display Peugeot Bipper 2011 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: Bipper, Model: Peugeot Bipper 2011Pages: 180, PDF Size: 5.2 MB
Page 37 of 180

35
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
To egang tot de auto
ALARM
Het alarm bestaat uit:
- een omtrekbeveiliging met sensoren op
de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,
- een interieurbeveiliging,
- een beveiliging tegen opkrikken en
wegslepen,
- een beveiliging bij het plaatsen van een
sleutel in het contactslot.
Het systeem bevat een sirene.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op deze schakelaar om
het alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30 seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.
Uitschakelen met de afstandsbediening
Uitschakelen met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact in de stand
MAR; de identificatie van de sleutelcode
zorgt ervoor dat de sirene stopt.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging en de beveiliging
tegen opkrikken en wegslepen
Gebruiksvoorschrift
Als de sirene per ongeluk afgaat, kunt u
deze snel uitschakelen door de auto met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Druk op deze knop. Het
alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Signalering van inbraakpogingen
Wanneer iemand tijdens uw
afwezigheid heeft geprobeerd
om in te breken in uw auto,
wordt u daar bij terugkomst op
geattendeerd door het knipperen
van het verklikkerlampje van de elektronische
startblokkering of een waarschuwingsmelding
op het display van het instrumentenpaneel.
Druk om de interieurbeveiliging
en de beveiliging tegen opkrikken
en wegslepen uit te schakelen
op de knop op de plafonnier van
de auto. Dit dient u, zolang u wilt
dat deze beveiligingen zijn uitgeschakeld,
telkens nadat u het contact hebt uitgezet te
herhalen.
Page 44 of 180

42
Stuurkolomschakelaars
Koplampen verstellen
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen uitsluitend worden
versteld als het grootlicht of dimlicht is
ingeschakeld.
Druk herhaaldelijk op deze
schakelaars op het dashboard om
de koplampen te verstellen.
Mistlampen
De bediening bevindt zich op het paneel op
het dashboard.
Mistlampen voor en achter
De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
"Follow me home"-verlichting
Doordat het dimlicht tijdelijk blijft branden
na het afzetten van het contact, blijft de
omgeving vóór de auto verlicht en wordt het
uitstappen bij weinig licht vergemakkelijkt.
Inschakelen
Verwijder de contactsleutel of zet deze in de
positie STOP
en trek binnen 2 minuten na
het afzetten van de motor de lichtschakelaar
naar u toe.
Telkens als u aan de lichtschakelaar trekt,
wordt de ingeschakelde verlichtingsduur met
30 seconden verlengd, tot een maximum
van 210 seconden. Als deze ingeschakelde
verlichtingsduur is verstreken, dooft de
verlichting automatisch.
Uitschakelen
Trek de lichtschakelaar naar u toe en houd
deze minimaal 2 seconden vast. De mistlampen vóór werken
in combinatie met de
parkeerverlichting en het dimlicht.
De mistachterlichten werken in
combinatie met het dimlicht.
Druk op een van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen. Als de hendel de eerste
keer wordt bediend, gaat het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er een melding op het
display. Dit controlelampje blijft
branden totdat de functie automatisch wordt
uitgeschakeld. Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
Page 51 of 180

49
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
SCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder te
schakelen om het brandstofverbruik te
reduceren (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak).
Werking
Het systeem geeft uitsluitend
adviezen als u rustig rijdt.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd
zelf verantwoordelijk voor het al dan niet
opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
- U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
- Het systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel in
de vorm van het controlelampje SHIFT
in combinatie met een pijl omhoog bij
een advies om op te schakelen of een
pijl omlaag bij een advies om terug te
schakelen.
In rijsituaties waarin veel van de motor
wordt gevraagd (diep intrappen van
het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen
schakeladvies geven.
*
Afhankelijk van de motoruitvoering.
Page 53 of 180

