TOYOTA PRIUS 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS, Model: TOYOTA PRIUS 2023Pages: 510, PDF Size: 109.67 MB
Page 361 of 510

6.3.13 Lampen
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen. Sommige lampen zijn
eenvoudiger te vervangen dan andere lampen. Aangezien de onderdelen beschadigd
zouden kunnen raken, raden wij u aan om de vervanging te laten uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Voordat u een lamp vervangt
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (→Blz. 425)
Plaats lampen
1Achteruitrijlicht*
2Richtingaanwijzer achter
*: Het achteruitrijlicht bevindt zich alleen aan de voorpassagierszijde.
Lampen vervangen
Richtingaanwijzers achter en
achteruitrijlicht1. Open de achterklep. Steek een
schroevendraaier in het afdekplaatje
aan de zijde van de verlichting en
maak de klauwen los die met een
stippellijn zijn aangegeven nabij het
exterieur van de auto. Wrik vervolgens
het afdekplaatje los en trek het schuin
richting de bagageruimte om de
klauwen los te maken die met een
stippellijn zijn aangegeven nabij het
interieur van de auto.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek om
schade aan het afdekplaatje te
voorkomen.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
359
6
Onderhoud en verzorging
Page 362 of 510

2. Verwijder de 2 schroeven.
3. Trek de lichtunit naar de achterzijde
van de auto om hem te verwijderen.
4. Draai de lamphouder linksom.
Achteruitrijlicht
Richtingaanwijzer achter5. Verwijder de lamp.
Achteruitrijlicht
Richtingaanwijzer achter
6. Plaats een nieuwe lamp en vervolgens
de lamphouder in de lichtunit door de
lamphouder erin te steken en deze
rechtsom te draaien.
Achteruitrijlicht
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
360
Page 363 of 510

Richtingaanwijzer achter
7.
Breng de groeven van de lichtunit in lijn
met de klauwen en plaats de lichtunit
recht, zodat de 2 pennen op de lichtunit
in de openingen passen. Controleer of
de lichtunit goed vastzit.
8. Plaats de 2 schroeven.
9. Plaats het deksel.
Vervangen van de volgende lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Koplampen
• Dagrijverlichting
• Parkeerlichten voor
• Mistlampen voor
• Richtingaanwijzers voor
• Richtingaanwijzers opzij
• Mistachterlicht
• Achterlichten
• Remlichten
• Derde remlicht
• Kentekenplaatverlichting
Ledlampen
Behalve de richtingaanwijzers achter en
het achteruitrijlicht zijn alle lampen
voorzien van een aantal leds. Laat een
defecte led vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
361
6
Onderhoud en verzorging
Page 364 of 510

Condensvorming aan de binnenzijde
van het lampglas
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde
van het koplampglas is normaal. Neem
in de volgende gevallen contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie:
• Als er erg veel condens aan de
binnenzijde van het koplampglas zit.
• Als de binnenzijde van de koplamp nat
is en blijft.
Bij het vervangen van lampen
→Blz. 358
WAARSCHUWING!
Lampen vervangen
• Schakel het hybridesysteem uit en
schakel de verlichting uit. Wacht na
het uitschakelen van de verlichting
tot de lampen zijn afgekoeld. De
lampen kunnen erg heet worden en
brandwonden veroorzaken.
• Raak het glas van de lamp niet aan
met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken,
gebruik daarvoor dan een schone
droge doek om te voorkomen dat er
vocht of olie op de lamp komt. Als de
lamp een kras heeft of is gevallen,
kan deze defect raken of breken.
• Zorg ervoor dat de lamp en de
borgclips goed vastzitten. Anders
kan de lamp door oververhitting
beschadigd raken, kan brand
ontstaan of kan water binnendringen
in de koplampunit. Hierdoor kunnen
de koplampen beschadigd raken en
kan condensvorming in de koplamp
optreden.
• Probeer lampen, stekkers, elektrische
circuits of andere onderdelen van de
verlichting niet te repareren of uit
elkaar te halen. Anders kunt u
dodelijk of ernstig letsel oplopen
door een elektrische schok.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorkomen van schade en brand
• Controleer of de lampen en borgclips
goed vastzitten.
• Controleer het vermogen van de
lamp voordat deze wordt geplaatst
om beschadiging door hitte te
voorkomen.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
362
Page 365 of 510

