dashboard Peugeot Bipper 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: Bipper, Model: Peugeot Bipper 2014Pages: 192, PDF Size: 9.72 MB
Page 8 of 192

6
In een oogopslag
Cockpit
1.
Hendel stuurwielverstelling.
2.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
3.
Instrumentenpaneel.
4.
Bediening van de autoradio vanaf het stuurwiel.
Bluetooth handsfree systeem.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Schakelaars snelheidsregelaar.
7.
Versnellingspook.
8.
Parkeerrem.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Bediening buitenspiegels.
11 .
Zekeringkast.
12.
Handmatige koplampverstelling.
13.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Schakelaars ruitbediening.
16.
Voorruitontwaseming.
17.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18.
Contact-/stuurslot.
19.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
20.
Airbag aan passagierszijde.
21.
Toets MENU.
22.
Dashboardkastje.
23.
12V-accessoireaansluiting.
24.
Aansteker.
25.
Asbak.
26.
Bedieningspaneel verwarming / airconditioning.
27.
Autoradio.
Page 9 of 192

7
IN EEN OOGOPSLAG
In een oogopslag
Cockpit
1.
Hendel stuurwielverstelling.
2.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
3.
Instrumentenpaneel.
4.
Bediening van de autoradio vanaf het stuurwiel.
Bluetooth handsfree systeem.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Schakelaars snelheidsregelaar.
7.
Versnellingshendel.
8.
Parkeerrem.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Bediening buitenspiegels.
11 .
Zekeringkast.
12.
Handmatige koplampverstelling.
13.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Schakelaars ruitbediening.
16.
Voorruitontwaseming.
17.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18.
Contact-/stuurslot.
19.
Verstelbare en afsluitbare middelste
luchtroosters.
20.
Airbag aan passagierszijde.
21.
Toets MENU.
22.
Dashboardkastje.
23.
12V-accessoireaansluiting.
24.
Aansteker.
25.
Asbak.
26.
Bedieningspaneel verwarming /
airconditioning.
27.
Autoradio.
Page 29 of 192

27
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Parkeerlichten brandt. dat deze stand handmatig
is geselecteerd. Draai de ring van de lichtschakelaar in de eerste
stand.
Dimlicht
brandt. dat deze stand handmatig
is geselecteerd. Draai de ring van de lichtschakelaar in de
tweede stand.
Grootlicht dat de lichtschakelaar
naar de bestuurder toe is
getrokken. Trek de lichtschakelaar nogmaals naar u toe
om weer van grootlicht naar dimlicht over te
schakelen.
Richtingaanwijzers knippert met
geluidssignaal. een verandering
van richting, via de
bedieningshendel aan de
linkerzijde van het stuurwiel. Naar rechts: hendel omhoog bewegen.
Naar links: hendel omlaag bewegen.
Alarmknipperlichten knippert met
geluidssignaal.
dat de schakelaar van de
alarmknipperlichten is ingedrukt.
Deze schakelaar bevindt zich
centraal op het dashboard. De richtingaanwijzers links en rechts knipperen
gelijktijdig, samen met de bijbehorende
controlelampjes.
Mistlampen vóór brandt. dat de knop op het
dashboard is ingedrukt. Handmatige bediening.
De mistlampen werken alleen als de
parkeerlichten of het dimlicht is ingeschakeld.
Mistachterlichten brandt. dat de knop op het
dashboard is ingedrukt. Handmatige bediening. De mistachterlichten werken
alleen als het dimlicht is ingeschakeld. Bij normaal
zicht mogen de mistachterlichten niet worden
ingeschakeld, hiervoor kunt u een boete krijgen. "Het
mistachterlicht geeft een rood verblindend licht".
Page 31 of 192