51
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Starten van de auto
Trap altijd het rempedaal in.
Start de motor; de versnellingsbak wordt
automatisch in de neutraalstand gezet.
De selectiehendel blijft in de stand staan die
was geselecteerd voordat het contact werd
afgezet.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een "N"
en er klinkt een
geluidssignaal wanneer u het rempedaal
loslaat om u erop te attenderen dat een
andere versnelling is ingeschakeld dan is
geselecteerd met de selectiehendel.
Selecteer de eerste versnelling
(selectiehendel naar de +
bewegen) of de
achteruitversnelling (stand R
).
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt "1"
of "R"
.
Zet de handrem vrij.
Laat het rempedaal los en geef gas.
De bij het afzetten van het contact
ingeschakelde stand (AUTO of
handmatig) blijft in het geheugen
opgeslagen tot de motor weer gestart wordt.
Stilstaan - Wegrijden op een helling
Deze versnellingsbak is een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak zonder
koppelingspedaal.
Gebruik om de auto op een helling te
laten staan niet het gaspedaal, maar de
handrem. Wanneer u zich niet aan dit
voorschrift houdt, loopt u het risico dat
de koppeling oververhit raakt en schade
aan de versnellingsbak ontstaat.
Geef bij het wegrijden geleidelijk gas terwijl
u de handrem loszet.
Bij weinig grip is wegrijden in de 2
e
versnelling ook mogelijk (selectiehendel
twee keer richting "+" bewegen).
Automatische stand
Na het starten van de auto kunt u de
automatische stand inschakelen door de
stand A/M
te selecteren.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen
de aanduidingen "AUTO"
en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak functioneert nu in de
auto-actieve stand, zonder tussenkomst van
de bestuurder.
De versnellingsbak kiest voortdurend de
meest geschikte versnelling aan de hand
van de volgende parameters:
- wagensnelheid,
- motortoerental,
- mate waarin het gaspedaal is ingetrapt.
Voor een maximaal comfort en een optimale
versnelling is het raadzaam om het bruusk
intrappen en loslaten van het gaspedaal te
vermijden.
Wanneer u het gaspedaal volledig intrapt,
schakelt de versnellingsbak een lagere
versnelling in voor een snellere acceleratie. Trap het gaspedaal snel en diep in om
snel weg te rijden.
Page 54 of 180

52
Versnellingsbak en stuurwiel
Parkeren van de auto
Houd om de motor af te zetten het
rempedaal ingetrapt en:
- zet de versnellingsbak in de eerste
versnelling of de achteruitversnelling,
- trek de handrem aan om de auto volledig
stil te zetten.
- zet het contact af.
Tijdelijk een andere versnelling kiezen in de
automatische stand
U kunt ook zelf een andere versnelling
kiezen met behulp van de selectiehendel.
Hierdoor wordt de automatische stand niet
uitgeschakeld, maar u kunt wel tijdelijk
gebruikmaken van de functies van de
handgeschakelde stand (bijvoorbeeld om
een auto in te halen).
De aanduiding "AUTO"
blijft op het display
van het instrumentenpaneel staan.
Programma voor zuinig rijden "ECO"
Dit programma vult de automatische
stand aan om het brandstofverbruik te
verminderen.
Druk op de knop E
om het programma te
activeren.
Handmatige stand
Na het gebruik van de automatische stand
kunt u terugkeren naar de handmatige stand
door de stand A/M
nogmaals te selecteren.
De aanduiding "E"
verschijnt
op het display van het
instrumentenpaneel, bij "AUTO"
en de door de versnellingsbak
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak kiest op basis van
de wagensnelheid, het motortoerental
en de mate waarin het gaspedaal is
ingetrapt de optimale versnelling om het
brandstofverbruik te beperken.
Op het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt de
aanduiding "AUTO"
en verschijnt
de ingeschakelde versnelling.
Het is niet nodig om uw voet van het
gaspedaal te nemen om te kunnen
schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als de snelheid van de
auto en het motortoerental dit toestaan. Als
schakelen niet mogelijk is, geeft het systeem
een geluidssignaal.
Als de auto stapvoets rijdt, bijvoorbeeld bij
het naderen van een stopbord of een rood
verkeerslicht, schakelt de versnellingsbak
automatisch terug naar de eerste
versnelling.
Laat het rempedaal los nadat op het
display van het instrumentenpaneel
de aanduiding van de ingeschakelde
versnelling is verdwenen.
Stap nooit uit de auto als de
versnellingsbak in de neutraalstand
staat (stand N
). Als de versnellingsbak in
deze stand staat, klinkt een geluidssignaal
als het contact wordt afgezet (contact in de
stand STOP
).
Page 55 of 180

