TOYOTA PRIUS 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS, Model: TOYOTA PRIUS 2023Pages: 510, PDF Size: 109.67 MB
Page 401 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Plaats niets op of onder de krik als de
auto wordt opgekrikt.
• Krik de auto niet verder op dan voor
het verwisselen van het wiel
noodzakelijk is.
• Plaats de auto op bokken als u onder
de auto moet zijn.
• Zorg wanneer u de auto laat zakken
dat er niemand onder komt. Breng
mensen in de buurt op de hoogte
van het laten zakken.
Verwijderen van de krik
1. Trek de hendel omhoog om de
afdekplaat te openen.
2. Zet de afdekplaat vast met de
tashaken. (→Blz. 309)3. Maak de riem los en verwijder de krik.
Verwijderen van het reservewiel
1. Open de afdekplaat en zet hem vast.
(→Blz. 399)
2. Verwijder de inzetbak.
Auto's met een compact reservewiel:
Als de bagageafdekking is
opgeborgen (→blz. 311), verwijder
dan zowel de inzetbak als de
bagageafdekking.
Auto's met een compact reservewiel
Auto's met een volwaardig reservewiel
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
399
7
Bij problemen
Page 402 of 510

3. Draai de bevestiging van het
reservewiel los.
WAARSCHUWING!
Bij het opbergen van het reservewiel
Zorg ervoor dat er geen vingers of
andere lichaamsdelen tussen het
reservewiel en de carrosserie bekneld
raken.Vervangen van een wiel met een lekke
band
1. Plaats wielblokken.
Lekke band Positie wielblok
VoorLinks Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
AchterLinks Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
2. Auto's met 195/65R15 banden:
Verwijder de wieldop met een sleutel.
Omwikkel het uiteinde van de sleutel
met een doek om schade te
voorkomen.3. Draai de wielmoeren iets los (één
slag).
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
400
Page 403 of 510

4. Draai het krikgedeeltemet de
hand aan totdat de uitsparing in de
kop van de krik in contact komt met
het kriksteunpunt.
5. Monteer de krikslinger en de
wielmoersleutel zoals aangegeven in
de afbeelding.
6. Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van de
grond is.7. Verwijder alle wielmoeren en het wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen op
de velg te voorkomen.WAARSCHUWING!
Vervangen van wiel met een lekke
band
•
Raak de wielen of het gedeelte rond de
remmen niet aan direct nadat met de
auto is gereden. Nadat met de auto is
gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen
tijdens het verwisselen van een wiel,
enz. met uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit leiden
tot brandwonden.
• Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregelen kan ertoe
leiden dat de wielmoeren losraken,
waardoor het wiel van de auto af kan
lopen, wat kan leiden tot dodelijk of
ernstig letsel.
– Laat zo spoedig mogelijk na het
vervangen van een wiel de moeren
met een aanhaalmoment van
103 Nm(10,5 kgm, 76 ftlbf )
vastzetten.
– Gebruik bij het aanbrengen van een
wiel uitsluitend wielmoeren die
speciaal zijn ontworpen voor het
desbetreffende wiel.
– Bij gescheurde of vervormde
bouten, schroefdraad van moeren of
boutgaten van het wiel, dient de
auto te worden gecontroleerd door
een erkende Toyota-dealer of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
401
7
Bij problemen
Page 404 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Plaats de wielmoeren met de
schuine kant naar het wiel toe.
Plaatsen van het reservewiel
1. Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het contactvlak
van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kunnen
tijdens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
2. Plaats het reservewiel en draai de
wielmoeren met de hand allemaal
ongeveer even ver op de wielbout.
Draai bij het vervangen van een wiel
met een lichtmetalen velg door een
wiel met een stalen velg (incl. een
compact reservewiel) de wielmoeren
verder tot het tapse gedeelte aan ligt
tegen de velg.Draai bij het vervangen van een wiel
met lichtmetalen velg door een wiel
met een lichtmetalen velg de
wielmoeren tot de sluitringen contact
maken met de velg.
3. Laat de auto zakken.
4. Draai iedere moer twee of drie keer
aan in de volgorde die in de afbeelding
is aangeven.
Aanhaalmoment: 103 Nm(10,5 kgm,
76 ftlbf )
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
402
Page 405 of 510

5. Auto's met 195/65R15 banden: plaats
de wieldop wanneer u een origineel
wiel terugplaatst of een volwaardig
reservewiel plaatst.
*
Breng de uitsparing in de wieldop in
lijn met het ventieldopje zoals
aangegeven.
*: De wieldop kan niet worden
gemonteerd op het compacte
reservewiel.
6. Berg het wiel met de lekke band, de
krik en het gereedschap op.
Het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
• Op de band van het compacte
reservewiel staat aan de zijkant de
aanduiding TEMPORARY USE ONLY
(alleen voor tijdelijk gebruik). Gebruik
het compacte reservewiel alleen
tijdelijk en alleen in noodgevallen.
• Controleer de bandenspanning van
het compacte reservewiel.
(→Blz. 424)
Bij gebruik van het compacte
reservewiel (auto's met bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor en-zen-
der, waardoor een te lage bandenspan ning
hiervan niet wordt aangegeven door het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Verder zal, als u het compacte reservewiel
monteert nadat het waarschuwingslampje
voor een lage bandenspanning is gaan
branden, dit lampje blijven branden.
Gebruik van het compacte reservewiel
(indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden.
Als uw auto een lekke voorband krijgt
op een weg die bedekt is met sneeuw
of ijs (auto's met een compact
reservewiel)
Vervang een van de achterwielen van de
auto door het compacte reservewiel.
Voer onderstaande stappen uit en
monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen:
1. Vervang het wiel links of rechts achter
door het compacte reservewiel.
2. Vervang het wiel met de lekke
voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
3. Monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen.
Kriksteunpunt
Het merkteken dat het kriksteunpunt
aangeeft, is aan de onderzijde van de auto
ingeslagen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
403
7
Bij problemen
Page 406 of 510

Opbergen van de krikPlaats de krik in dezelfde richting als het
merkteken naast het opbergvak.
Verklaring voor de krik
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
404
Page 407 of 510

WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat hetcompacte reservewiel speciaal
ontworpen is voor gebruik onder uw
auto. Gebruik uw reservewiel daarom
niet onder een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan één compact reservewiel onder uw
auto.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Vervang het reservewiel zo snelmogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
405
7
Bij problemen
Page 408 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed
werken:
• ABS en Brake Assist
• VSC
•TRC
• EPS
• AHB (Automatic High Beam)
*
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
• Cruise control*
• BSM (Blind Spot Monitor)*
• Toyota Parking Assist-sensor*
• Parking Support Brake-functie*
• Simple Intelligent Parking
Assist-systeem*
• Toyota Parking Assist Monitor*
• Navigatiesysteem*
• Panoramic View Monitor*
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
• E-Four (elektrische
vierwielaandrijving)
*
*
: Indien aanwezig
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
WAARSCHUWING!(Vervolg)
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is. (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's
met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
406
Page 409 of 510

OPMERKING(Vervolg)
Omgaan met de decoratieve
kunststofdelen (auto's met 17 inch
wielen)
→Blz. 322
7.2.7 Als het hybridesysteem
niet kan worden gestart
Het niet starten van het
hybridesysteem kan verschillende
oorzaken hebben. Raadpleeg het
volgende overzicht en onderneem de
bijpassende acties:
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correct uitgevoerd. (→157)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed.
*(→408)
• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank. (→56)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de startblokkering.
*(→59)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de schakelregeling.
*(→159, 383)
• Het hybridesysteem van de motor is
mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen
batterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat
echter, afhankelijk van het soort
storing, een noodmaatregel om het
hybridesysteem te starten. (→407)
*: Het is wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand dan
P te zetten.De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→409)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of
zijn gecorrodeerd. (→334)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→409)
• Een of beide klemmen van de
12V-accu kunnen loszitten. (→334)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het probleem niet
verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Noodstartfunctie
Wanneer het hybridesysteem niet start
maar de startknop normaal werkt, kan het
systeem aan de hand van de volgende
stappen voorlopig worden gestart.
Gebruik deze startprocedure alleen in
noodgevallen.
1. Activeer de parkeerrem.
2. Zet het contact in stand ACC.
3. Houd de startknop gedurende
15 seconden ingedrukt terwijl het
rempedaal stevig wordt ingetrapt.
Ook als het hybridesysteem met behulp van
deze stappen kan worden gestart, kan er
een storing in het systeem aanwezig zijn.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
407
7
Bij problemen
Page 410 of 510

7.2.8 Als de elektronische sleutel
niet goed werkt
Als de communicatie tussen de
elektronische sleutel en de auto is
verbroken (→blz. 126) of de
elektronische sleutel niet kan worden
gebruikt omdat de batterij leeg is,
werken het Smart entry-systeem met
startknop en de afstandsbediening
niet. In dergelijke gevallen kunnen de
portieren en de achterklep worden
geopend of kan het hybridesysteem
worden gestart volgens onderstaande
procedure.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren
Gebruik de mechanische sleutel
(→blz. 114) om de volgende handelingen
uit te voeren:
1Vergrendelen van alle portieren
2Sluiten van de ruiten en het
schuifdak*1(draaien en vasthouden)*2
3Ontgrendelen van alle portieren
4Openen van de ruiten en het
schuifdak*1(draaien en vasthouden)*2
*1: Indien aanwezig
*2: Deze instelling moet aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. (→Blz. 427)Starten van het hybridesysteem
1. Trap het rempedaal in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gedetecteerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden bediend.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
408