29
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Display
weergave
signaleert
Wat te doen
Stop & Start brandt. de activering van de
STOP-stand als de auto
tot stilstand is gekomen. Zodra u wilt wegrijden, gaat het controlelampje
uit en wordt de motor automatisch weer gestart
in de START-stand.
knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. dat de STOP-stand
tijdelijk niet beschikbaar
is of dat de START-
stand automatisch is
geactiveerd. Bijzonderheden m.b.t. de STOP-stand
en START-stand. Rubriek 1, onderwerp
"Versnellingsbak en stuurwiel".
Schakelindicator pijl omhoog.
de mogelijkheid om één
versnelling op te schakelen.
Rubriek 1, onderwerp "Schakelindicator".
pijl omlaag.
de mogelijkheid om één
versnelling terug te schakelen.
Buitentemperatuur
(°C/°F) temperatuuraanduiding
knippert en melding op
display. weersomstandigheden
met kans op gladheid. Wees extra oplettend en rem niet bruusk.
Rubriek 5, onderwerp "Veilgheid tijdens het
rijden".
Datum (JJJJ/MM/DD)
Tijd (UU:MM) instelling:
Datum.
Tijd. een instelling via het menu
"MENU". Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Koplamphoogte afstelling koplampen . stand 0 tot 3, afhankelijk
van de belading van de
auto. Instellen via de knop op het dashboard.
Rubriek 1, onderwerp "Bediening op de
stuurkolom".
Page 33 of 192

31
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIE
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting
kan worden ingesteld als de
parkeerverlichting is ingeschakeld. Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het garantie-
en onderhoudsboekje dat u bij de
aflevering van de auto is overhandigd.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting en van
het bedieningspaneel van de
autoradio in met deze toetsen.
Het display van het instrumentenpaneel
geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant
dat staat vermeld in het garantie- en
onderhoudsboekje. Deze afstand wordt
bepaald op basis van de afgelegde afstand
sinds de vorige onderhoudsbeurt.
Te lage motoroliedruk
Motorolie verouderd/vervuild
(uitsluitend 1.3 HDi 75 pk) Het waarschuwingslampje
blijft branden in combinatie
met een melding op het display van het
instrumentenpaneel als het systeem een te
lage motoroliedruk signaleert.
Het waarschuwingslampje knippert in
combinatie met een melding op het
instrumentenpaneel als het systeem signaleert
dat de motorolie verouderd of vervuild is. Het
knipperen van dit lampje duidt niet op een
storing, maar is voor de bestuurder het signaal
dat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt
moet worden uitgevoerd.
Als de onderhoudsbeurt niet is
uitgevoerd en de veroudering/
vervuiling van de olie een
tweede stadium heeft bereikt, gaat op het
instrumentenpaneel het waarschuwingslampje
van de emissieregeling van de motor branden en
wordt het motortoerental beperkt tot 3000 t/min.
Als de onderhoudsbeurt nog niet uitgevoerd is en
de motorolie de kans krijgt om het derde stadium
van vervuiling/veroudering te bereiken, wordt het
motortoerental beperkt tot 1500 t/min, zodat er
geen motorschade kan ontstaan. Om het ontstaan van motorschade
te voorkomen is het raadzaam
de onderhoudsbeurt zodra het
waarschuwingslampje motorolie begint te
knipperen, zo spoedig mogelijk te laten
uitvoeren.
Stop onmiddellijk: parkeer de auto, zet het contact
af en neem contact op met het PEUGEOT
-netwerk
of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 45 of 192

43
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Stuurkolomschakelaars
Koplampen verstellen
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen uitsluitend worden
versteld als het grootlicht of dimlicht is
ingeschakeld.
Druk herhaaldelijk op deze
schakelaars op het dashboard om
de koplampen te verstellen.
Mistlampen
De bediening bevindt zich op het paneel op
het dashboard.
Mistlampen voor en achter
De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
"Follow me home"-verlichting
Doordat het dimlicht tijdelijk blijft branden
na het afzetten van het contact, blijft de
omgeving vóór de auto verlicht en wordt het
uitstappen bij weinig licht vergemakkelijkt.
Inschakelen
Verwijder de contactsleutel of zet deze in de
positie STOP
en trek binnen 2 minuten na
het afzetten van de motor de lichtschakelaar
naar u toe.
Telkens als u aan de lichtschakelaar trekt,
wordt de ingeschakelde verlichtingsduur met
30 seconden verlengd, tot een maximum
van 210 seconden. Als deze ingeschakelde
verlichtingsduur is verstreken, dooft de
verlichting automatisch.
Uitschakelen
Trek de lichtschakelaar naar u toe en houd
deze minimaal 2 seconden vast. De mistlampen vóór werken
in combinatie met de
parkeerverlichting en het dimlicht.
De mistachterlichten werken in
combinatie met het dimlicht.
Druk op een van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen. Als de hendel de eerste
keer wordt bediend, gaat het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er een melding op het
display. Dit controlelampje blijft
branden totdat de functie automatisch wordt
uitgeschakeld. Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
Page 109 of 192

