Peugeot Partner 2020 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2020Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 31 of 260
29
Toegang tot de auto
2detectiezone A, uw hand op de achterzijde
van een van de handgrepen (voorportier,
handbediende schuifdeur of achterdeur).
►
T
rek aan de handgreep om de
desbetreffende deur te openen.
Met achterdeuren / achterklep
► Wanneer u de auto wilt ontgrendelen met de
afstandsbediening in herkenningszone A, veeg
dan met uw hand achter de handgreep langs of
druk op de ontgrendelknop voor de achterklep.
►
T
rek aan de deurhandgreep of open de
achterklep.
Vergrendelen
Let erop dat niets of niemand het
correcte sluiten van de ruiten in de weg
staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich
tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Als uw auto niet is uitgerust met het alarmsysteem, wordt de vergrendeling /
supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2 seconden blijven
branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de
auto worden gelijktijdig de buitenspiegels
ingeklapt.
Met de sleutel
► Steek de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier en draai hem richting
de achterzijde van de auto om de auto te
vergrendelen.
Met de afstandsbediening
► Druk op deze toets om de auto te
vergrendelen.
Als u deze toets ingedrukt houdt, worden de ruiten gesloten (afhankelijk van de
uitvoering van uw auto). Als u de toets loslaat,
stopt de beweging van de ruiten.
Met de Keyless entry and
start op zak
► Druk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A
bevindt, met uw vinger
op de merktekens van een van de voor- of
achterportiergrepen om de auto te vergrendelen.
Page 32 of 260
30
Toegang tot de auto
Met achterdeuren
► Wanneer u de auto wilt vergrendelen, zorg
dan dat de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt en druk op de
vergrendeltoets van de linkerdeur.
Als uw auto wel is uitgerust met een alarmsysteem, dan kunt u de ruiten
sluiten door de vergrendeltoets ingedrukt te
houden. Als u de toets loslaat, stopt de
beweging van de ruiten.
Wanneer de deuren onder het rijden zijn
vergrendeld, kunnen hulpdiensten in
noodgevallen lastig in de auto komen.
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen
nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor korte
tijd, zonder de afstandsbediening mee te
nemen.
Als een portier of deur, of de achterklep niet goed is gesloten (behalve de rechter
achterdeur):
– gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor ,
dit lampje branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele seconden
wordt weergegeven,
–
brandt tijdens het rijden (wagensnelheid
hoger dan 10 km/h) dit verklikkerlampje in
combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die gedurende enkele
seconden wordt weergegeven.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnen- en
buitenportiergrepen niet.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
Met de sleutel
► Draai de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier naar de achterzijde van de
auto om de supervergrendeling in te schakelen.
►
Draai
binnen vijf seconden de sleutel
nogmaals in de richting van de achterzijde.
Met de afstandsbediening
► Druk op deze toets om de
supervergrendeling in te schakelen.
►
Druk daarna binnen 5 seconden na
vergrendeling weer op de toets
.
Afhankelijk van de uitvoering klappen de elektrische buitenspiegels dan
tegelijkertijd automatisch in.
Als uw auto wel is uitgerust met een alarmsysteem, dan kunt u de ruiten
sluiten door de vergrendeltoets ingedrukt te
houden. Als u de toets loslaat, stopt de
beweging van de ruiten.
Met Keyless entry and start met de
afstandsbediening op zak
► Druk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A
bevindt op de merktekens
van een van de voor- of achterportiergrepen om
de auto te vergrendelen.
►
Druk
binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in te
schakelen.
Page 33 of 260
31
Toegang tot de auto
2Met achterdeuren
► Wanneer u de auto wilt vergrendelen, zorg
dan dat de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt en druk op de
vergrendeltoets van de linkerdeur.
►
Druk
binnen 5 seconden nogmaals op de
knop om de supervergrendeling in te schakelen.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening
of elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto,
uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de
sleutelcode naar een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en
de transpondercode uitlezen, waardoor er een
nieuwe sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de
sleutel ontgrendelen/
vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
–
De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem
mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
►
Steek de sleutel in het deurslot.
►
Draai de sleutel in de richting van
de voorzijde/achterzijde om de auto te
ontgrendelen/vergrendelen.
►
Draai de sleutel binnen 5 seconden
nogmaals richting de achterzijde van de auto
om de supervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van de
deur. De sirene stopt als het contact wordt
ingeschakeld.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik deze procedures in de volgende
situaties:
–
Storing in de centrale vergrendeling.
