sensor TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2021, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2021Pages: 750, PDF Size: 118.53 MB
Page 327 of 750

3264-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
COROLLA_TMUK_EE
4-3.Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Bedien de schakelaar   om de 
verlichting als volgt in te schakelen:
1  De koplampen, de dagrijver-
lichting ( →Blz. 326) en alle verlich-
ting die hieronder genoemd is, 
worden automatisch in- en uitge-
schakeld.
2  De parkeerlichten voor, achter-
lichten, kentekenplaat- en dash-
boardverlichting gaan branden.
3  De koplampen en alle hierbo-
ven genoemde lichten gaan bran-
den.
■De AUTO-modus kan worden gebruikt 
als
Het contact AAN staat.
■Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te 
maken voor andere weggebruikers, wordt de 
dagrijverlichting autom atisch ingeschakeld 
als de motor wordt gestart en de parkeerrem 
wordt gedeactiveerd met de lichtschakelaar 
in de stand  . (Brandt helderder dan de 
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is niet 
ontworpen voor gebruik in het donker.
■Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in negatieve 
zin beïnvloed worden als er iets over de sen-
sor heen geplaatst wordt of als er iets op de 
ruit wordt aangebracht waardoor de sensor 
wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste 
manier de hoeveelheid  omgevingslicht signa-
leren, waardoor het automatische koplamp-
systeem mogelijk onjuist functioneert.
■Automatisch uitschakelsysteem ver-
lichting
●Wanneer de lichtschakelaar in de stand 
 of   staat: De koplampen en mist-
lampen voor (indien aanwezig) worden 
automatisch uitgeschak eld als het contact 
in stand ACC of UIT wordt gezet en het 
bestuurdersportier wordt geopend.
●Wanneer de lichtschakelaar in stand   
staat: De koplampen en alle overige ver-
lichting worden automat isch uitgeschakeld 
als het contact in stand ACC of UIT staat 
en het bestuurdersportier geopend wordt.
Zet, om de verlichting w eer in te schakelen, 
het contact AAN of zet de lichtschakelaar een 
keer in stand OFF en daarna terug in stand 
 of  .
■Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als  het contact UIT of in 
stand ACC wordt gezet en het bestuurders-
portier wordt geopend terwijl de verlichting is 
ingeschakeld.
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig 
of automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 326  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 330 of 750

329
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
COROLLA_TMUK_EE 
Wagon (auto's met achterruitenwis-
ser)
*: Indien aanwezig
1
Druk de Automatic High 
Beam-schakelaar in.
Aantal inzittenden en 
hoeveelheid bagage
Stand knop
InzittendenHoeveelheid 
bagage
BestuurderGeen0
Bestuurder 
en voorpas-
sagier
Geen0
Alle zitplaat-
sen bezetGeen1,5
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale 
belading2,5
BestuurderMaximale 
belading3,5
Automatic High 
Beam-systeem*
Het Automatic High Beam-sys-
teem gebruikt een camerasensor 
aan de bovenzijde van de voorruit 
om de helderheid van de verlich-
ting van tegenliggers en voorlig-
gers, straatverlichting, enz. te 
beoordelen en schakelt, indien 
nodig, het grootlicht automatisch 
in en uit.
WAARSCHUWING
■Beperkingen van het Automatic High 
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het Automatic 
High Beam-systeem. Rijd altijd voorzichtig 
en houd hierbij de omgeving in de gaten 
en schakel indien nodig handmatig het 
grootlicht in of uit.
■Voorkomen van onjuiste werking van 
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic 
High Beam-systeem
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 329  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 331 of 750