107
4
ERGONOMIE en COMFORT
Praktische voorzieningen
Rokersset
De rokersset bevindt zich onder aan
de middenconsole en bestaat uit een
aansteker en een asbak.
12V-aansluiting (180 W max.)
De 12V-aansluiting bevindt zich naast de
aansteker.
VOORZIENINGEN VOORIN
Opklapbaar schrijfblad (Bestelwagen)
Het schrijfblad bevindt zich in het midden
van het dashboard. Als het schrijfblad niet
aanwezig is, hebt u de beschikking over een
opbergvak.
Met de klem kunnen documenten in
A5-formaat, vrachtbrieven, enz. worden
vastgezet.
Beweeg het schrijfblad aan de bovenzijde
omhoog om het uit te klappen of omlaag om
het in te klappen.
Opbergvakken in de portieren
Met een uitsparing voor een literfles.
Page 110 of 192

108
Praktische voorzieningen
Zonneklep
Klap de zonneklep omlaag en draai hem
eventueel opzij om verblinding door de zon
te voorkomen.
De zonneklep aan de bestuurderszijde is
geschikt voor het opbergen van tolkaarten,
tickets, ...
De zonneklep aan passagierszijde is
voorzien van een make-upspiegel
(volgens uitvoering).
Dashboardkastje
Trek aan de handgreep om het
dashboardkastje te openen.
Hierin kan een laptop worden opgeborgen.
Bovendien bevat het de boorddocumentatie.
Brillenvakje (Combi)
Aan de bestuurderszijde beschikt u
over een brillenvakje, dat zich boven
het portier bevindt.
Trek in het midden aan het klepje om
het te openen.
Page 118 of 192

11 6
Veiligheid tijdens het rijden
Brake-Assist-System *
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt. Het
Brake-Assist-System maakt onderdeel uit
van het ESP-systeem.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Gebruiksvoorschrift
Dit systeem kan niet door de bestuurder
worden uitgeschakeld.
*
Afhankelijk van het land van bestemming.
STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen
en via het motorkoppel om de auto (binnen
de natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.
Inschakelen
Het ESP-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart
en kan niet worden uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
Als dit controlelampje en het
controlelampje van de toets "ASR
OFF"
gaan branden, in combinatie
met een melding op het display
van het instrumentenpaneel, wijst dit op een
storing in het ESP-systeem. Het systeem
wordt dan automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Antislipregeling (ASR) en
motorkoppelregeling (MSR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen
van de wielen door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wielen en op
het motormanagement.
Het MSR-systeem maakt onderdeel uit
van het ASR-systeem en treedt in werking
als te abrupt wordt geschakeld of als de
aangedreven wielen gaan glijden. Door het
motorkoppel te vergroten zorgt het systeem
ervoor dat de auto stabiel blijft.
Inschakelen
Als de motor wordt gestart, worden deze
systemen automatisch ingeschakeld.
Deze systemen treden in werking als de
auto grip verliest of uit de koers dreigt te
raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond,...) kan het nuttig zijn het ASR-
systeem uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
)
Druk op de toets "ASR OFF"
, die zich in
het midden van het dashboard bevindt.
Als het controlelampje van de toets brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld. In dat geval gaat dit
controlelampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Storing
Page 120 of 192

11 8
Veiligheid tijdens het rijden
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden, neemt de
Intelligent Traction Control
de ASR
-functie
over door de aandrijfkracht over te brengen
op het wiel met de meeste grip, waardoor de
tractie en de bestuurbaarheid optimaal zijn.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is de functie
uitgeschakeld.
Druk op de toets op het dashboard om de
functie in te schakelen; het lampje van de
toets gaat branden.
De functie blijft actief tot ongeveer 30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt de
functie automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje branden.
De functie wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.
Uitschakelen
Druk op de toets op het dashboard om de
functie uit te schakelen. Het lampje gaat uit
en de ASR
is weer actief.
Storing
Dit lampje blijft branden op het
instrumentenpaneel in het geval
van een storing aan de functie.