TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 221 of 522

Als het systeem de remmen vasthoudt,
gaat het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking (geel) branden.
Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake Hold-systeem
is ingeschakeld, wordt het systeem
uitgeschakeld en gaat het controlelampje
voor de stand-bystand van het Brake
Hold-systeem uit. Wanneer een van deze
omstandigheden zich voordoet terwijl het
systeem de remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op hetmulti-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem uitgaat. (→Blz. 216)
Wanneer een controle door uw
Toyota-dealer nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Fault Depress Brake to
Deactivate Visit Your Dealer” (Storing
Brake Hold. Trap rem in om te
deactiveren. Laat auto bij dealer
controleren) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2 Rijprocedures
219
4
Rijden
Page 222 of 522

Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 445
WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
auto in een dergelijke situatie mogelijk
niet stilhouden.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 223) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en uitgeschakeld.
(Wanneer het contact AAN staat.)
2De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
3De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan branden.
4.2 Rijprocedures
220
Page 223 of 522

Inschakelen van het grootlicht
1Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT staat.Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
• Het contact wordt AAN gezet.
• De lichtschakelaar wordt
ingeschakeld.
• U trekt de lichtschakelaar naar u toe
en laat hem los.
Draaiknop koplampverstelling (indien
aanwezig)
De koplamphoogte kan worden
afgestemd op het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading.
1Verhogen van de koplamphoogte
2Verlagen van de koplamphoogte
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Stand knop
Inzittenden Hoeveelheid bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder en voorpassagier Geen 0
Alle zitplaatsen bezet Geen 1,5
Alle zitplaatsen bezet Maximale belading 2
Bestuurder Maximale belading 3,5
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
221
4
Rijden
Page 224 of 522

Adaptive Front Lighting-systeem (AFS)
(indien aanwezig)
Het Adaptive Front Lighting-systeem
zorgt voor uitstekend zicht bij kruisingen
en in bochten door de lichtbundel van de
koplampen automatisch in de gewenste
rijrichting te verstellen op basis van de
rijsnelheid en de hoek waarover de
voorwielen verdraaid worden.
AFS werkt bij een snelheid van 10 km/h
of hoger.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in de
stand
ofstaat: De
koplampen en mistlampen voor
(indien aanwezig) worden
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: Alle verlichting wordt
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar eenmaal in de stand
en daarna weer in de standof.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding als het contact UIT of in stand
ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling (auto's zonder
draaiknop koplampverstelling)
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Onder de volgende omstandigheden
gaat de overige verlichting na
20 minuten automatisch uit om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt:
• De koplampen en/of achterlichten
branden.
• Het contact wordt in stand ACC of UIT
gezet.
• De lichtschakelaar staat in stand
of.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
222
Page 225 of 522

Deze functie wordt onder de volgende
omstandigheden uitgeschakeld:
• Wanneer het contact AAN wordt
gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend.
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 503)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
4.3.2 Automatic High Beam*
*: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
maakt gebruik van een ingebouwde
camera voor om de helderheid van
bijvoorbeeld de straatverlichting en de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers te meten, en schakelt
indien nodig automatisch het grootlicht
in of uit.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig, houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem
1. Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
ofstaat.
2. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
de koplampen automatisch worden
ingeschakeld om aan te geven dat het
systeem is ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
223
4
Rijden
Page 226 of 522

Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Dimlicht inschakelen
Trek de hendel naar u toe, zodat deze in
de oorspronkelijke stand terugkomt.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Duw de hendel van u af om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.Grootlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic High
Beam-systeem dooft en het controlelampje
van het grootlicht gaat branden.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Voorwaarden voor het automatisch in-
of uitschakelen van het grootlicht
• Als aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan, wordt het
grootlicht automatisch ingeschakeld
(na ongeveer 1 seconde):
– De rijsnelheid is hoger dan
ongeveer 40 km/h.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
– Er zijn geen tegenliggers of
voorliggers met ingeschakelde
koplampen of achterlichten.
– Er bevinden zich weinig
straatlantaarns op de weg voor u.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
224
Page 227 of 522