3304-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
COROLLA_TMUK_EE
2 Duw de hendel van u af terwijl de 
lichtschakelaar in de stand   of 
 staat.
Het controlelampje van het Automatic High 
Beam-systeem gaat branden als het sys-
teem werkt.
■Voorwaarden voor het automatisch in- 
en uitschakelen van het grootlicht
●Als aan alle onderstaande voorwaarden 
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld (na ongeveer 1 
seconde):
• De rijsnelheid is ongeveer 40 km/h of  hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers  met ingeschakelde koplampen of achter-
lichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op  de weg voor u.
●Als aan een van onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, wordt het grootlicht 
automatisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 30  km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers of voorliggers hebben de  koplampen of achterli chten ingeschakeld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op  de weg voor u.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt het groot-
licht mogelijk niet automatisch uitgescha-
keld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht  opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de  eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers niet kunnen  worden gesignaleerd als gevolg van een 
reeks bochten, wegafscheidingen of 
bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen in de  rechter tegemoetkomende rijstrook op een 
brede weg
• Wanneer de verlichting van tegenliggers of  voorliggers niet is ingeschakeld
●Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld 
als een tegenligger wordt gesignaleerd die 
zijn mistlampen aan heeft terwijl de kop-
lampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlichting, 
straatverlichting, verkeerslichten of ver-
lichte billboards en andere reflecterende 
objecten wordt mogelijk geschakeld van 
grootlicht naar dimlicht  of blijft het dimlicht 
mogelijk ingeschakeld.
●De volgende factoren kunnen van invloed 
zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlampen  en achterlichten van tegenliggers en voor-
liggers
• De beweging en richting van tegenliggers  en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of  voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voer- tuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercen- tage, bochten, toestand van het wegdek, 
enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid  bagage in de auto
●Het grootlicht wordt mogelijk onverwacht 
in- of uitgeschakeld.
●Fietsen of vergelijkbare voertuigen worden 
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het systeem 
de helderheid van het omgevingslicht 
mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blij-
ven de dimlichten mogelijk branden of gaat 
het grootlicht knipperen of worden voet-
gangers, tegenliggers of voorliggers ver-
blind. Als dat het geval is, moet handmatig 
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 330  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 332 of 750

331
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
COROLLA_TMUK_EE geschakeld worden tussen grootlicht en 
dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval,  mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt belem- merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasensor  extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevingslicht  overeenkomt met die van koplampen, ach-
terlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van  tegenliggers of voorli ggers zijn uitgescha-
keld, vuil zijn, een andere kleur hebben of 
niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,  sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk- ken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaal delijk over stij-
gende en dalende wegen wordt gereden, 
of over wegen met een slecht of oneffen 
wegdek (zoals klinkerwegen, grindwegen, 
enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch- tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een st erk spiegelend voorwerp, 
zoals een verkeersbord of spiegel, voor de 
auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk  spiegelend is, zoals een container op een 
truck
• Als de koplampen van de auto beschadigd  of vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto naar één kant overhelt door bij- voorbeeld een lekke band, of aan de ach-
terzijde wat lager ligt doordat een 
aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier  wordt geschakeld tussen grootlicht en dim-
licht
• Als de bestuurder meent dat het grootlicht  mogelijk knippert of voetgangers of andere 
bestuurders verblindt
■Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke 
stand.
Het controlelampje van het Automatic High 
Beam-systeem dooft.
Duw de hendel van u af om het Automatic 
High Beam-systeem weer in te schakelen.
■Grootlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-schake-
laar in.
Het controlelampje van het Automatic High 
Beam-systeem dooft en het controlelampje 
van het grootlicht gaat branden.
Druk de schakelaar in om het Automatic 
High Beam-systeem weer in te schakelen.
Handmatig in- en uitschakelen 
van het grootlicht
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 331  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 333 of 750