53
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Resetten
Zet het contact in de stand MAR
.
Binnen 10 seconden moet de ingeschakelde
versnelling op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen.
Als dat niet het geval is, zet dan het contact
in de stand STOP
en wacht tot het display
van het instrumentenpaneel uitgaat.
Zet het contact nogmaals in de stand MAR
. Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding op
het display, duidt dit erop dat de
versnellingsbak op de verkeerde
manier wordt bediend door de bestuurder.
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Laat als het probleem niet is
verholpen het systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de neutraalstand (stand N
).
Zet de selectiehendel alleen in de achteruit
(stand R
) als de auto volledig stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
Wanneer u gelijktijdig het gaspedaal en
het rempedaal intrapt, kan schade aan de
versnellingsbak ontstaan.
Noodloopfunctie - vertraagd wegrijden
Deze procedure moet worden toegepast
als het systeem het intrappen van het
rempedaal niet signaleert of in het geval
van een storing in de versnellingsbak bij het
starten van de motor.
Trap het rempedaal stevig in.
Draai de contactsleutel ten minste
7 seconden in de stand AV V
.
De motor wordt gestart.
Het systeem blijft werken in de
noodloopfunctie: de versnellingsbak gebruikt
de 3
e versnelling als hoogste versnelling en
de automatische stand is niet beschikbaar.
Laat als de motor niet kan worden
gestart het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Storing
Als de auto lang stilstaat met
draaiende motor, is het raadzaam de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N
) te houden.
Als de auto stilstaat met draaiende
motor en de eerste of tweede
versnelling of de achteruitversnelling is
ingeschakeld, selecteert de versnellingsbak
in de volgende gevallen automatisch de
neutraalstand, waarbij een geluidssignaal
klinkt:
- het gas- en/of rempedaal wordt
gedurende 3 minuten niet ingetrapt,
- het rempedaal wordt al 10 minuten
ingetrapt,
- het bestuurdersportier is geopend en het
gas- en/of rempedaal wordt gedurende
1,5 seconde niet ingetrapt,
- storing in de versnellingsbak.
Wanneer uw auto gesleept wordt,
dient u ervoor te zorgen dat de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N
) staat.
Page 57 of 180

55
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
- bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak:
zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat de koppeling los,
- bij een auto met een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak:
houd, terwijl de auto stilstaat, het
rempedaal ingetrapt.
Bijzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de achterruitverwarming is ingeschakeld,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de achteruitversnelling is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadelijke stoffen en het comfort
van totale stilte in het interieur tijdens het
wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"
op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt afgezet: Om te voorkomen dat de motor te
vaak wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem is de hill holder
uitgeschakeld.
Verlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
afgezet.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af en neem de
sleutel uit het contactslot.
Page 58 of 180

56
Versnellingsbak en stuurwiel
Bijzonderheden: automatisch activeren van
de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
- de auto wegrolt op een helling,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de motor ongeveer drie minuten geleden
is afgezet door het Stop & Start-systeem,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten.
Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
wordt de motor in sommige gevallen niet
weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Dit wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met het
knipperen van het verklikkerlampje Service
en het weergeven van een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Als de motor automatisch is gestart
(START-stand) en de bestuurder gedurende
de daaropvolgende drie minuten de auto niet
bedient, zet het systeem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden gestart.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"
gaat uit
en de motor wordt gestart:
- bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak:
trap het
koppelingspedaal volledig in,
- bij een auto met een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak:
●
laat het rempedaal los met de
selectiehendel in de stand A
of M
,
●
of schakel de achteruitversnelling in.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Als in de STOP-stand de
selectiehendel van de gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak in een
andere stand wordt gezet, wordt de motor
weer gestart.
Als de motor bij stilstand op een
helling automatisch wordt afgezet,
moet, aangezien de hill holder uitsluitend bij
draaiende motor werkt, de motor opnieuw
gestart worden en een versnelling worden
ingeschakeld alvorens het rempedaal kan
worden losgelaten.
Page 59 of 180

57
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Uitschakelen
Als u geen concessies wilt doen aan
het thermische comfort, kunt u het
Stop & Start-systeem uitschakelen,
zodat de airconditioning continu blijft
werken.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "S OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Storing
Onderhoud
Bij een storing in het
Stop & Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat
het verklikkerlampje Service
branden en wordt er een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten. Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan
leiden tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële PEUGEOT-dealer
uitvoeren.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en er
wordt een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Page 70 of 180

68
Boordcomputer
BOORDCOMPUTER / CONFIGURATIE - PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Als in het MENU
de optie TRIP B is
geactiveerd:
- Traject B,
- Gemiddeld brandstofverbruik B,
- Gemiddelde snelheid B,
- Reisduur B.
Druk langer dan twee seconden op de toets
MENU ESC
om terug te keren naar het
beginscherm.
Display niveau 1:
- Speed (Geluidssignaal snelheid).
- Hour (Instelling tijd).
- Buzz (Geluidsniveau meldingen).
- Unit (Eenheid).
- Bag p (Airbag passagierszijde).
Raadpleeg de desbetreffende regel van de
tabel configuratie/persoonlijke instellingen
op de volgende bladzijden.
Resetten
Druk langer dan twee seconden op de toets
TRIP
om de weergegeven gegevens te
resetten. Druk op de toets TRIP
op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de volgende
informatie weer te geven:
- Actieradius,
- Traject A,
- Gemiddeld brandstofverbruik A,
- Momenteel brandstofverbruik A,
- Gemiddelde snelheid A,
- Reisduur A.