–
Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-
vergrendelingssysteem moet de accu
worden losgekoppeld, zodat de auto volledig
is vergrendeld.
Een deel van de auto vergrendelen
(passagiersdeur vóór / schuifdeur /
achterdeuren)
► Controleer bij auto's met een schuifdeur of
achterdeuren of de elektrische kinderbeveiliging
(waar aanwezig) niet is ingeschakeld.
►
Open de deur
.
Voordeur aan passagierszijde
Page 34 of 260
32
Toegang tot de auto
Schuifdeur
Achterdeuren
► V erwijder de dop op de zijkant van de deur.
►
Steek de geïntegreerde sleutel zonder te
forceren in de opening en draai
het geheel.
►
V
erwijder de sleutel en plaats de dop terug.
►
Sluit de deuren en controleer van buitenaf of
de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen van een deel van
de auto (passagiersportier vóór /
schuifdeur / achterdeuren)
► Gebruik de binnenportiergreep.
of
►
Steek bij auto's met
achterdeuren de
geïntegreerde sleutel in het achterdeurslot (links)
en draai deze.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de werking
van de kinderbeveiliging op een schuifdeur
of de achterdeuren.
De achterklep ontgrendelen
► Steek vanuit het interieur van de auto een
kleine schroevendraaier in opening A
van het
slot om de achterklep te ontgrendelen.
►
V
erplaats de nok naar links.
Als de accu leeg is en uw auto is uitgerust met een achterklep en een
Multi-flexbank, dan kunt u niet in de
laadruimte komen.
Vervang de accu voor toegang.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Bij een storing of wanneer de achterklep
lastig opent en sluit, moet u de auto
onmiddellijk laten nakijken door een
PEUGEOT-dealer of in een gekwalificeerde
werkplaats om te voorkomen dat het
probleem verergert en de achterklep
plotseling dicht valt, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
De batterij vervangen
Als de batterij leeg is, gaat dit waarschuwingslampje branden, samen
met een geluidssignaal en een melding op het
scherm.
Zonder Keyless entry and start ‒
Batterijtype: CR2032 / 3 V.
Met Keyless entry and start ‒
Batterijtype: CR2032 / 3 V.
Page 35 of 260
33
Toegang tot de auto
2► Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en zet de
deksel omhoog.
►
V
erwijder de lege batterij uit de behuizing.
►
Plaats de nieuwe batterij op de juiste manier
(polariteit) en klik het klepje op de behuizing.
►
Synchroniseer de afstandsbediening.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het synchroniseren van de
afstandsbediening .
Gooi de batterijen van de afstandsbediening
niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk
zijn voor het milieu. Lever lege batterijen in bij
een speciaal inzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of bij een
storing in de afstandsbediening moet deze
gesynchroniseerd worden.
Zonder Keyless entry and start
► Schakel het contact uit.
► Zet de sleutel in de stand 2 (contact aan)
.
►
Druk direct gedurende enkele seconden op
de toets met het gesloten hangslot.
►
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te
openen. ►
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.
►
Zet het contact aan door op de
START/
STOP-toets te drukken.
►
Zet de versnellingshendel bij een auto
met
een handgeschakelde versnellingsbak
in de
neutraalstand en druk het koppelingspedaal
volledig in.
►
Bij een auto met een automatische
transmissie: vanuit stand
P, druk op het
rempedaal.
Als de storing na het resetten niet is verholpen,
neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Centrale vergrendeling/
ontgrendeling
Met deze functie kunnen de deuren tegelijkertijd
van binnenuit worden vergrendeld of
ontgrendeld.
Page 36 of 260
34
Toegang tot de auto
Bij vergrendelen/supervergrendelen
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het verklikkerlampje en werkt de toets niet.
►
Als de auto normaal vergrendeld is, trek
dan aan een van de binnenportiergrepen om
de auto te ontgrendelen.
►
Als
de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening, het Keyless
entry and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Handbediende stand
► Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Als één van de portieren is geopend, werkt de centrale vergrendeling van
binnenuit niet. Dit wordt aangegeven door
een mechanisch geluid vanaf de sloten.
Als de achterklep open is, wordt alleen
vergrendelen van de andere portieren
uitgevoerd; het verklikkerlampje van de knop
blijft uit.
Bij het van binnenuit vergrendelen
worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
Dit verklikkerlampje gaat ook uit als één
of meer te openen carrosseriedelen
afzonderlijk worden ontgrendeld.
Automatisch
Deze functie, ook wel carjackbeveiliging
genoemd, vergrendelt de auto automatisch
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de carjackbeveiliging.
De laadruimte vergrendelen/
ontgrendelen
Deze toets werkt niet als de auto van
buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld (met de
sleutel, de afstandsbediening of Keyless entry
and start, afhankelijk van de uitvoering) of als
een van de deuren nog open is.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de sleutel en in het
bijzonder over het programmeren van de
selectieve vergrendeling van de laadruimte.
Handbediende stand
► Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen (het lampje gaat branden)/
ontgrendelen (het lampje gaat uit) met de
volledige ontgrendeling geactiveerd.
►
Druk op deze knop om de laadruimte
te vergrendelen (het lampje gaat branden)/
ontgrendelen (het lampje gaat uit) met de
selectieve ontgrendeling geactiveerd.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Dit lampje gaat uit als één of meer
portieren van de laadruimte worden
ontgrendeld.
Als het contact is afgezet en de auto volledig
is vergrendeld, gaat het lampje uit om te
voorkomen dat de accu erdoor ontladen
raakt.
Page 37 of 260
35
Toegang tot de auto
2Automatische stand
De laadruimte is tijdens het rijden altijd
vergrendeld.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als u de automatische
vergrendelingsfunctie wilt deactiveren.
Carjackbeveiliging
Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en
de achterklep automatisch en gelijktijdig worden
vergrendeld vanaf een wagensnelheid van 10
km/h.
Werking
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren of de achterklep is
geopend.
U zult de vergrendeling horen
"terugspringen", en op het
instrumentenpaneel gaat dit lampje branden, in
combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
Inschakelen/uitschakelen
U kunt de functie desgewenst permanent
inschakelen of uitschakelen.
►
Druk als het contact is aangezet op de
knop van de centrale vergrendeling tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding ter
bevestiging verschijnt.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Vervoer van lange of grote
voorwerpen
Wanneer u wilt rijden met geopende
achterklep, dient u op de schakelaar van
de centrale vergrendeling te drukken om de
portieren te vergrendelen. Wanneer u dit
niet doet, hoort u elke keer dat u de 10 km/h
overschrijdt de vergrendeling 'terugspringen',
met de bijbehorende bovenstaande
waarschuwingen.
Wanneer u nogmaals op de schakelaar van
de centrale vergrendeling drukt, wordt de auto
weer ontgrendeld.
Bij snelheden boven 10 km/h is dit
ontgrendelen slechts tijdelijk.
Achterdeuren
De linker achterdeur gesloten houden bij
geopende rechter achterdeur
Er kan worden gereden met een
geopende rechter deur voor het
vervoeren van lange ladingen.
De linker deur wordt gesloten gehouden door
het kenmerkende gele slot aan de onderzijde
van de deur.
Deze gesloten deur mag niet worden gebruikt
voor het vastzetten van ladingen.
Rijd alleen met een geopende rechter
achterdeur als het niet anders kan. Neem de
wettelijke veiligheidsvoorschriften in acht om
medeweggebruikers op de uitstekende lading
te attenderen.
Page 38 of 260
36
Toegang tot de auto
Openen tot ongeveer 180°
De deurvangers (afhankelijk van de uitvoering)
maken het mogelijk de achterdeuren in een hoek
van ongeveer 90° tot ongeveer 180° te openen.
►
T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Algemene aanbevelingen voor de schuifdeuren
Bedien de deuren uitsluitend bij
stilstaande auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking
van de deuren raden wij u aan om niet met
geopende deuren te rijden.
Controleer voordat u een schuifdeur bedient
altijd of de omstandigheden veilig zijn en
zorg ervoor dat kinderen en huisdieren zich
niet zonder toezicht in de omgeving van de
bedieningsschakelaars van de schuifdeuren
bevinden.
U wordt hieraan herinnerd met een
geluidssignaal, het waarschuwingslampje
"deur open" en een melding op het scherm.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats als u deze
waarschuwing wilt uitschakelen.
Vergrendel de auto als u door een wasstraat
rijdt.
Voorafgaand aan het openen of sluiten
en terwijl de deuren bewegen moet u
controleren of er zich geen personen, dieren
of voorwerpen in het deurframe of in een
andere positie waarbij de beweging wordt
gehinderd bevinden, zowel binnen als buiten
de auto.
Wanneer dit veiligheidsvoorschrift niet in
acht wordt genomen, kan er schade aan
voorwerpen en letsel bij personen ontstaan
wanneer deze tijdens het bewegen van de
deur bekneld raken.
Controleer of het gebied op de vloer vrij
is van voorwerpen die het openen of
sluiten van de schuifdeur in de weg kunnen
staan.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren.
Als u de schuifdeur open wilt houden, moet hij volledig worden geopend, zodat
hij wordt geblokkeerd door het
blokkeersysteem (aan de onderzijde van de
deur).
Deuren en hun obstructie
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd
hier rekening mee wanneer u de auto langs
een muur, een paaltje of een hoge stoeprand
parkeert.
Page 39 of 260
37
Toegang tot de auto
2De achterzijde van een geopende
schuifdeur zal nooit voorbij de
achterbumper van de auto komen.
Op een steile helling
Let goed op wanneer u de deur opent terwijl de
auto op een helling omhoog staat. Het hellende
terrein kan ervoor zorgen dat de deur sneller dan
normaal open gaat.
Als de auto op een steile helling staat, begeleid
de schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.
Als de auto op een helling omlaag staat, dan
blijft de deur mogelijk niet openstaan en kan
zelfs plotseling sluiten, waarbij kans op letsel
is. Houd de deur altijd open om ervoor te zorgen
dat deze niet onverwachts kan sluiten.
Op een steile helling kan het gewicht van
de deur ervoor zorgen dat de deur
beweegt, waardoor hij plotseling opent of
sluit.
Laat de auto niet onbeheerd achter op een
steile helling terwijl een of meerdere deuren
open staan. Wanneer dit veiligheidsvoorschrift
niet in acht wordt genomen, kan er schade
aan voorwerpen en letsel bij personen
ontstaan wanneer deze tijdens het bewegen
van de deur bekneld raken.
Dakklep
De dakklep aan de achterzijde wordt alleen
geleverd in combinatie met achterdeuren.
Openen van de dakklep:
– Beweeg de zwarte handgreep van het
scharnier omhoog.
–
Duw de dakklep voorzichtig naar beneden en
ontgrendel vervolgens de haak.
–
Beweeg de dakklep omhoog.
–
Breng de dakklep voorbij het weerstandspunt
om deze te vergrendelen met de steunen.
Rijd nooit zonder dat de steunen zijn
aangebracht.
Sluiten van de dakklep:
–
Controleer of de steunstang goed is
vergrendeld.
– Beweeg de dakklep omlaag.
– Druk de dakklep omlaag, houd de twee
ringen van de veer vast en plaats de haak in de
behuizing.
–
Beweeg de zwarte handgreep omlaag om de
dakklep te vergrendelen.
W
anneer de dakklep achter is vergrendeld,
zit deze stevig tegen de afdichting, voor een
waterdichte afdichting zonder geluid.
Steunstang
De auto is uitgerust met een steunstang voor het
vervoeren van lange ladingen, na het openen
van de dakklep aan de achterkant.
►
Klap de steunstang terug door de handgreep
omhoog te bewegen.
►
Beweeg deze naar de stijl.
►
Ondersteun lange ladingen die moeten
worden getransport
eerd, til ze op en verplaats de
steunstang met een hand.
►
Zorg dat de stang goed wordt vastgezet door
de handgreep omlaag te drukken voorbij het
weerstandspunt en zet de lading stevig vast.
De zijsteunen kunnen als vasthaakpunten
worden gebruikt.
De achterbumper is versterkt, zodat deze
kan fungeren als opstap om in de auto te
komen.
Bevestig geen ladingen op de dakklep.
Page 40 of 260
38
Toegang tot de auto
Rijd nooit zonder aangebrachte
steunstang.
De achterdeuren kunnen alleen worden
vergrendeld als de steunstang is
aangebracht.
Wanneer de dakklep open is, wees dan
voorzichtig wanneer u op een weg met
hoogtebeperking rijdt.
Laat ladingen nooit direct op de achterdeuren
steunen.
Neem de instructies met betrekking tot het
waarschuwen van andere weggebruikers in
acht.
Gebruik de dakklep alleen bij korte ritten.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene uit
te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
werkzaamheden aan het alarmsysteem
uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Het systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
(zonder scheidingswand)
Het systeem controleert op bewegingen in het
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
(met scheidingswand)
Het systeem controleert alleen de bewegingen in
de cabine.
Het alarm wordt geactiveerd als er een ruit wordt
ingeslagen of iemand de cabine betreedt.
Het alarm wordt niet geactiveerd als iemand de
laadruimte betreedt.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de extra verwarming/
ventilatie.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild of
verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
alarm niet af als de auto wordt
aangestoten of aangereden.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activeren
► Zet de motor af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto met de afstandsbediening
of met het "Keyless entry en start"-systeem.