3324-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
COROLLA_TMUK_EE
*: Indien aanwezig
 Past de helderheid en het verlichte 
gebied van het grootlicht aan op 
basis van de rijsnelheid.
 Past de intensiteit van het grootlicht 
tijdens het rijden in bochten aan, 
zodat het gebied in de richting 
waarin de auto draait helderder 
wordt verlicht dan andere gebieden.
 Regelt het variabel afgeschermde 
grootlicht zo, dat het gebied rond 
tegenliggers en voorliggers gedeel-
telijk niet wordt verlicht terwijl andere 
gebieden wel verlicht worden door 
het grootlicht.
Het variabel afgeschermde grootlicht helpt 
het zicht naar voren te verbeteren terwijl 
tegenliggers en voorliggers minder worden 
verblind.
Past het stralingsbereik van de dim-
lichten aan in overeenstemming met 
de afstand tot een voorligger.
1 Druk op de schakelaar van het 
Adaptive High Beam-systeem.
2 Duw de hendel van u af terwijl de 
lichtschakelaar in de stand   of 
 staat.
AHS (Adaptive High 
Beam-systeem)*
Het Adaptive Hi gh Beam-systeem 
gebruikt een camerasensor aan de 
bovenzijde van de voorruit om de 
helderheid van de verlichting van 
tegenliggers en voorliggers, 
straatverlichting, enz. te beoorde-
len en, indien nodig, automatisch 
de verspreiding van het licht van 
de koplampen te regelen.
WAARSCHUWING
■Beperkingen van het Adaptive High 
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het Adaptive 
High Beam-systeem. Rijd altijd voorzichtig 
en houd hierbij de omgeving in de gaten 
en schakel indien nodig handmatig het 
grootlicht in of uit.
■Voorkomen van onjuiste werking van 
het Adaptive High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Systeemfuncties
Het Adaptive High Beam-
systeem activeren
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 332  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 334 of 750

333
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
COROLLA_TMUK_EE Het controlelampje van het AHS gaat bran-
den als het systeem werkt.
■Werkingsvoorwaarden voor het Adap-
tive High Beam-systeem
●Als aan alle onderstaande voorwaarden 
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld en werkt het sys-
teem:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of  hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
●Als aan alle onderstaande voorwaarden 
wordt voldaan, wordt het variabel afge-
schermde grootlicht ingeschakeld en wordt 
het stralingsbereik van het dimlicht auto-
matisch aangepast, afhankelijk van de 
locatie van tegenliggers en voorliggers:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of  hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn tegenliggers of voorliggers met  ingeschakelde koplampen of achterlichten.
●Als aan een van onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, wordt automatisch 
geschakeld van grootlicht of variabel afge-
schermd grootlicht naar dimlicht:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 60  km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Er zijn veel tegenliggers en/of voorliggers.
• De positie van tegenliggers of voorliggers  verandert snel en het grootlicht kan de 
bestuurders van de andere voertuigen ver-
blinden.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt mogelijk niet 
automatisch geschakeld van grootlicht 
naar variabel afgeschermd grootlicht:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht  opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de  eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het  zicht zijn onttrokken als gevolg van een 
reeks bochten, wegafscheidingen of 
bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de  rechter tegemoetkomende rijstrook op een 
brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers  met uitgeschakelde verlichting zijn
●Er wordt mogelijk niet geschakeld van 
grootlicht naar variabel afgeschermd groot-
licht als een tegenligger wordt gesigna-
leerd die zijn mistlampen aan heeft terwijl 
de koplampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlichting, 
straatverlichting, verkeerslichten of ver-
lichte billboards en andere reflecterende 
objecten wordt mogelijk geschakeld van 
grootlicht naar variabel afgeschermd groot-
licht, wordt mogelijk  niet geschakeld van 
grootlicht naar variabel afgeschermd groot-
licht of wordt het niet verlichte gebied 
mogelijk gewijzigd.
●De volgende factoren kunnen van invloed 
zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht of op de snelheid 
waarmee de niet verlichte gebieden veran-
deren:
• De helderheid van koplampen, mistlampen  en achterlichten van tegenliggers en voor-
liggers
• De beweging en richting van tegenliggers  en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of  voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voer- tuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercen- tage, bochten, toestand van het wegdek, 
enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid  bagage
●De regeling van de lichtverspreiding van 
de koplampen kan onverwacht verande-
ren.
●Fietsen of vergelijkbare objecten worden 
mogelijk niet gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 333  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 335 of 750

3344-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
COROLLA_TMUK_EE
●In de volgende situaties kan het systeem 
de helderheid van het omgevingslicht 
mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blij-
ven de dimlichten mogelijk branden of gaat 
het grootlicht knipperen of worden voet-
gangers, tegenliggers of voorliggers ver-
blind. Als dat het geval is, moet handmatig 
geschakeld worden tussen grootlicht en 
dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval,  mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt belem- merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasensor  extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevingslicht  overeenkomt met die van koplampen, ach-
terlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van  tegenliggers of voorli ggers zijn uitgescha-
keld, vuil zijn, een andere kleur hebben of 
niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,  sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk- ken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaal delijk over stij-
gende en dalende wegen wordt gereden, 
of over wegen met een slecht of oneffen 
wegdek (zoals klinkerwegen, grindwegen, 
enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch- tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een st erk spiegelend voorwerp, 
zoals een verkeersbord of spiegel, voor de 
auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk  spiegelend is, zoals een container op een 
truck
• Als de koplampen van de auto beschadigd  of vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto naar één kant overhelt door bij- voorbeeld een lekke band, of aan de ach-
terzijde wat lager ligt doordat een 
aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier  wordt geschakeld tussen grootlicht en dim-
licht
• Als de bestuurder meent dat het grootlicht  mogelijk knippert of voetgangers of andere 
bestuurders verblindt
• Als de auto wordt gebruikt in een gebied  waar men aan de andere kant van de weg 
rijdt. Bijvoorbeeld, een auto bestemd voor 
rechtsrijdend verkeer in een gebied voor 
linksrijdend verkeer of vice versa■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast 
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 719)
■Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke 
stand.
Het controlelampje van het AHS dooft.
Duw de hendel van u af om het Adaptive 
High Beam-systeem weer in te schakelen.
■Grootlicht inschakelen
Druk op de schakelaar van het Adap-
tive High Beam-systeem.
Het controlelampje van het AHS dooft en het 
controlelampje van het grootlicht gaat bran-
den.
Druk op de schakelaar om het Adaptive High 
Beam-systeem weer in te schakelen.
Handmatig in- en uitschakelen 
van het grootlicht
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 334  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 338 of 750

337
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
COROLLA_TMUK_EE 
Ruitenwissers met regensensor
1  Stand AUTO
2  Lage snelheid ruitenwissers
3  Hoge snelheid ruitenwissers
4  Enkele slag
In de stand AUTO werken de ruitenwissers 
automatisch wanneer de sensor signaleert 
dat het regent. De wissnelheid wordt auto-
matisch afgestemd op de hoeveelheid neer-
slag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de gevoeligheid 
van de sensor als volgt worden inge-
steld door de schakelaarring te draaien.
5Verhoogt de gevoeligheid van de 
ruitenwisser me t regensensor
6 Verlaagt de gevoeligheid van de rui-
tenwisser met regensensor
7 Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de rui-
tenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een 
aantal wisbewegingen nadat de sproeier in 
werking treedt.
Auto's met koplamps proeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe 
getrokken houdt, werken de koplampsproei-
ers één keer. Daarna werken de koplamp-
sproeiers elke vijfde keer dat u de hendel 
naar u toe trekt.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 337  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 339 of 750

