TOYOTA PRIUS 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS, Model: TOYOTA PRIUS 2023Pages: 510, PDF Size: 109.67 MB
Page 411 of 510

Uitschakelen van het hybridesysteem
Activeer de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P en druk op de
startknop zoals u normaal doet bij het
uitschakelen van het hybridesysteem.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 354)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld
als de mechanische sleutel wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen. Het alarm
kan worden geactiveerd als een portier met
de mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
(→
Blz. 60)
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap
3hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet ingeschakeld
en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 158)
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
•
Controleer of het Smart entry-systeem
met startknop niet is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellingen.
Is de functie uitgeschakeld, schakel hem
dan in. (Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
→
blz. 427)
•
Controleer of de energiebespaarmodus
is ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(→
Blz. 125)
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten of het
schuifdak (indien aanwezig)
Bedien de elektrisch bedienbare ruit of
het schuifdak nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat
een passagier met een lichaamsdeel
bekneld kan raken tussen de ruit of het
schuifdak.
Laat tevens de mechanische sleutel
niet bedienen door kinderen. Het kan
gebeuren dat een lichaamsdeel van een
kind of een andere passagier klem komt
te zitten tussen de elektrisch
bedienbare ruit of het schuifdak.
7.2.9 Als de 12V-accu is ontladen
Als de 12V-accu van de auto ontladen is,
kan het hybridesysteem met behulp van
de onderstaande procedures worden
gestart. U kunt contact ook opnemen
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Auto's met alarm (→blz. 60):
Controleer of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
409
7
Bij problemen
Page 412 of 510

Als u de startkabels aansluit, kan het
alarm afgaan of kunnen de portieren
worden vergrendeld, afhankelijk van
de situatie. (→Blz. 61)
2. Open de motorkap. (→Blz. 328)3. Verwijder de motorafdekplaat.
Trek beide uiteinden van de
motorafdekplaat omhoog.
4. Sluit de startkabels als volgt aan:
1Sluit de positieve startkabel aan
op de positieve accupool (+) van uw
auto.
2Sluit de andere zijde van de
positieve startkabel aan op de positieve
accupool (+) van de tweede auto.
3Sluit de negatieve startkabel aan
op de negatieve accupool (-) van de
tweede auto.
4Sluit de klem aan de andere zijde
van de negatieve kabel aan op een
stevig, stilstaand, niet gelakt metalen
deel van uw auto, uit de buurt van de
12V-accu, zoals aangegeven in de
afbeelding.
5. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de 12V-accu van
uw auto op te laden.6. Laat de motor van de tweede auto
met een iets verhoogd toerental
draaien en start het hybridesysteem
van uw auto door het contact AAN te
zetten.
32
4
1
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
410
Page 413 of 510

7.Controleer of het controlelampje
READY gaat branden. Neem als het
controlelampje niet gaat branden
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8. Verwijder de startkabels in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten
als het hybridesysteem gestart is.
9. Breng de motorafdekplaat in
omgekeerde volgorde aan. Controleer
na het aanbrengen of de borgpennen
correct zijn gemonteerd.
Laat, nadat het hybridesysteem is gestart,
de auto zo snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bij het openen van het kapje van de
pluspool (+) van de accu
→Blz. 335
Starten van het hybridesysteem
wanneer de 12V-accu ontladen is
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart door de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke elektri-
sche verbruikers uit als er gedurende
langere tijd met lage snelheden gere-
den wordt, bijvoorbeeld in een file.
Als de 12V-accu verwijderd of
ontladen is
•
De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de 12V-
accu volledig is ontladen de auto nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (Blz. 433)Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Wanneer de 12V-accuklemmen worden
losgenomen, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de 12V-accuklemmen losneemt
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan
ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door
natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart. (De 12V-accu laadt
automatisch op wanneer het
hybridesysteem in werking is.)
Bij het opladen of vervangen van de
12V-accu
•
Wanneer de 12V-accu is ontladen, is het
in sommige gevallen niet mogelijk om
de portieren te ontgrendelen met het
Smart entry-systeem met startknop.
Gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet bij de eerste poging nadat de
12V-accu weer is opgeladen, maar
start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de
12V-accu ontladen was. Zorg dat het
contact UIT staat voordat de
12V-accu wordt losgenomen. Wees
extra voorzichtig bij het aansluiten
van de 12V-accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond
voordat de 12V-accu werd opgeladen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
411
7
Bij problemen
Page 414 of 510