• Als aan een van onderstaande
voorwaarden is voldaan, wordt het
grootlicht automatisch uitgeschakeld:
– De rijsnelheid wordt lager dan
ongeveer 30 km/h.
– Het gebied voor de auto is verlicht.
– Tegenliggers of voorliggers hebben
de koplampen of achterlichten
ingeschakeld.
– Er bevinden zich veel
straatlantaarns op de weg voor u.
Detectie-informatie camera voor
• In de volgende situaties wordt het
grootlicht mogelijk niet automatisch
uitgeschakeld:
– Als plotseling een tegenligger uit
een bocht opdoemt
– Als plotseling een andere auto voor
de eigen auto invoegt
–
Als tegenliggers of voorliggers aan het
zicht zijn onttrokken als gevolg van
een reeks bochten, wegafscheidingen
of bomen langs de weg
– Wanneer tegenliggers opdoemen
uit de rechter tegemoetkomende
rijstrook op een brede weg
– Wanneer er tegenliggers of
voorliggers met uitgeschakelde
verlichting zijn
• Het grootlicht wordt mogelijk
uitgeschakeld als een tegenligger
wordt gesignaleerd die zijn
mistlampen aan heeft terwijl zijn
koplampen uit zijn.
•
Door de aanwezigheid van huisverli-
chting, straatverlichting, verkeerslichten
of verlichte billboards of verkeersborden
wordt mogelijk geschakeld van
grootlicht naar dimlicht of blijft het
dimlicht mogelijk ingeschakeld.
• De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het
in- of uitschakelen van het grootlicht:
– De helderheid van koplampen,
mistlampen en achterlichten van
tegenliggers en voorliggers
– De beweging en richting van
tegenliggers en voorliggers
– Als de verlichting van eentegenligger of voorligger slechts
aan één kant werkt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)
– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage
• Het grootlicht kan op voor de
bestuurder onverwachte momenten
worden in- en uitgeschakeld.
• Fietsen of vergelijkbare objecten
worden mogelijk niet gesignaleerd.
•
In de onderstaande situaties kan het
systeem de helderheid van het omge-
vingslicht mogelijk niet juist signaleren.
Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk
branden of zorgt het grootlicht mogelijk
voor problemen bij voetgangers, tegen-
liggers of voorliggers of anderen. In
dergelijke gevallen moet handmatig
worden geschakeld tussen grootlicht en
dimlicht.
– Bij slecht weer (regen, sneeuw, mist,
zandstormen, enz.)
– Het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door damp, wasem, ijs,
vuil, enz.
– De voorruit is gebarsten of
beschadigd.
– De camera voor is vervormd of vuil.
– De temperatuur van de camera voor
is extreem hoog.
– De helderheid van het
omgevingslicht komt overeen met
die van koplampen, achterlichten of
mistlampen.
– Tegenliggers hebben de koplampen
niet ingeschakeld of de koplampen
zijn vuil, hebben een andere kleur of
zijn niet correct afgesteld.
– In gebieden waar lichte en donkere
stukken elkaar afwisselen.
– Als geregeld en herhaaldelijk over
stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een
slecht of oneffen wegdek (zoals
klinkerwegen en zandwegen).
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
225
4
Rijden
Page 228 of 522

– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Er bevindt zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een spiegel, voor de
auto.
– De achterzijde van een voorligger is
sterk spiegelend, zoals een
container op een truck.
– De koplampen van de auto zijn
beschadigd of vuil.
– De auto helt naar één kant over
door bijvoorbeeld een lekke band of
ligt aan de achterzijde wat lager
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld.
– Er wordt herhaaldelijk en op een
abnormale manier geschakeld
tussen dimlicht en grootlicht.
– De bestuurder meent dat andere
bestuurders of voetgangers last
hebben van het grootlicht.
Als “Headlight System Malfunction.
Visit Your Dealer.” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.4.3.3 Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitstekend
zicht bij ongunstige rijomstandigheden,
zoals bij regen of mist.
Bedieningsinstructies
Schakelaar mistachterlicht
1Schakelt het mistachterlicht uit
2Schakelt het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt het mistachterlicht
uitgeschakeld.
Schakelaar mistlampen voor/mistachterlicht
1Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht uit
2Schakelt de mistlampen voor in
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
226
Page 229 of 522

3Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt
losgelaten, keert de ring terug naar
de stand
.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt alleen het
mistachterlicht uitgeschakeld.
Mistlampen kunnen worden gebruikt
als
Auto's met schakelaar mistachterlicht
De koplampen zijn ingeschakeld.
Auto's met schakelaar mistlampen voor en
mistachterlicht
Mistlampen voor: De koplampen of
parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De mistlampen voor zijn
ingeschakeld.
4.3.4 Ruitenwissers en
-sproeiers
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de hendel
te bedienen
werken de ruitenwissers en -sproeiers als
volgt:
1Stand AUTO
2Lage snelheid ruitenwissers
3Hoge snelheid ruitenwissers
4Enkele slag
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch wanneer de
sensor signaleert dat het regent. De
wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid neerslag
en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de gevoeligheid
van de sensor als volgt worden inges-
teld door de schakelaarring te draaien.
5Verhoogt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
6Verlaagt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
7Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking. De ruitenwissers maken
automatisch een aantal
wisbewegingen nadat de sproeier in
werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de
koplampen aan zijn en u de hendel
naar u toe getrokken houdt, werken
de koplampsproeiers één keer.
6
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
227
4
Rijden
Page 230 of 522

Daarna werken de koplampsproeiers
elke vijfde keer dat u de hendel naar u
toe trekt.
De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Effecten van de rijsnelheid op de
ruitenwisserwerking
Ook voor de andere standen zal, net als
voor de stand AUTO, de tijd tot de enkele
slag om de laatste druppels te
verwijderen na het gebruik van de
ruitensproeier veranderen afhankelijk
van de rijsnelheid.
Regensensor
• De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de
voorruit valt of als er insecten o.i.d. op
de voorruit zitten.
• Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO wordt gezet terwijl het
contact AAN is, maken de
ruitenwissers één wisbeweging om
aan te geven dat de stand AUTO is
ingeschakeld.
• Als de temperatuur van de
regensensor 90°C of hoger is, of -15°C
of lager, werkt de automatische
functie mogelijk niet. Zet de
ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.Als er geen vloeistof uit de
ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en
controleer als dat het geval is of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van
ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de
ruitensproeiervloeistof pas wanneer de
voorruit warm is. De vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en zo
het zicht belemmeren. Dit kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO
De ruitenwissers voor kunnen
onverwacht in werking treden als de
sensor wordt aangeraakt of als de
voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in
de stand AUTO staan. Let erop dat uw
vingers enz. niet bekneld raken als de
ruitenwissers in werking treden.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de
voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Als er geen ruitensproeiervloeistof uit
de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd
naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
228