aanhanger
vast aan de beugel op de trekhaakkogel.
Opbergpositie
Wanneer de trekhaak niet gebruikt wordt,
wordt geadviseerd de kogel in te klappen.
In het geval van een aanrijding van
achteren kan er door de uitgeklapte
trekhaakkogel meer schade aan de auto
ontstaan. Kogel ontgrendeld en stekker ontkoppeld:
F
P
ak de kogel vast en draai hieraan totdat hij
in de horizontale stand wordt vergrendeld.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats voor
werkzaamheden aan het trekhaaksysteem.
Ontgrendelen van de kogel:
F
T
rek de handgreep stevig omlaag om de
kogel te ontgrendelen.
Zodra u de handgreep loslaat, wordt hij
automatisch in de houder vastgezet. De kogel hangt omlaag aan zijn as.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
7
Praktische informatie
Page 204 of 320

202
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van deze modus
Een melding op het display van het instrumenten-
paneel geeft aan dat de eco-mode is ingeschakeld
en de actieve functies worden in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rijd even met een
snelheid van maximaal 50 km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Oorspronkelijke
bandenmaat Maximale afmeting
van de schakels
215/60 R16 9 mm
215 / 5 5 R17 9 mm
235/45 R18
gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
(met standaard
sneeuwkettingen)
235/40 R19
gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
(met standaard
sneeuwkettingen)
Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 205 of 320

203
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Monteren van allesdragers
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto beschadigd
raakt, is het raadzaam uitsluitend voor uw auto
goedgekeurde allesdragers te gebruiken.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
voor het verkrijgen van deze allesdragers en de
bijbehorende bevestigingselementen.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoor waarden die zijn vermeld
in de handleiding die met de allesdragers is
meegeleverd.
Directe bevestiging op het
dak (Berline)Bevestig de allesdragers uitsluitend
op de vier verankeringspunten op het
dakframe. Deze punten zijn afgedekt door
de portierafdichtingen; breng de afdichting
omhoog voor toegang tot het verankeringspunt.
De bevestigingen van de allesdragers zijn
voorzien van een nok die op de pen van het
verankeringspunt moet worden aangebracht.
Bevestigen op de dakrails
(SW)
U moet de allesdragers bevestigen ter hoogte
van de merktekens op de dakrails.
Vooraan
Achteraan
7
Praktische informatie
Page 206 of 320

204
Max. toegestane daklast verdeeld over de allesdragers,
bij een maximale laadhoogte van 40 cm (m.u.v.
fietsendrager):
-
Berline: 65 kg.
-
SW: 80 kg .
Neem voor meer informatie contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm uw snelheid
aan de rijomstandigheden aan om schade aan de
allesdragers en de verankeringspunten op de auto te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking
tot het ver voeren van voor werpen die langer zijn dan
de auto.
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te voorkomen
dat een van de zijden wordt overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij
het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een grotere
zijwindgevoeligheid en de stabiliteit van de auto
kan door de belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig de bevestiging van de
allesdragers, in elk geval voorafgaand aan elke
reis.
Ver wijder de allesdragers zodra deze niet meer
nodig zijn.
Neem bij gebruik van een dakkoffer contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor het verkrijgen
van bijbehorende bevestigingsonderdelen.
Schuif-/kanteldak
Open het schuif-/kanteldak niet bij gebruik
van de allesdragers – Kans op ernstige
schade!
Drager voor bijvoorbeeld
fietsen
Het bevestigen van een drager aan de
achterklep is niet toegestaan.
Motorkap
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Actieve motorkap .Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak (kans op
brandwonden). Gebruik de beschermde
zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Openen
F In het interieur
: trek de handgreep links
onder het dashboard naar u toe.
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop & Start-systeem
altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap
uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Praktische informatie
Page 207 of 320

205
F Aan de buitenzijde: beweeg de hendel
omhoog en til de motorkap op.
Twee gasdempers openen de motorkap en
houden deze omhoog.
Sluiten
F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F
C
ontroleer of de motorkap goed vergrendeld is.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.
Onder de motorkap
Deze motoren dienen slechts als voorbeeld.
De plaats van de volgende onderdelen kan
verschillen:
-
Luchtfilter.
-
Oliepeilstok.
-
V
uldop motorolie.
-
Handopvoerpomp.
-
Ontluchtingsschroef.
Benzinemotor
Dieselmotor
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir koelvloeistof.
3. Reservoir remvloeistof.
4. Accu/zekeringen.
5. Afzonderlijk massapunt (-).
6. Zekeringkast.
7. Luchtfilter.
8. Oliepeilstok.
9. Olievuldop.
10. Handopvoerpomp*.
11. Ontluchtingsschroef*. Het brandstofcircuit van een dieselmotor
staat onder zeer hoge druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld
in
het onderhoudsschema van de fabrikant.
Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
*
A
fhankelijk van de motoruitvoering.
7
Praktische informatie
Page 208 of 320

206
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen
niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's
met
een motorolieniveaumeter)
of
met de oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhouds-
beurten door olie moet bijvullen. PEUGEOT
adviseert u om elke 5.000 km het olieniveau te
controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30 minuten de juiste waarde
aangeven.
Praktische informatie
Page 209 of 320

207
Verversen van de vloeistof
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het verversingsinterval voor
uw
auto.
Koelvloeistofniveau
Controleer het koelvloeistofniveau
regelmatig. Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Het controleren en bijvullen moet altijd worden
uitgevoerd bij koude motor.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA X" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Ruitensproeiervloeistofniveau
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik
van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Het minimumniveau van het
additief wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding met betrekking tot een te
laag additiefniveau van het roetfilter.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue-niveau
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de AdBlue -
actieradiusindicatoren.
Als er geen AdBlue meer aanwezig is in het
reser voir, kan de motor om wettelijke redenen
niet meer gestart worden. Vul om dit te
voorkomen het reser voir zo snel mogelijk bij.
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MAX" te bevinden. Controleer indien
dit niet het geval is of de remblokken
van uw auto zijn versleten. Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
7
Praktische informatie
Page 210 of 320

208
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue (BlueHDi-
motoren), in het bijzonder met betrekking
tot
het bijvullen.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven,
deze componenten overeenkomstig de
onderhoudsschema van de fabrikant.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk
of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
dit filter twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
dit filter twee keer zo vaak
worden vervangen .
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding over het
risico van verstopping van het filter.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het
minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Praktische informatie