sensor TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2021, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2021Pages: 750, PDF Size: 118.53 MB
Page 419 of 750

4184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE
■Wanneer “Blind Spot Monitor Malfunc-
tion Visit Your Dealer” (Storing in Blind 
Spot Monitor. Ga naar uw dealer) op het 
multi-informatiedisplay wordt weerge-
geven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de 
sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de auto 
nakijken door een erkende Toyota-dealer of 
hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast 
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 719)
■Verklaring
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 418  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 430 of 750

429
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
Gebruik de bedienin
gstoetsen van het 
instrumentenpaneel om de functie in/uit 
te schakelen.
1 Druk op   of   om   te 
selecteren.
2 Druk op   of   om   te 
selecteren en druk vervolgens op 
.
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor opzij 
achter
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren 
geplaatst in respectievelijk de linker- en 
rechterzijde van de achterbumper. Houd u 
aan het volgende om ervoor te zorgen dat 
de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving 
ervan op de achterbumper te allen tijde 
schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan op 
de achterbumper vuil is of bedekt is met 
sneeuw, werkt de Blind Spot Monitor 
mogelijk niet en wordt er een waarschu-
wingsmelding ( →Blz. 417) weergegeven. 
Veeg in dat geval het vuil of de sneeuw 
weg en rijd gedurende ongeveer 10 minu-
ten met de auto terwijl aan de bedrijfscon-
dities voor de BSM-functie ( →Blz. 431) 
wordt voldaan. Laat de auto nakijken door 
een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige 
wanneer de waarschuwingsmelding niet 
verdwijnt.
●Bevestig geen accessoires, (doorzich-
tige) stickers, aluminium tape, enz. op 
een sensor of het omliggende gebied op 
de achterbumper.
●Stel de sensor en de omgeving ervan op 
de achterbumper niet bloot aan krach-
tige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt ver-
plaatst, werkt het systeem mogelijk niet 
goed meer en worden auto's mogelijk 
niet meer correct gesignaleerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto 
nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is  blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omge- ving van de sensor aanwezig zijn of als 
een deel van de sensoren is losgeko-
men.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Breng geen wijzigingen aan de sensor 
of de omgeving ervan op de achterbum-
per aan.
●Neem contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als 
een sensor of de achterbumper moet 
worden verwijderd/geplaatst of vervan-
gen.
●Breng geen andere kleur lak dan een 
officiële Toyota-kleur aan op de achter-
bumper.
In-/uitschakelen van de Blind 
Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 429  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 431 of 750

4304-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE
■Auto's die kunnen worden gesignaleerd door de Blind Spot Monitor
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren opzij achter om de vol-
gende soorten auto's te signaleren di e in een aangrenzende rijstrook rijden en 
brengt de bestuurder hiervan op de hoogte via de indicatoren in de buitenspiegels.
Auto's die in het gebied rijden dat niet  in de buitenspiegels te zien in (de dode 
hoek)
Auto's die snel van achteren naderen in het  gebied dat niet in de buitenspiegels 
te zien in (de dode hoek)
■Detectiegebieden Blind Spot Monitor
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen worden gesigna-
leerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 0,5 m - 3,5 m vanaf de zijkanten van de auto*1
Ongeveer 1 m vóór de achterbumper
Ongeveer 3 m achter de achterbumper
Ongeveer 3 m - 60 m achter de achterbumper
*2
*1: Het gebied tussen de zijkanten van de auto en  0,5 m vanaf de zijkant van de auto kan niet 
worden gesignaleerd.
*2: Hoe groter het snelheidsverschil is tuss en uw auto en de gesignaleerde auto, hoe verder 
weg de auto wordt gesignaleerd, waardoor de  indicator in de buitenspiegel gaat branden of 
knipperen.
Werking Blind Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 430  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 432 of 750

431
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■De Blind Spot Monitor werkt wanneer
De Blind Spot Monitor werkt wanneer aan 
alle onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan:
●De Blind Spot Monitor is ingeschakeld.
●De selectiehendel staat in een andere 
stand dan R.
●De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 16 
km/h.
■De Blind Spot Monitor signaleert een 
auto wanneer
De Blind Spot Monitor signaleert in de vol-
gende situaties een auto in het detectiege-
bied:
●Een auto in een aangrenzende rijstrook uw 
auto inhaalt.
●U haalt een auto in een aangrenzende rij-
strook langzaam in.
●Een andere auto binnen het detectiege-
bied komt wanneer deze van rijstrook wis-
selt.
■Omstandigheden waaronder de Blind 
Spot Monitor een auto niet signaleert
De Blind Spot Monitor is niet ontworpen om 
de volgende typen voertuigen en/of objecten 
te signaleren:
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, 
enz.*
●Tegemoetkomende auto's
●Vangrails, muren, bebording, geparkeerde 
auto's en vergelijkbare stilstaande objec-
ten
*
●Auto's achter u die op dezelfde rijstrook rij-
den*
●Auto's die 2 rijstroken van uw auto verwij-
derd zijn*
●Auto's die snel door uw auto worden inge-
haald*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt  er mogelijk een auto en/of object gesigna-
leerd.
■Omstandigheden waaronder de Blind 
Spot Monitor mogelijk niet goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden sig-
naleert de Blind Spot Monitor auto's moge-
lijk niet correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is 
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving ervan  op de achterbumper is bedekt door mod-
der, sneeuw of ijs of wanneer er een stic-
ker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg  van slecht weer, zoals zware regenval, 
sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen met  slechts weinig ruimte tussen elke auto
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Bij een duidelijk verschil in snelheid tussen  uw auto en de auto die binnen het detectie-
gebied komt
• Wanneer het snelheidsverschil tussen uw  auto en een andere auto verandert
• Wanneer een auto het detectiegebied bin- nenkomt met ongeveer dezelfde snelheid 
als uw auto
• Wanneer uw auto vanuit stilstand wegrijdt,  blijft een auto in het detectiegebied
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende  steile hellingen, zoals  heuvels, dalingen in 
de weg, enz.
• Bij het rijden op wegen met scherpe boch- ten, opeenvolgende bochten of oneffenhe-
den
• Wanneer de rijstroken breed zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt 
gereden en de auto op een aangrenzende 
rijstrook ver van uw auto vandaan is
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de auto 
is gemonteerd
• Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen  uw auto en de auto die binnen het detectie-
gebied komt
• Direct nadat de Blind Spot Monitor is inge- schakeld
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 431  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 433 of 750

4324-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE
●Onder de volgende omstandigheden is de 
kans dat de Blind Spot Monitor onnodig 
een auto en/of object signaleert groter:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is 
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de afstand tussen uw auto en  een vangrail, muur, enz. die het detectie-
gebied binnenkomt kort is
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende  steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in 
de weg, enz.
• Wanneer de rijstroken smal zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt 
gereden en een auto die op een andere 
dan de aangrenzende rijstroken rijdt het 
detectiegebied binnenkomt
• Bij het rijden op wegen met scherpe boch- ten, opeenvolgende bochten of oneffenhe-
den
• Als de banden slippen of spinnen
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de auto 
is gemonteerd
*: Indien aanwezig
■Soorten sensoren
Hatchback
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwezig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
Toy o t a  Pa r k i n g  
Assist-sensor*
De afstand van uw auto tot objec-
ten, zoals een muur, bij het filepar-
keren en inparkeren in een garage 
wordt gemeten door sensoren en 
wordt doorgegeven via het 
multi-informatiedisplay, het 
head-up display (indien aanwezig), 
het audiosysteemdisplay (indien 
aanwezig) en een zoemer. Contro-
leer bij gebruik van dit systeem 
ook altijd zelf de omgeving.
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 432  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 434 of 750

433
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE 
Wagon
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwezig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
■Weergave
Wanneer de sensoren een object, zoals 
een muur, signaleren, wordt er een 
afbeelding weergegeven op het 
multi-informatiedisplay, het head-up 
display (indien aanwezig) en het audio-
systeemdisplay (indien aanwezig) over-
eenkomstig de positie van en de 
afstand tot het object. 
Multi-informatiedisplay en head-up 
display
Signalering hoeksensoren voor
Signalering binnenste sensor voor
Signalering zijsensor voor (indien 
aanwezig)
*
Signalering zijsensor achter (indien 
aanwezig)
*
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter
*: De displays van de zijsensoren worden  niet weergegeven tot de gebieden aan de 
zijkant volledig zijn gescand.
 Audiosysteemdisplay
Er wordt een afbeelding weergegeven wan-
neer de Toyota Parking Assist Monitor wordt 
weergegeven.
Als er een object wordt gesignaleerd, ver-
schijnt er een vereenvoudigde afbeelding op 
het audiosysteemdisplay.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 433  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 435 of 750

4344-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE
Gebruik de bedieningstoetsen van het 
instrumentenpaneel om de Toyota Par-
king Assist-sensor in of uit te schake-
len. ( →Blz. 118)
1 Druk op   of   om   te 
selecteren.
2 Druk op   of   om   te 
selecteren en druk vervolgens op 
.
Wanneer de Toyota Parking Assist-sen-
sor wordt uitgeschakeld, gaat het con-
trolelampje Toyota Parking 
Assist-sensor OFF ( →Blz. 105) bran-
den.
Als het systeem is  uitgeschakeld en u 
het weer wilt inschakelen, selecteer 
dan   op het multi-informatiedisplay, 
selecteer   en vervolgens “On” 
(aan). Als het systeem door middel van 
deze methode is uitgeschakeld, wordt 
het niet automatisch weer ingeschakeld 
nadat het contact UIT en weer AAN is 
gezet.
Toyota Parking Assist-sensor 
in-/uitschakelen
WAARSCHUWING
■Bij gebruik van de Toyota Parking 
Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen 
in acht. 
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●Rijd als het systeem  is ingeschakeld 
niet harder dan 10 km/h.
●Het detectiegebied van de sensoren en 
de reactietijden zijn beperkt. Controleer 
tijdens het voor- of achteruitrijden of de 
omgeving (vooral naast  de auto) veilig is 
en rijd langzaam. Regel de snelheid met 
het rempedaal.
●Monteer geen accessoires binnen de 
detectiegebieden van de sensoren.
●Objecten direct onder de bumper wor-
den niet waargenomen. 
Smalle paaltjes of objecten die lager zijn 
dan de sensor worden mogelijk niet 
gesignaleerd wanneer u ze nadert, zelfs 
als ze eerder wel zijn gesignaleerd.
■Zijsensoren (indien aanwezig)
In de onderstaande situaties werkt het 
sonarsysteem mogelijk niet goed, waar-
door een ongeval kan ontstaan. Rijd met 
de nodige voorzichtigheid.
●Obstakels worden mogelijk niet aan de 
zijkanten gesignaleerd tot er kort met de 
auto is gereden en de scan van de zij-
kanten is voltooid. ( →Blz. 435)
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten is 
voltooid, kunnen obstakels zoals andere 
voertuigen, mensen of dieren die vanaf 
opzij naderen niet worden gesignaleerd.
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten is 
voltooid, kunnen obstakels mogelijk niet 
worden gesignaleerd, afhankelijk van de 
situatie rondom de auto. Op dat moment 
wordt de weergave van de zijsensor 
(→ Blz. 433) tijdelij k uitgeschakeld.
■Wanneer moet de functie uitgescha-
keld worden
Schakel in de volgende situaties de functie 
uit, omdat deze anders mogelijk zelfs 
werkt als er geen kans op een aanrijding 
is.
●De auto is uitgerust met een staafan-
tenne, een draadloze antenne of mist-
lampen.
●De voor- of achterbumper of een sensor 
ondergaat een sterke schok.
●Als een niet-originele Toyota-wielop-
hanging (bijvoorbeeld verlaagde wielop-
hanging) is gemonteerd.
●Er zijn sleepogen geplaatst.
●Er is een kentekenplaat met achter-
grondverlichting gemonteerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 434  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 436 of 750

435
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■Het systeem kan worden geactiveerd 
wanneer
●Het contact AAN staat.
●De Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld.
●De rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 
km/h.
●Een andere schakelstand dan P is gese-
lecteerd.
●Het stuurwiel wordt ongeveer 90° of meer 
gedraaid (zijsensoren voor, zijsensoren 
achter) (indien aanwezig)
■Waarschuwingsfunctie obstakel (indien 
aanwezig)
Wanneer een obstakel zich aan de zijkant 
van de auto op het traject van de auto bevindt 
terwijl de auto naar voren of achteren rijdt, 
informeert deze functie de bestuurder m.b.v. 
het display en de zoemer.
Obstakel
Berekend traject auto
■Signalering obstakels aan zijkanten 
(indien aanwezig)
●Obstakels aan de zijkanten worden tijdens 
het rijden gesignaleerd door de zijkanten te 
scannen met de zijsensoren. Herkende 
obstakels worden gedurende maximaal 
ongeveer 2 minuten in het geheugen opge-
slagen.
●Obstakels worden mogeli jk niet aan de zij-
kanten gesignaleerd tot de scan is vol-
tooid. Nadat het contact AAN is gezet, 
wordt het scannen voltooid nadat er korte 
tijd met de auto is gereden.
●Wanneer een obstakel, zoals een ander 
voertuig, een voetganger of een dier, door 
de zijsensoren is gesignaleerd, blijft het 
systeem het obstakel mogelijk signaleren, 
zelfs nadat het obstakel zich niet meer bin-
nen het detectiegebied van de zijsensor 
bevindt.
■Als “Parking Assist Unavailable Please 
Clean Parking Assist Sensor” (Parking 
Assist niet beschikbaar, reinig Parking 
Assist-sensor) wordt weergegeven op 
het multi-informatiedisplay
Mogelijk is een van de sensoren bedekt met 
bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil. Verwijder dit 
van de sensor om te zorgen dat het systeem 
weer normaal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen mogelijk 
een waarschuwingsmelding weergegeven 
doordat zich ijs vormt op een sensor en een 
WAARSCHUWING
■Als de Toyota Parking Assist-sensor 
in gebruik is
In de volgende gevallen werkt het systeem 
mogelijk niet goed als gevolg van een sto-
ring in een sensor, enz. Laat de auto nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of 
hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
●Het display van de Toyota Parking 
Assist-sensor knippert of wordt continu 
weergegeven en er klinkt een piepsig-
naal terwijl er geen objecten worden 
gesignaleerd.
●Als het gedeelte rond de sensor in aan-
raking komt met iets of wordt blootge-
steld aan een krachtige schok.
●Als de bumper of grille ergens tegenaan 
komt.
●Als het display knippert of continu wordt 
weergegeven en er geen zoemer klinkt, 
behalve wanneer het geluid is gedempt.
●Controleer eerst de sensor als er een 
weergavefout optreedt. 
Als de fout zich voordoet terwijl er geen 
ijs, sneeuw of modder op de sensor zit, 
is de sensor waarschijnlijk defect.
■Opmerkingen bij het wassen van de 
auto
Stel de omgeving van de sensoren niet 
bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
●Spuit bij het wassen van de auto met 
een hogedrukreiniger niet rechtstreeks 
op de sensoren, omdat dit er toe kan lei-
den dat een sensor niet meer goed 
werkt.
●Richt bij het wassen van de auto met 
stoom de stoom niet rechtstreeks op de 
sensoren, omdat dit er toe kan leiden 
dat een sensor niet meer goed werkt.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 435  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 437 of 750

4364-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE sensor daardoor mogelij
k geen obstakels sig-
naleert. Zodra het ijs smelt, zal het systeem 
weer normaal werken.
■Als “Parking Assist Unavailable” (Par-
king Assist niet beschikbaar) wordt 
weergegeven op het multi-informatie-
display
●Er kan continu water over de sensor stro-
men, zoals bij zware regenval. Als het sys-
teem signaleert dat de toestand weer 
normaal is, zal het systeem weer normaal 
werken.
●Mogelijk is het systeem na het losnemen 
en weer aansluiten van een accuklem niet 
geïnitialiseerd. Initialiseer het systeem. 
( → Blz. 436)
Als deze melding na de initialisatie nog 
steeds wordt weergegeven, laat de auto 
dan controleren door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
■Als een accuklem is losgenomen en 
weer is aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd. 
Rijd om het systeem te initialiseren gedu-
rende ten minste 5 seconden recht vooruit 
met een snelheid van ongeveer 35 km/h of 
hoger.
■Detectie-informatie sensoren
Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende 
situaties voordoen:
●De sensoren signaleren mogelijk alleen 
objecten die zich dicht bij de voor- of ach-
terbumper bevinden.
●Afhankelijk van de vorm van het object en 
andere factoren kan de detectieafstand 
korter worden of kan detectie niet mogelijk 
zijn.
●Obstakels worden mogelijk niet gesigna-
leerd als ze zich te dicht bij de sensor 
bevinden.
●Tussen het signaleren van een object en 
de weergave zit een kleine vertraging. Ook 
als er met lage snelheid wordt gereden, 
bestaat de mogelijkheid dat het object bin-
nen het detectiegebied van de sensoren 
komt voordat het display wordt weergege-
ven en het waarschuwingssignaal hoor-
baar is.
●Het kan moeilijk zijn om de zoemer te 
horen als het audiosysteem hard staat of 
als de luchtcirculati e van de airconditioning 
veel geluid produceert.
●De zoemer is mogelijk moeilijk te horen 
doordat zoemers van andere systemen 
klinken.
■Omstandigheden waaronder de functie 
mogelijk niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen 
van invloed zijn op de capaciteit van de sen-
sor om objecten correct te signaleren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet 
u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw of ijs. 
(Het reinigen van de sensoren zal het pro-
bleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien van 
de sensor zal het probleem oplossen.) 
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het 
gebeuren dat er ten gevolge van een 
bevroren sensor een abnormaal beeld te 
zien is op het display of dat objecten, zoals 
een muur, niet worden gesignaleerd.
●Een sensor wordt ergens door afgedekt.●Wanneer een sensor of de omgeving van 
een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige 
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Er is veel omgevingslawaai rond de auto 
van claxons, motorfietsmotoren, luchtrem-
men van vrachtwagens of andere geluids-
bronnen die ultrasone geluidsgolven 
produceren.
●Er is een andere auto uitgerust met Par-
king Assist-sensoren in de nabije omge-
ving.
●Een sensor is bedekt met een waterfilm of 
er is sprake van zware regenval.
●Als een sensor wordt geraakt door een 
grote hoeveelheid water, zoals bij het rij-
den op een overstroomde weg.
●Als de auto sterk naar één kant helt.●De auto nadert een hoge of gebogen 
stoeprand.
●Als het object zich te dicht bij de sensor 
bevindt.
■Objecten die mogelijk niet goed worden 
gesignaleerd
Door de vorm van het object kan de sensor 
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij 
de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.●Katoen, sneeuw en andere materialen die 
geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten●Hoge obstakels waarbij het bovenste deel 
uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde soor-
ten kleding dragen niet gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 436  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 
Page 438 of 750

437
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■Detectiebereik van de sensoren
Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Ongeveer 115 cm (auto's met zij-
sensoren voor en zijsensoren ach-
ter)
Het schema toont het detectiebereik van de 
sensoren. Houd er rekening mee dat de sen-
soren geen objecten kunnen signaleren die 
zich extreem dicht bij de auto bevinden.
Meer informatie m.b.t. de signalering van 
obstakels aan de zijkanten. ( →Blz. 435)
Het bereik van de sensoren kan verschillend 
zijn, afhankelijk van bijvoorbeeld de vorm 
van het object.
Weergave sensorsignalering, 
afstand tot object
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 437  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM