Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 61 of 348

De essentie
● Al
s het
vervangen wiel niet past in de ruim-
te voor het reservewiel, berg dit dan op veili-
ge wijze op in de kofferbak ›››
pag. 156.
● Controleer de spanning van het wiel dat u
heeft gemont
eerd zo snel mogelijk.
● Bij wagens met bandenspanningsindicatie
moet u de inst
elling wijzigen en opslaan in
de radio/het Easy Connect*-systeem
››› pag. 314.
● Controleer zo snel mogelijk met een mo-
mentsleutel
of het aanhaalmoment van de
wielbouten 140 Nm is. Rijd tot dan uiterst
voorzichtig.
● Vervang het defecte wiel zo snel mogelijk.
Sneeuwkettingen Gebruik Sneeuwkettingen mogen alleen op de voor
-
wi elen
worden gemonteerd.
Controleer of corrigeer na enkele meter zo no-
dig de bevestiging van de sneeuwkettingen,
volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
Let op de maximumsnelheid van 50 km/u
(30 mpu).
Als het gevaar bestaat dat u toch vast komt te
zitten ondanks dat u sneeuwkettingen heeft
gemonteerd, wordt geadviseerd om de anti-
slipregeling op de aangedreven wielen (ASR) in de ESC
›››
pag. 185, De E
SC en ASR
inschakelen/uitschakelen uit te schakelen.
Bij winterse wegomstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen niet alleen de grip, maar
ook het remgedrag.
Het gebruik van sneeuwkettingen is om tech-
nische redenen alleen op bepaalde
velg/band-combinaties toelaatbaar:
215/60 R16Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/55 R17Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/50 R18Kettingen met schakels van max. 15 mm
De overige afmetingen laten geen kettingen toe Als u sneeuwkettingen gebruikt, moet u
ev
ent
ueel g
ebruikte wieldoppen en velgens-
ierringen verwijderen.
Als u over sneeuwvrije trajecten rijdt, de ket-
tingen verwijderen. Anders beïnvloeden ze
de wegligging, beschadigen ze de banden en
zijn ze snel versleten. Noodslepen van de wagen
Slepen Afb. 74
Voorbumper rechts: vastgeschroefd
s l
eepoog. Afb. 75
Achterbumper rechts: vastgeschroefd
s l
eepoog. Sleepogen
M
aak
de s t
ang of kabel vast aan de sleep-
ogen. » 59
Page 62 of 348

De essentie
De sleepogen zitten in de bagageruimte on-
der de l aa
dvloer af
dekking samen met het
wagengereedschap ›››
pag. 87.
Schroef het sleepoog in de schroefdraad
››› afb. 74 of ››› afb. 75 en zet het vast met de
wielsleutel.
Sleepkabel of sleepstang
De sleepstang biedt meer veiligheid en min-
der risico op schade.
De sleepkabel wordt aanbevolen indien er
geen sleepstang is. Hij moet elastisch zijn
om de wagen niet te beschadigen.
Bestuurder van de trekkende wagen
● Pas echt wegrijden, als de kabel strak
staat.
● Ge
bruik de koppeling uiterst voorzichtig bij
het star
ten van de wagen (met schakelbak) of
versnel geleidelijk (met automatische trans-
missie).
Rijstijl
Het afslepen vraagt oefening, in het bijzon-
der bij gebruik van een sleepkabel. Beide be-
stuurders moeten met de bijzonderheden
van het slepen vertrouwd zijn. Ongeoefende
bestuurders moeten hiervan afzien.
Let er bij het rijden steeds op dat er geen on-
geoorloofde trekkrachten en geen schokbe-
lasting ontstaan. Als er over onverharde we- gen wordt gesleept, bestaat het gevaar dat
de bevestigin
gsdelen overbelast raken.
Schakel het contact in zodat de knipperlich-
ten, ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen
werken. Controleer of het stuurwiel ontgren-
deld is en vrij beweegt.
Zet bij wagens met schakelbak de versnel-
lingshendel in de vrijloop. Bij automatische
versnellingsbak de hendel op N.
Om te remmen trapt u het rempedaal goed
in. Bij stilstaande motor werkt de rembekr-
achtiger niet.
De stuurbekrachtiging werkt uitsluitend als
het contact is ingeschakeld en de wagen rolt,
op voorwaarde dat de accu voldoende gela-
den is. Anders moet meer kracht worden uit-
geoefend.
Let erop dat de kabel strak blijft staan.
››› in Inleiding tot thema op pag. 91
››› pag. 90 Starten door aanslepen
Als de motor niet aanslaat, eerst proberen
om de mot
or met
de acc
u van een andere wa-
gen te starten ››› pag. 60. De motor mag en-
kel gestart worden door aanslepen indien het laden van de accu niet werkt. Dit is mogelijk
door gebruik t
e maken van de beweging van
de wielen.
Wagens met benzinemotor mogen alleen
over een kort traject worden aangesleept,
omdat anders onverbrande brandstof in de
katalysator kan komen.
● Schakel de 2e of 3e versnelling in bij stil-
staande wag
en.
● Trap het koppelingspedaal in en houd dit
ingetrapt
.
● Contact inschakelen.
● Laat het koppelingspedaal los zodra beide
wagens
in beweging zijn.
● Zodra de motor aanslaat: koppelingspe-
daal intrap
pen en de versnelling uitschake-
len.
Starthulp
Startkabel
s De startkabels moeten voldoende doorsnede
he
bben.
A ls
de motor niet aanslaat, omdat de accu
ontladen is, kunt u de accu van een andere
wagen voor het starten gebruiken. 60
Page 63 of 348

De essentie
U hebt voor de starthulp st
ar tk
abels volgens
DIN 72553 nodig (zie de gegevens van de ka-
belfabrikant). De doorsnede van de kabel
moet bij wagens met benzinemotor ten min-
ste 25 mm 2
en bij wagens met dieselmotor
ten minste 35 mm 2
bedragen. Let op
● Tus sen de w
agens mag er geen contact be-
staan, anders zou de stroom al kunnen lopen,
als de pluspolen worden verbonden.
● De ontladen accu moet op de juiste wijze op
de elektrisc
he installatie zijn aangesloten. Starthulp: beschrijving
Afb. 76
Verbindingsschema voor wagens zon-
der St
art
-stopsysteem. Afb. 77
Verbindingsschema voor wagens met
Start -
stopsysteem. Startkabels aansluiten
1. Bij beide wagens het contact uitschakelen
››
› .
2. Een uiteinde van de rode
st
arthulpkabel
op de pluspool + van de wagen met de
ontl a
den ac c
u klemmen A
› ›
› afb . 76.
3.
Het andere uiteinde van de rode st
arthulp-
kabel op de pluspool + van de stroomge-
v ende w
agen B klemmen.
4. In wagens zonder start-stopsysteem: een
uit einde
van de
zwart
e startkabel op de
minpool – van de stroomgevende wagen
k l
emmen B
› ›
› afb . 76.
– In wa
gens met start-stopsysteem: een uit-
einde van de zwart
e X startkabel op een
g e
sc
hikt massapunt, een massief metalen
onderdeel van het motorblok of aan het
motorblok zelf klemmen ››› afb. 77 . 5. Sluit het andere uiteinde van de
zwarte
star
tkabel X in de wagen met ontladen
ac c
u aan op een m a
ssief metalen deel
vastgeschroefd aan het motorblok of aan
het motorblok zelf, echter niet in de buurt
van de accu A .
6. Leg de kabels zo, dat ze niet door draaien- de del en in de mot
orruimte k
unnen wor-
den geraakt.
Starten
7. De motor van de stroomgevende wagen start
en en stationair laten draaien.
8. De motor van de wagen met de ontladen accu st
arten en twee tot drie minuten
wachten tot de motor draait.
Startkabels verwijderen
9. Vóór het losmaken van de startkabels het dimlicht - w
anneer dit aan is - uitschake-
len.
10.
In de wagen met de ontladen accu de
aanjager en achterruitverwarming inscha-
kelen, opdat spanningspieken worden af-
gebouwd die ontstaan bij het losmaken.
11.
Kabels bij draaiende motoren verwijderen
in omgekeerde volgorde van het aanslui-
ten.
Let erop dat de klemmen voldoende contact
met het metaal hebben. » 61
Page 64 of 348

De essentie
Als de motor niet aanslaat, na 10 seconden
ophouden met s
tar
ten en daarna na ca. 1 mi-
nuut weer starten. ATTENTIE
● Vol g de w
aarschuwingen op bij werkzaam-
heden in de motorruimte ›››
pag. 300.
● De stroomgevende accu moet dezelfde
spanning (12V) en dez
elfde capaciteit (zie
tekst op de accu) hebben als de lege accu.
Anders bestaat er gevaar voor explosie!
● Voer nooit een starthulp uit als een van de
accu's bevr
oren is – gevaar voor explosie!
Ook wanneer de accu is ontdooid, bestaat er
gevaar voor aantasten van lak en onderdelen
door accuvloeistof dat naar buiten loopt. Be-
vroren accu vervangen.
● Ontstekingsbronnen (open vuur, sigaretten,
enz) zo
ver mogelijk uit de buurt van de accu's
houden. Ontploffingsgevaar!
● Let op de gebruiksaanwijzing van de fabri-
kant v
an de startkabels.
● Minkabel bij de andere wagen niet direct
op de minpool v
an de ontladen accu aanslui-
ten. Door vonkvorming zou het knalgas dat
uit de accu stroomt, kunnen ontsteken - ge-
vaar voor explosie!
● Minkabel bij de andere wagen niet op delen
van het brand
stofsysteem of op de remleidin-
gen vastklemmen.
● De niet-geïsoleerde delen van de pooltan-
gen mogen elkaar niet
raken. Bovendien mag
de op de pluspool van de accu aangesloten kabel niet met elektrisch geleidende delen
van de wag
en in aanr
aking komen - gevaar
voor kortsluiting!
● Kabels zo leggen dat ze niet door draaien-
de delen in de motorruimte k
unnen worden
geraakt.
● Buig u niet over de accu's - u zou verbran-
dingen ku
nnen oplopen! Let op
De wagens mogen elkaar niet aanraken, an-
der s z
ou er al bij de verbinding van de plus-
polen een stroomverbinding zijn. Ruitenwisserbladen vervangen
Ser v
ic e
stand van de ruitenwissers Afb. 78
Ruitenwissers in servicestand. Wanneer de ruitenwissers in de servicestand
s
t
aan, k u
nnen de armen van de wisser omh-
oog worden gezet ››› afb. 78.
● Sluit de motorkap ›››
p
ag. 300.
● Schakel het contact in en vervolgens weer
uit.
● Druk de ruiten
wisserhendel kort omlaag 4 ›››
pag. 26.
V oor d
at u gaat rijden, moet u de wisserarmen
weer omlaag zetten. Door de ruitenwisser-
hendel te bedienen keren de wisserarmen
weer in hun beginstand terug.
››› pag. 90 62
Page 65 of 348

De essentie
Ruitenwisserbladen voor en achter
v er
van
gen Afb. 79
Ruitenwisserbladen voorruit vervan-
g en. Afb. 80
Ruitenwisserblad van achterruit ver-
v an
gen. Optillen en laten zakken van de ruitenwisse-
r
armen
● Zet de ruit
enwissers in servicestand ››› p
ag.
62. ●
Neem de wisser
armen van de ruitenwissers
alleen vast aan het punt waar het wisserblad
bevestigd is.
Ruitenwisserbladen schoonmaken
● Til de ruitenwisserarmen op.