7.1 Belangrijke informatie.........364
7.1.1 Alarmknipperlichten........364
7.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .364
7.1.3 Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt....365
7.2 Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen.........366
7.2.1 Als uw auto moet worden gesleept .366
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....369
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . .370
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........377
7.2.5 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's zonder een reservewiel) . .384
7.2.6 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel)....396
7.2.7 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart..........407
7.2.8 Als de elektronische sleutel
niet goed werkt..........408
7.2.9 Als de 12V-accu is ontladen....409
7.2.10 Als uw auto oververhit raakt . . .413
7.2.11 Als de auto vast komt te zitten . .416
Bij problemen7
363
Page 366 of 510

7.1 Belangrijke informatie
7.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden
gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot
stilstand moet worden gebracht,
bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurende
langere tijd worden gebruikt terwijl
het hybridesysteem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt) kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen. (De alarmknipperlichten
worden mogelijk niet automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de
kracht en de omstandigheden van de
aanrijding.)
7.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op
de normale manier stilgezet kan
worden, als volgt tot stilstand:
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de transmissie in stand N.
Als de transmissie in stand N is gezet
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het hybridesysteem uit.
Als de transmissie niet in stand N gezet kan
worden
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
7.1 Belangrijke informatie
364
Page 367 of 510

WAARSCHUWING!
Als het hybridesysteem tijdens het
rijden uitgeschakeld moet worden
De stuurbekrachtiging zal niet meer
werken, waardoor het verdraaien van
het stuurwiel zwaarder gaat. Minder zo
veel mogelijk vaart voordat u het
hybridesysteem uitschakelt.
7.1.3 Als de auto onder water
staat of het water op de weg
stijgt
Deze auto is niet ontworpen om te
kunnen rijden op wegen die diep onder
water staan. Rijd niet op wegen die
mogelijk onder water staan of waar het
water kan stijgen. Het is gevaarlijk om
in de auto te blijven als wordt verwacht
dat de auto mogelijk onder water komt
te staan of door het water kan worden
meegevoerd. Blijf kalm en volg
onderstaande instructies op.
• Als het portier geopend kan worden,
open het dan en verlaat de auto.
• Als het portier niet kan worden
geopend, open dan de ruit met de
schakelaar voor de ruitbediening en
zorg voor een ontsnappingsroute.
• Als de ruit kan worden geopend,
verlaat de auto dan via de ruit.
• Als het portier of de ruit niet kan
worden geopend als gevolg van het
stijgende water, blijf dan kalm en
wacht tot het waterniveau in de auto
stijgt tot het punt waarop de
waterdruk in de auto gelijk is aan de
waterdruk buiten de auto. Open
vervolgens het portier nadat u hebt
gewacht tot het stijgende water de
auto binnenkomt en verlaat de auto.
Wanneer het waterniveau buiten de
auto boven de halve hoogte van het
portier komt, kan het portier door de
waterdruk niet van binnenuit worden
geopend.Het waterniveau komt boven de vloer
Wanneer het waterniveau hoger komt
dan de vloer en er tijd is verstreken,
raakt de elektrische uitrusting
beschadigd, werken de elektrisch
bedienbare ruiten niet, stoppen de
motor en elektromotor en kan de auto
mogelijk niet meer in beweging komen.
Gebruik van een noodhamer
*1
De voorruit en de ruiten van deze auto
zijn gemaakt van gelaagd glas*2.
Gelaagd glas kan niet worden gebroken
met behulp van een noodhamer
*1.
*1:Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voor meer
informatie over een noodhamer.
*2: Indien aanwezig
Herkennen van gelaagd glas
Bij het bekijken van de dwarsdoorsnede is
te zien dat gelaagd glas bestaat uit twee
lagen glas die op elkaar gelijmd zijn.
1Gelaagd glas
2Gehard glas
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Rijd niet op wegen die mogelijk onder
water staan of waar het water kan
stijgen. Anders kan de auto beschadigd
raken en niet meer rijden. Daarnaast
kan de auto onder water komen te
7.1 Belangrijke informatie
365
7
Bij problemen
Page 368 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
staan en door het water worden
weggevoerd, wat dodelijk kan zijn.
7.2 Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
7.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept
Als uw auto moet worden gesleept,
adviseren wij u dat te laten doen door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige of professioneel
bergingsbedrijf, en daarbij gebruik te
maken van een lepelwagen of een
autoambulance. Gebruik een stevige
sleepkabel en neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Situaties waarbij het niet mogelijk is
om door een ander voertuig te worden
gesleept
In de volgende gevallen kan de auto niet
door een andere auto worden gesleept
met behulp van kabels of kettingen,
doordat de voorwielen mogelijk worden
geblokkeerd door de parkeerblokkering.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige of een
professioneel bergingsbedrijf.
• Er is een storing aanwezig in de
schakelregeling. (→Blz. 159, blz. 383)
• Er is een storing aanwezig in de
startblokkering. (→Blz. 59)
• Er is een storing aanwezig in het
Smart entry-systeem met startknop.
(→Blz. 408)
• De 12V-accu is ontladen. (→Blz. 409)Omstandigheden waaronder u vóór het
slepen contact dient op te nemen met
de dealer
Het volgende kan duiden op een
probleem in de hybridetransmissie. Neem
vóór het slepen contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur, een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
of een professioneel bergingsbedrijf.
• De waarschuwingsmelding voor het
hybridesysteem wordt weergegeven
en de auto beweegt niet.
• De auto maakt een abnormaal geluid.
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde (2WD-uitvoeringen)
Deactiveer de parkeerrem.
Aan de voorzijde (AWD-uitvoeringen)
Gebruik een dolly onder de achterwielen.
7.1 Belangrijke informatie
366
Page 369 of 510

Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de voorwielen.
Slepen in een noodgeval
Als er geen autoambulance beschikbaar
is, mag de auto in geval van nood tijdelijk
worden gesleept door gebruik te maken
van sleepkabels of -kettingen die u aan
de sleepogen vastmaakt. Uw auto mag op
deze manier alleen op een verharde weg
en met lage snelheid (lager dan 30 km/h)
over een korte afstand worden gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten
om te sturen en te remmen. Ook dienen
de wielen, de assen, de aandrijflijn, de
stuurinrichting en de remmen in een
goede conditie te zijn.
Procedure bij slepen in een noodgeval
Uw auto moet zijn voorzien van het
sleepoog om door een andere auto te
kunnen worden gesleept. Plaats het
sleepoog aan de hand van de
onderstaande procedure.
1. Verwijder de wielmoersleutel en het
sleepoog. (→Blz. 385, blz. 397)2. Verwijder het afdekkapje van het
sleepoog met een
sleufkopschroevendraaier.
Plaats om de carrosserie te
beschermen een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosserie,
zoals aangegeven in de afbeelding.
3. Plaats het sleepoog in de opening en
draai het zo ver mogelijk met de hand
vast.
4. Draai het sleepoog stevig vast met
behulp van een wielmoersleutel of
een stevige metalen stang.
Pas op dat u bij het vastdraaien met
een wielmoersleutel of stevige
metalen stang de carrosserie niet
beschadigt.
5. Maak de kabel of de ketting goed vast
aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet
beschadigt.
6. Stap in de weg te slepen auto en start
het hybridesysteem.
Als het hybridesysteem niet start, zet
dan het contact AAN.
Schakel de Parking Support
Brake-functie uit (indien aanwezig):
→blz. 255
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
367
7
Bij problemen
Page 370 of 510

7. Selecteer stand N*en deactiveer de
parkeerrem.
*: Als de schakelstand niet gewijzigd kan
worden of de huidige schakelstand niet
bevestigd kan worden neem dan vóór het
slepen contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige of een
professioneel bergingsbedrijf.
Tijdens het slepen
Als het hybridesysteem is uitgeschakeld,
werken de rem- en stuurbekrachtiging
niet. Hierdoor zullen het remmen en
sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
De wielmoersleutel bevindt zich in de
bagageruimte. (→Blz. 385, blz. 397)
Bevestigingsgat van het sleepoog aan
de achterzijde van de auto
Het gat dient voor het vastzetten van de
auto tijdens transport. Het sleepoog dat
in dit gat is geplaatst, kan niet worden
gebruikt voor het slepen van een andere
auto.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij het slepen van de auto
2WD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de
wielen van de grond. Als de voorwielen
tijdens het slepen de grond raken,
kunnen de aandrijflijn en de
bijbehorende onderdelen beschadigd
raken of kan door de werking van de
motor opgewekte energie brand
veroorzaken afhankelijk van de aard
van de schade of storing.
AWD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met alle vier de wielen van de grond.
Als de wielen tijdens het slepen de
grond raken, kunnen de aandrijflijn en
de bijbehorende onderdelen
beschadigd raken, kan de auto losraken
van de truck of kan door de werking van
de motor opgewekte energie brand
veroorzaken afhankelijk van de aard
van de schade of storing.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
368