•Als de 12V-accu ontladen raakt terwijl
de selectiehendel in stand P staat, is het
wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand te
zetten. In dat geval kan de auto alleen
worden gesleept met beide voorwielen
van de grond, aangezien de voorwielen
geblokkeerd zijn. (
Blz. 366)
Vervangen van de 12V-accu
• Gebruik een 12V-accu die voldoet aan
de Europese wetgeving.
• Gebruik een 12V-accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN1), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (45 Ah) of meer, en een
gelijkwaardige startkracht (CCA) van
295 A of meer.
– Als het formaat verschilt, kan de
12V-accu niet goed worden
bevestigd.
– Als de capaciteit laag is, zelfs als de
auto korte tijd niet gebruikt is, kan
de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart.
• Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-).
Als de pluspool (+) wordt verwijderd en
daarbij contact maakt met metaal in de
omgeving, kan er een vonk ontstaan die
tot brand, een elektrische schok en
dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Voorkomen van brand en explosie van
de 12V-accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de 12V-accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zorg ervoor dat de startkabel
aangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool
aangesloten startkabel niet in
contact komt met andere onderdelen
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de
startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de 12V-accu.
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en
corrosieve elektrolyt en de onderdelen
van de accu bevatten lood en
loodhoudende samenstellingen. Neem
bij het omgaan met de 12V-accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Draag bij het werken met de
12V-accu altijd een veiligheidsbril en
zorg ervoor dat de accuvloeistof niet
in contact komt met de huid, kleding
of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de 12V-accu heen.
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
12V-accu.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
412
Page 415 of 510

OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren, enz.
7.2.10 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de
auto oververhit raakt.
• Het waarschuwingslampje voor een
hoge koelvloeistoftemperatuur
(→372) gaat branden of knipperen of
het hybridesysteem levert merkbaar
minder vermogen. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
Als het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden
of knipperen
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote hoe-
veelheid koelvloeistof onmiddellijk
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
1Reservoir
2Bovenste streepje (MAX)
3Onderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
413
7
Bij problemen
Page 416 of 510

6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als
de airconditioning wordt
ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilatoren
draaien door ernaar te luisteren en te
voelen of er luchtstroom is. Schakel
als u hier niet zeker van bent de
airconditioning nog een aantal keer in
en uit. (De ventilatoren werken
mogelijk niet bij temperaturen
beneden het vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
414
Page 417 of 510

5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
Laat, als in een noodgeval water is
toegevoegd, zo snel mogelijk de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht minimaal 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer of
“Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: De temperatuur van
het hybridesysteem is gedaald en er
kan normaal met de auto gereden
worden.
Neem echter contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de melding
weer herhaaldelijk wordt
weergegeven.
WAARSCHUWING!
Een ongeval of letsel voorkomen bij
controles in de motorruimte van uw
auto
Neem de volgende voorzorg-
smaatregelen in acht. Het niet in acht
nemen van de voorzorgsmaatregelen
kan ernstig letsel, zoals brandwonden,
tot gevolg hebben.
• Als er stoom onder de motorkap van-
daan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen.
De motorruimte kan zeer heet zijn.
• Controleer nadat het hybridesy-
steem is uitgeschakeld of
“Accessory” (stand ACC), “Ignition
ON” (contact AAN) of de weergave
van de kilometerstand (→blz. 79,
blz. 80) niet op het hoofdscherm
wordt weergegeven en het contro-
lelampje READY uit is. Als het hybri-
desysteem in werking is, kan de ben-
zinemotor automatisch worden ge-
start of kunnen de koelventilatoren
automatisch aanslaan, ook nadat de
benzinemotor is uitgeschakeld. Kom
niet in de buurt van bewegende de-
len zoals de ventilator en raak ze niet
aan. Als uw vingers of kledingstukken
(stropdas, sjaal) ertussen komen, kan
ernstig letsel het gevolg zijn.
• Draai de dop van het
koelvloeistofreservoir niet los als het
hybridesysteem en de radiateur heet
zijn. Er kan hete stoom of
koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
motor/vermogensregeleenheid
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het
hybridesysteem voldoende is afgekoeld.
Het te snel bijvullen van koude
koelvloeistof bij een heet
hybridesysteem kan schade aan het
hybridesysteem veroorzaken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
415
7
Bij problemen
Page 418 of 510

OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van beschadigingen aan
het koelsysteem
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Zorg dat de koelvloeistof niet
verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met
zand of stof )
• Gebruik geen koelvloeistofadditief.
7.2.11 Als de auto vast komt te
zitten
Voer de volgende procedures uit als de
banden doorslippen of als de auto
vastzit in modder, sneeuw, enz.:
1. Activeer de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P en schakel
het hybridesysteem uit.
2. Verwijder modder, sneeuw of zand
rond de voorwielen.
3. Leg een stuk hout, stenen of ander
materiaal onder de voorwielen om de
wielen grip te geven.
4. Schakel het hybridesysteem weer in.
5. Zet de selectiehendel in stand D of R
en deactiveer de parkeerrem. Trap
vervolgens voorzichtig het gaspedaal
in.
Wanneer u de auto moeilijk los kunt
krijgen
Druk op
om de TRC uit te schakelen.
(→287)
WAARSCHUWING!
Bij het vrij proberen te krijgen van
een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen
door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto
geen andere auto's, objecten of
personen aanwezig zijn die geraakt
zouden kunnen worden als de auto
plotseling in beweging komt. De auto
kan ook een plotselinge beweging
maken als de wielen weer grip krijgen.
Neem de grootst mogelijke
voorzichtigheid in acht.
Wijzigen van de schakelstand
Selecteer geen andere schakelstand
wanneer het gaspedaal ingetrapt is. Als
u dat wel doet, kan de auto onverwacht
snel accelereren. Dit kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OPMERKING
Beschadiging van de
hybridetransmissie en andere
componenten voorkomen
• Vermijd dat de voorwielen
doorslippen en dat u het gaspedaal
verder dan noodzakelijk intrapt.
• Als de auto na deze pogingen nog
steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
416
Page 419 of 510

8.1 Specificaties...............418
8.1.1 Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.)......418
8.1.2 Informatie over brandstof.....426
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen . . .427
8.2.1 Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen.......427
8.3Initialisatie ...............433
8.3.1 Te initialiseren onderdelen.....433
SPECIFICATIES8
417
Page 420 of 510

8.1 Specificaties
8.1.1 Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte 4.575 mm (180,1 in.)
Totale breedte 1.760 mm (69,3 in.)
Totale hoogte
*12WD-
uitvoeringenZonder verhoogde wa-
genhoogte1.470 mm (57,9 in.)
Met verhoogde wagen-
hoogte1.490 mm (58,7 in.)
AWD-uitvoeringen 1.475 mm (58,1 in.)
Wielbasis 2.700 mm (106,3 in.)
Spoorbreedte
*1
Voor1.530 mm (60,2 in.)*2
1.510 mm (59,4 in.)*3
AchterZonder verhoogde wa-
genhoogte1.540 mm (60,6 in.)
*2
1.520 mm (59,8 in.)*3
Met verhoogde wagen-
hoogte1.530 mm (60,2 in.)*2
1.510 mm (59,4 in.)*3
Maximaal toelaatbaar
voertuiggewicht2WD-uitvoeringen 1.790 kg (3.946 lb.)
AWD-uitvoeringen 1.845 kg (4.068 lb.)
Maximale asbelastingVoor 1.020 kg (2.249 lb.)
Achter 975 kg (2.150 lb.)
Kogeldruk
*460 kg (132 lb.)
Maximaal aanhang-
wagengewicht
*4Ongeremd
725 kg (1.598 lb.)
Geremd
*1: Ongeladen auto
*2: Auto's met 195/65R15 banden
*3: Auto's met 215/45R17 banden
*4: Auto's die een aanhangwagen kunnen trekken.
Identificatie van de auto
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
het wettelijke identificatienummer van
uw auto. Dit is het belangrijkste
identificatienummer van uw Toyota. Het
wordt gebruikt voor het op naam zetten
van de auto.
Dit nummer bevindt zich links boven op
het dashboard.
8.1 Specificaties
418