● Verwijder met een zachte doek stof en vuil
van de ruitenw
isserbladen.
● Gebruik bij sterke vervuiling een spons of
een doek ›››
in Ruitenwisserbladen voor en
ac ht
er v
ervangen op pag. 90.
Ruitenwisserbladen van voorruit vervangen
● Borstelhouders optillen en wegklappen.
● Houd de ontgrendelknop ››› afb
. 79 1 in-
g edrukt
en trek
het ruitenwisserblad voor-
zichtig in de richting van de pijl.
● Zet een nieuw wisserblad van dezelfde
len
gte en uitvoering op de wisserarm en
haak het wisserblad in.
● Zet de ruitenwisserarmen opnieuw op de
voorruit.
Ruit
enwisserblad van achterruit vervangen
● Til de ruitenwisserarm omhoog en klap de
arm weg v
an de ruit.
● Roteer het blad iets ››› afb
. 80 (pijl A ).
● Houd de ontgrendelknop 1 ingedrukt en
tr ek het
ruit
enwisserblad in de richting van
de pijl B .●
St eek
een nieu w w
isserblad van dezelfde
lengte en uitvoering in de ruitenwisserarm
achter, in tegenovergestelde richting van de
pijl B tot de wisserblad vastklikt
1 .
● Plaats de ruitenwisserarm opnieuw op de
ac ht
erruit .
››› in Ruitenwisserbladen voor en ach-
ter vervangen op pag. 90
››› pag. 90 63
Page 66 of 348

Vastzetten
Vastzetten
V ei
lig rijden
V ei
lig op weg ATTENTIE
● In dit hoofd s
tuk vindt u belangrijke infor-
matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-
gen om kunnen gaan. De overige belangrijke
informatie die u moet kennen voor uw eigen
veiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-
ders, vindt u ook in de andere hoofdstukken
van uw wagendocumentatie.
● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-
mentatie altijd in uw w
agen ligt. Dit geldt in
het bijzonder wanneer u de wagen aan ande-
ren uitleent of verkoopt. Rijadviezen
V óór elk
e rit Let vóór elke rit op de volgende punten voor
u
w eig
en v
eiligheid en die van uw bijrijders:
– Zorg ervoor dat de verlichting en de knip-
perlichten v
an uw wagen optimaal werken.
– Controleer de bandenspanning. –
Zorg erv
oor dat alle ruiten een helder en
goed zicht naar buiten bieden.
– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit
››› p
ag. 156.
– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-
diening van de ped
alen kan belemmeren.
– Spiegels, voorstoel en hoofdsteun verstel-
len naarg
elang uw lichaamslengte.
– Zorg dat de inzittenden op de achterbank
de hoofdst
eun in gebruiksstand hebben
››› pag. 69.
– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen
naargel
ang hun lichaamslengte te verstel-
len.
– Kinderen beschermen met een geschikt
kinderzitj
e en een op een juiste wijze om-
gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 83.
– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders
erop wijzen de jui
ste zithouding aan te ne-
men ››› pag. 65.
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen. Ook bijrijders
erop wijzen de veilig-
heidsgordel juist om te gespen ››› pag.
70. Wat beïnvloedt de rijveiligheid nega-
tief? Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-
heid voor uz
elf
en uw bijrijders. Als u afgeleid
bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf
en ook andere verkeersdeelnemers in gevaar
››› , om deze reden:
– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.
door uw bijrijder s
of een telefoongesprek.
– Nooit rijden als uw rijvaardigheid is beïn-
vloed (bijv . door medic
ijnen, alcohol,
drugs).
– Verkeersregels en de aangegeven snelhe-
den aanhouden.
– De snelheid altijd aan de weg-, verkeers-
en weersomst
andigheden aanpassen.
– Tijdens lange ritten regelmatig pauzeren -
ten minst
e eens in de twee uur.
– Indien mogelijk niet rijden wanneer u moe
bent of onder tijdsdruk
staat. ATTENTIE
Als u afgeleid bent of uw vermogens aange-
tas t
zijn door een bepaalde omstandigheid,
wordt de kans op ongevallen en verwondin-
gen groter. 64
Page 67 of 348

Veilig rijden
Veiligheidsvoorzieningen Uw veiligheid en de veiligheid van uw bijrij-
ders m
ag u niet
op het spel zetten. Bij een
ongeval kunnen de veiligheidsvoorzieningen
de risico's op lichamelijk letsel reduceren. De
volgende opsomming omvat een deel van de
veiligheidsvoorzieningen in uw SEAT:
● 3-punts gordels;
● gordelbelastingsbegrenzing op de voor-
stoelen en de ac
hterbank (zijkanten),
● gordelspanners aan de voorstoelen;
● frontairbags;
● knieairbags;
● zijairbags in de rugleuningen van de voor-
stoel en;
● hoof
dairbags;
● "ISOFIX"-bevestigingspunten voor kinderzi-
tjes op de
zijzitplaatsen met het systeem
"ISOFIX";
● in hoogte verstelbare hoofdsteunen bij de
voorst
oelen;
● hoofdsteunen achteraan met gebruiks- en
niet-gebruik
sstand.
● verstelbare stuurkolom.
De genoemde v
eiligheidsvoorzieningen wer-
ken samen om u en uw bijrijders in ongeval-
situaties zo goed mogelijk te beschermen.
Deze veiligheidsvoorzieningen zijn u en uw
bijrijders van geen nut als u en uw bijrijders een verkeerde zithouding aannemen of deze
voorzienin
gen niet juist verstellen of gebrui-
ken.
Vastzetten is in ieders belang!
Juiste zithouding van de inzit-
tenden
Juist
e zithouding van de bestuurder Afb. 81
De juiste afstand van de bestuurder
t ot
het s
tuurwiel. Afb. 82
Juiste stand van de hoofdsteun voor
de best uur
der. Voor uw eigen veiligheid en om de kans op li-
c
h
amelijk l
etsel bij een ongeval te vermijden,
raden wij onderstaande aan de bestuurder
aan:
– Stuurwiel zo verstellen dat de afstand tus-
sen stuurw
iel en borstkas ten minste 25 cm
bedraagt ››› afb. 81.
– Bestuurdersstoel zo in lengterichting ver-
stell
en, dat u het gas-, rem- en koppelings-
pedaal met licht gebogen benen geheel
kunt intrappen ››› .
– Zorg ervoor dat u het bovenste gedeelte
van het
st
uurwiel kunt bereiken.
– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijde
van de hoofds
teun in lijn ligt met het bo-
venste gedeelte van uw hoofd ››› afb. 82.
– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug geheel te
gen de rugleuning ligt. »
65
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 68 of 348

Vastzetten
– Vei
ligheid sg
ordel juist omgespen ››› pag.
70.
– Blijf met beide voeten in de voetenruimte
zitten z
odat u altijd de wagen onder contro-
le hebt.
Bestuurdersstoel verstellen ››› pag. 150. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de bestuur-
der kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg
hebben.
● Bestuurdersstoel zo verstellen dat er ten-
minste 25 c
m ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel ››› afb. 81. Als u
dichterbij zit dan 25 cm, kunnen de airbags
geen goede bescherming geven.
● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimale af
stand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● Het stuurwiel tijdens het rijden altijd met
beide handen va
sthouden aan de buitenzijde
van het stuurwiel op kwart over negen. Hier-
door wordt de kans op lichamelijk letsel bij
een airbagactivering gereduceerd.
● Houd het stuurwiel nooit op 12 uur of in
een andere stand (b
ijv. in het midden van het
stuurwiel) vast. In zulke gevallen kunnen bij
activering van de bestuurdersairbag zware
letsels aan uw armen, handen en hoofd wor-
den toegebracht. ●
Om het ris ic
o op lichamelijk letsel voor de
bestuurder bij plotseling remmen of een on-
geval te reduceren, nooit met sterk naar ach-
teren gekantelde rugleuningen rijden! De op-
timale beschermende werking van de airbags
en van de veiligheidsgordel wordt alleen be-
reikt wanneer de rugleuning lichtjes hellend
staat en de bestuurder de veiligheidsgordel
goed heeft omgegespt.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken. Stuurwiel afstellen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 15. ATTENTIE
● Stuurw iel
alleen bij stilstaande wagen af-
stellen - gevaar voor ongelukken!
● Druk de hendel stevig omhoog om ervoor te
zorgen d
at de stand van het stuurwiel niet
per ongeluk wijzigt tijdens het rijden - gevaar
op ongelukken!
● Zorg ervoor dat u het bovenste gedeelte
van het st
uur kunt bereiken en stevig kunt
vastnemen: gevaar op ongelukken!
● Als u het stuurwiel meer richting uw ge-
zicht w
ilt verstellen, beperkt u daarmee de
beschermende werking van de bestuurders-
airbag in geval van een aanrijding. Wees er
zeker van dat het stuurwiel naar het borst-
been is gekeerd. Juiste zithouding van de bijrijder
Voor uw eigen veiligheid en om het gevaar
op lichamelijk
l
etsel bij een ongeval te ver-
mijden, raden wij onderstaande aan de bijrij-
der aan:
– Bijrijdersstoel zover mogelijk naar achteren
versc
huiven ››› .
– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug geheel t e
gen de rugleuning ligt.
– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijde
van de hoofds
teun in lijn ligt met het bo-
venste gedeelte van uw hoofd ››› pag. 68.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
bijrijders s
toel laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
p
ag.
70.
De bijrijdersairbag kan in uitzonderlijke ge-
vallen uitgeschakeld worden ›››
pag. 80.
Bijrijdersstoel verstellen ›››
pag. 150. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de bijrijder
kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg heb-
ben.
● Bijrijdersstoel zo verstellen dat er ten min-
ste 25 cm ruimt
e is tussen uw borstbeen en
het dashboard. Als u dichterbij zit dan 25 cm,
kunnen de airbags geen goede bescherming
geven. 66
Page 69 of 348

Veilig rijden
●
Als u
vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimale afstand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● De voeten tijdens het rijden altijd in de voe-
tenruimte houden - le
g uw voeten nooit op
het dashboard of de stoelen en steek ze nooit
uit het raam! Door een verkeerde zithouding
stelt u zich bij remmen of een aanrijding
bloot aan een verhoogd risico op lichamelijk
letsel. Bij een activering van de airbag kunt u
door een verkeerde zithouding levensgevaar-
lijk gewond raken.
● Om het risico op lichamelijk letsel voor de
bijrijder bij plot
seling remmen of een ongeval
te reduceren, nooit met sterk naar achteren
gekantelde rugleuningen rijden! De optimale
beschermende werking van de airbags en de
veiligheidsgordel wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning lichtjes hellend staat en
de bijrijder de veiligheidsgordel goed heeft
omgegespt. Hoe meer de rugleuning naar
achteren gekanteld is, hoe groter het gevaar
op lichamelijk letsel door een verkeerd gor-
delverloop of verkeerde zithouding!
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken. Juiste zithouding van de passagiers
op de s
t
oel en ac
hterin Om het gevaar op lichamelijk letsel bij plot-
seling remmen of
een on
geval te verminde-
ren, moeten de passagiers op de stoelen
achterin op het volgende letten:
– Ga rechtop zitten.
– Stel de hoofdsteunen in de correcte positie
››› p
ag. 69.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
achterbank
laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
p
ag.
70.
– Een geschikt kinderzitje gebruiken wanneer
u kinderen in de wag
en meeneemt ›››
pag.
83. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de passa-
giers op de bank kan ernstig lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken.
● De optimale beschermende werking van de
veiligheidsg
ordels wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning in een rechte stand staat
en de inzittenden van de wagen de veilig-
heidsgordel goed hebben omgegespt. Zitten
de passagiers op de stoelen achterin niet
rechtop, dan is het gevaar op lichamelijk let- sel door een verkeerd verloop van de veilig-
heidsgor
del
groter. Voorbeelden van een verkeerde zit-
houding
Veiligheidsgordels kunnen alleen bij een
juist
verloop van de gordelband hun optima-
le beschermende werking bieden. Verkeerde
zithoudingen reduceren de beschermende
werking van de veiligheidsgordels aanzien-
lijk en vergroten het risico op lichamelijk let-
sel door een verkeerd verloop van de gordel-
band. Als bestuurder draagt u de verantwoor-
delijkheid voor uzelf, uw bijrijders en in het
bijzonder voor kinderen die u in uw wagen
vervoert.
– Sta nooit toe dat iemand tijdens het rijden
een verk eer
de zithouding inneemt in de
wagen ››› .
Hiern a w
ordt
een aantal verkeerde zithoudin-
gen opgesomd, die voor alle inzittenden van
de wagen gevaarlijk kunnen zijn. Deze op-
somming is niet volledig. Wij willen hiermee
uw aandacht vestigen op dit onderwerp.
Daarom wanneer de wagen in beweging is:
● nooit in de wagen staan,
● nooit op de stoelen staan,
● nooit op de stoelen knielen, »
67
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 70 of 348

Vastzetten
● nooit u
w rugl eu
ning sterk naar achteren
kantelen,
● nooit tegen het dashboard leunen,
● nooit op de achterbank liggen,
● nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten,
● nooit dwar
s op de stoel gaan zitten,
● nooit uit de ramen leunen,
● nooit de voeten in de ruitopeningen hou-
den,
● nooit de voeten op het dashboard leggen,
● nooit de voeten op de zitting leggen,
● nooit iemand in de voetenruimte plaats la-
ten nemen,
● nooit z
onder omgegespte veiligheidsgordel
op een zitpl
aats meerijden,
● nooit iemand in de kofferruimte mee laten
rijden. ATTENTIE
● Elke v erk
eerde zithouding vergroot het risi-
co op ernstig lichamelijk letsel. Door verkeer-
de zithoudingen stellen de inzittenden zich
bloot aan levensgevaarlijke risico's op licha-
melijk letsel wanneer de airbags worden ge-
activeerd en daarbij een inzittende treffen die
een verkeerde zithouding heeft ingenomen.
● Neem vóór het rijden de juiste zithouding
aan en blijf tijdens
het rijden altijd zo zitten.
Vóór elke rit de bijrijders erop wijzen de juiste
zithouding aan te nemen en deze zithouding tijdens het rijden ook aan te houden
››› p
ag.
65, Juiste zithouding van de inzittenden . Juiste stand van de hoofdsteunen
voorin
Afb. 83
Juist afgestelde stand van de hoofd-
s t
eu n,
van voren en opzij gezien. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 13.
De juiste stand van de hoofdsteunen maakt
een belangrijk deel uit van de bescherming
van de inzittenden en kan verwondingen
voorkomen in de meeste ongevalssituaties.
● Stel de hoofdsteun zo in dat de bovenzijde
ervan minimaal
op ooghoogte ligt. De beste
stand is echter op gelijke hoogte met de bo-
venzijde van uw hoofd ››› afb. 83. ATTENTIE
● Rijden met v er
wijderde of niet juist afge-
stelde hoofdsteunen verhoogt het risico op
zwaar lichamelijk letsel. Het verkeerd afstel-
len van de hoofdsteunen kan leiden tot fatale
letsels bij ongeval en verhoogt het risico op
letsels bij bruusk remmen of onverwachte
manoeuvres.
● De hoofdsteunen moeten altijd de juiste
stand hebben n
aargelang de lichaamslengte
van de inzittenden. 68