3384-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
COROLLA_TMUK_EE
■De ruitenwissers en ruitensproeiers 
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Effecten van de rijsnelheid op de ruiten-
wisserwerking (auto's met ruitenwis-
sers met regensensor)
De rijsnelheid heeft invloed op de interval-
werking.
■Regensensor (auto's met ruitenwissers 
met regensensor)
●De regensensor registreert de hoeveelheid 
neerslag.
De auto is voorzien van een optische sen-
sor. Deze werkt mogelijk niet goed als zon-
licht van de opkomende of ondergaande 
zon af en toe op de voorruit valt of als er 
insecten o.i.d. op de voorruit zitten.
●Als de ruitenwisser in de AUTO-modus 
wordt gezet terwijl het contact AAN staat, 
maken de ruitenwissers één wisslag om 
aan te geven dat de AUTO-modus is inge-
schakeld.
●Als de temperatuur van de regensensor 
85°C of hoger is, of -15°C of lager, werkt 
de automatische functie mogelijk niet. Zet 
de ruitenwisserschakelaar in dat geval in 
een andere modus dan AUTO.
■Als er geen vloeistof uit de ruitensproei-
ers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het 
reservoir aanwezig is en controleer als dat 
het geval is of de sproeierkoppen niet ver-
stopt zijn.
■Bij het uitzetten van de motor in een 
noodgeval tijdens het rijden
Als de ruitenwissers voor werken wanneer de 
motor wordt uitgezet, zullen ze op hoge snel-
heid werken. Zodra de auto stilstaat, wordt de 
werking weer normaal als het contact AAN 
wordt gezet, of stopt de werking als het 
bestuurdersportier wordt geopend.
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot het 
gebruik van de ruitenwissers in de 
stand AUTO (auto's met ruitenwis-
sers met regensensor)
De ruitenwissers voor kunnen onverwacht 
in werking treden als de sensor wordt aan-
geraakt of als de voorruit aan trillingen 
wordt blootgesteld terwijl de ruitenwissers 
in de stand AUTO staan. Let erop dat er 
niets bekneld raakt als de ruitenwissers in 
werking treden.
■Waarschuwing met betrekking tot het 
gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeier-
vloeistof pas wanneer de voorruit warm is. 
De vloeistof kan anders op de voorruit 
bevriezen en zo het zicht belemmeren. Dit 
kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig 
letsel kan ontstaan.
OPMERKING
■Als er geen ruitensproeiervloeistof 
uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd 
naar u toe getrokken houdt, kan de sproei-
erpomp beschadigd raken.
■Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is 
geraakt deze niet schoon te maken met 
een naald of iets dergel ijks. Hierdoor kan 
de sproeierkop beschadigd raken.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 338  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 344 of 750

343
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
4-5.Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
■PCS (Pre-Crash 
Safety-systeem)
→Blz. 354
■LTA (Lane Tracing Assist)*
→Blz. 361
*: Indien aanwezig
■LDA (Lane Departure Alert met 
stuurregeling)
*
→Blz. 370
*: Indien aanwezig
■AHS (Adaptive High Beam-sys-
teem)
*
→Blz. 332
*: Indien aanwezig
■AHB (Automatic High Beam)*
→Blz. 329
*: Indien aanwezig
■RSA (Road Sign Assist)*
→Blz. 405
*: Indien aanwezig
■Dynamic Radar Cruise Control 
met volledig snelheidsbereik
*
→Blz. 378
*: Indien aanwezig
■Dynamic Radar Cruise Control*
→Blz. 389
*: Indien aanwezig
Twee soorten sensoren, die zich achter 
de grille en de voorruit bevinden, signa-
leren informatie die nodig is voor de 
werking van de ondersteunende syste-
men.
Radarsensor
Camera voor
Toyota Safety Sense*
Toyota Safety Sense bestaat uit de 
volgende ondersteunende syste-
men en draagt bij aan een veilige 
en comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
■Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om te 
werken met als uitgangspunt dat de 
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen 
de gevolgen van een aanrijding voor de 
inzittenden en de auto te beperken of de 
bestuurder te assisteren onder normale 
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het systeem, 
aangezien er een grens is aan de mate 
van nauwkeurigheid bij de herkenning en 
de ondersteunende mogelijkheden die dit 
systeem kan bieden. Het is altijd de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder om 
de omgeving van de auto in de gaten te 
houden en veilig te rijden.
Sensoren
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 343  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM