sensor TOYOTA RAV4 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2022Pages: 602, PDF Size: 173.22 MB
Page 80 of 602

• Er wordt ijs of sneeuw van de auto
verwijderd, waardoor de auto
herhaaldelijk wordt blootgesteld aan
schokken of trillingen.
• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• De auto wordt vervoerd per boot,
aanhangwagen, trein, enz.
• De auto staat geparkeerd in een
parkeergarage.
• De auto bevindt zich in een wasstraat
waarin de auto verplaatst wordt.
• Een van de banden verliest zijn
spanning.
• De auto wordt opgekrikt.
• Er doet zich een aardbeving of
wegverzakking voor.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de inbraaksensor
goed werkt
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
• De werking van de inbraaksensor
wordt mogelijk gestopt wanneer de
elektronische sleutel zich in de buurt
van de auto bevindt.
1 .5 Antidiefstalsysteem
78
Page 84 of 602

Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de
aangegeven systemen van de auto.
(Rood)Waarschuwings-
lampje remsys-
teem*1(→blz. 390)
(Geel)Waarschuwings-
lampje remsys-
teem*1(→blz. 391)
Laadstroomcontro-
lelampje*1
(→blz. 391)
Waarschuwings-
lampje hoge koel-
vloeistoftempera-
tuur
*2(→blz. 391)
Waarschuwings-
lampje hybridesys-
teem oververhit
*2
(→blz. 391)
Waarschuwings-
lampje lage olie-
druk
*2(→blz. 391)
Motorcontrole-
lampje*1
(→blz. 392)
Waarschuwings-
lampje SRS*1
(→blz. 392)
Waarschuwings-
lampje ABS*1
(→blz. 392)
(Rood/geel)Waarschuwings-
lampje elektrische
stuurbekrachti-
ging*1(→blz. 392)
(Knippert of brandt)Waarschuwings-
lampje PCS
*1(in-
dien aanwezig)
(→blz. 393)
(Oranje)Controlelampje LTA
(indien aanwezig)
(→blz. 393)
(Knippert)Controlelampje
Toyota Parking
Assist-sensor OFF
*3
(indien aanwezig)
(→blz. 393)
(Knippert)Controlelampje
PKSB OFF
*1(indien
aanwezig)
(→blz. 394)
(Knippert)Controlelampje
RCTA OFF
*1(indien
aanwezig)
(→Blz. 394)
Controlelampje
Traction Control*1
(→blz. 394)
Waarschuwings-
lampje onjuiste be-
diening pedaal
*2
(→blz. 395)
(Knippert)Controlelampje
Brake Hold-systeem
in werking
*1
(→blz. 395)
(Knippert)Waarschuwings-
lampje parkeerrem
(→blz. 395)
Waarschuwings-
lampje lage banden-
spanning
*1(indien
aanwezig)
(→blz. 395)
Waarschuwings-
lampje laag brand-
stofniveau
(→blz. 396)
Controlelampje
bestuurders- en
voorpassagiersgor-
del (→blz. 396)
Controlelampjes
achterpassagiers-
gordels (→blz. 396)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
hybridesysteem is ingeschakeld of na
enkele seconden. Er kan een storing in
2.1 Instrumentenpaneel
82
Page 85 of 602

een systeem aanwezig zijn als het lampje
niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*3Het controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF gaat branden wanneer
het contact AAN wordt gezet, terwijl de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld. Het gaat na enkele
seconden uit.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het ABS of het
waarschuwingslampje SRS niet gaat
branden als u het hybridesysteem start,
kan dat betekenen dat deze systemen
niet beschikbaar zijn om u te
beschermen in geval van een ongeval,
waardoor ernstig letsel zou kunnen
ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
Controlelampje
richtingaanwijzers
(→blz. 190)
Controlelampje
achterlicht
(→blz. 196)
Controlelampje
grootlicht
(→blz. 198)
Controlelampje Au-
tomatic High Beam-
systeem (indien
aanwezig)
(→blz. 198)
Controlelampje
mistlampen voor
(indien aanwezig)
(→blz. 201)
Controlelampje
mistachterlicht (in-
dien aanwezig)
(→blz. 201)
Controlelampje
Smart entry-
systeem met start-
knop
*1(→blz. 180)
Controlelampje
cruise control
(→blz. 234,
blz. 245)
Controlelampje Dy-
namic Radar Cruise
Control (indien aan-
wezig) (→blz. 234)
Controlelampje
cruise control SET
(→blz. 234,
blz. 245)
Controlelampje
snelheidsbegrenzer
(indien aanwezig)
(→blz. 248)
Controlelampje
LT A*2(indien aan-
wezig) (→blz. 226)
Controlelampje
Toyota Parking
Assist-sensor
OFF
*3, 4(indien aan-
wezig) (→blz. 269)
Controlelampje
PKSB OFF*3, 5(in-
dien aanwezig)
(→blz. 279)
2.1 Instrumentenpaneel
83
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 86 of 602

(Knippert)Controlelampje
Traction Control
*5
(→blz. 291)
Controlelampje VSC
OFF*3, 5(→blz. 292)
Waarschuwings-
lampje PCS*3, 5(in-
dien aanwezig)
(→blz. 214)
BSM-indicatoren
in de buitenspie-
gels
*5, 6(indien aan-
wezig) (→blz. 250)
Controlelampje BSM
(indien aanwezig)
(→blz. 250)
Controlelampje
RCTA OFF*3, 5(in-
dien aanwezig)
(→blz. 250)
Controlelampje
stand-bystand
Brake Hold-
systeem
*5
(→blz. 194)
Controlelampje
Brake Hold-systeem
in werking
*5
(→blz. 194)
Controlelampje an-
tidiefstalsysteem
(→blz. 73, blz. 75)
Controlelampje
READY (→blz. 180)
Controlelampje lage
buitentempera-
tuur
*7(→blz. 87,
blz. 93)
EV-controlelampje
(→blz. 65)
Waarschuwings-
lampje parkeerrem
(→blz. 190)
Controlelampje EV
MODE (→blz. 184)
Controlelampje
ECO-rijmodus
(→blz. 286)
Controlelampje
SPORT-modus
(→blz. 286)
Controlelampje
Trail-modus (indien
aanwezig)
(→blz. 288)
Controlelampje
PASSENGER AIR
BAG
*5, 8(indien
aanwezig)
(→blz. 38)
*1Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*2Afhankelijk van de bedrijfscondities
wijzigen de kleur en de status
(branden/knipperen) van het
controlelampje.
*3Het lampje gaat branden wanneer het
systeem wordt uitgeschakeld.
*4Het controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF gaat branden wanneer
het contact AAN wordt gezet, terwijl de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld. Het gaat na enkele
seconden uit.
*5Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
hybridesysteem is ingeschakeld of na
enkele seconden. Er kan een storing in
een systeem aanwezig zijn als de lampjes
niet gaan branden of niet uitgaan. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
2.1 Instrumentenpaneel
84
Page 104 of 602

• “Steering Assist” (stuurhulp)
Hiermee kunt u de stuurassistentie in-
of uitschakelen.
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de Lane Departure Alert instellen.
• “Sway Warning” (uitzw. waarsch.)
Hiermee kunt u de waarschuwing voor
slingeren in- of uitschakelen.
• “Sway Sensitivity” (gevoel. uitzw.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing voor slingeren
instellen.
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig) (→blz. 212)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• PCS aan/uit
Hiermee kunt u het Pre-Collision-
systeem in- of uitschakelen.
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u het
waarschuwingstijdstip van het
Pre-Crash Safety-systeem wijzigen.
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig) (→blz. 249)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• BSM (Blind Spot Monitor) aan/uit
Hiermee kunt u het BSM-systeem in-
of uitschakelen.
• “Brightness” (helderheid)
Hiermee kunt u de helderheid van de
indicatoren in de buitenspiegels
wijzigen. (→Blz. 250)
• “Sensitivity” (gevoeligh.)Hiermee kunt u de timing van de
waarschuwing voor een naderend
voertuig wijzigen.
(Toyota Parking Assist-sensor)
(indien aanwezig) (→blz. 268)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Toyota Parking Assist-sensor aan/uit
Hiermee kan de Toyota Parking
Assist-sensor worden in- of
uitgeschakeld.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer die bij het bedienen van de
Toyota Parking Assist-sensor klinkt
instellen.
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert) (indien
aanwezig) (→blz. 249)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
aan/uit
Hiermee kunt u het RCTA-systeem in-
of uitschakelen.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
RCTA-zoemer wijzigen.
PKSB (Parking Support Brake
System) (indien aanwezig) (→blz. 277)
Hiermee kunt u de Parking Support
Brake-functie in- of uitschakelen.
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 230)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Road Sign Assist aan/uit
Hiermee kunt u het RSA-systeem in-
of uitschakelen.
• “Notification method”
(meldingsmethode)
Hiermee kunt u elke
meldingsmethode die wordt gebruikt
om de bestuurder te waarschuwen
wanneer het systeem een te hoge
snelheid, een verkeersbord voor een
2.1 Instrumentenpaneel
102
Page 105 of 602

inhaalverbod of een verkeersbord
voor verboden in te rijden signaleert,
wijzigen.
• “Notification Level” (drempelw. meld.)
Hiermee kunt u elk meldingsniveau
dat wordt gebruikt om de bestuurder
te waarschuwen wanneer het systeem
een verkeersbord met een
snelheidslimiet signaleert, wijzigen.
DRCC (RSA) (indien aanwezig)
(→blz. 241)
Hiermee kunt u de Dynamic Radar Cruise
Control met Road Sign Assist in- of
uitschakelen.
Voertuiginstellingen
•
PBD (elektrisch bedienbare
achterklep) (indien aanwezig)
(→blz. 124)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
– Systeeminstellingen
Hiermee kan de functie elektrisch
bedienbare achterklep worden in-
of uitgeschakeld.
– “Hands Free” (handsfree)
*
Hiermee kunt u de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep in-
of uitschakelen.
– “Opening Adjustment” (inst.
opening)
Selecteer de positie openen
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep geheel is geopend.
– “Volume”
Hiermee kunt u het volume instellen
van de zoemer die klinkt wanneer de
elektrisch bedienbare achterklep in
werking is.
*Auto's met handsfree elektrisch
bedienbare achterklep
• “TPWS” (bandenspanningswaarschu-
wingssysteem) (indien aanwezig)
(→blz. 353)
– “Set Pressure” (stel
bandenspanning in)
Hiermee kan het bandenspannings-waarschuwingssysteem worden
geïnitialiseerd.
– “Change Wheel” (wielen wijzigen)
Hiermee kunt u de ingestelde
identificatiecode van de sensor van
het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem wijzigen. Om deze
functie te kunnen inschakelen moet
een tweede set identificatiecodes
van de sensoren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige worden
geregistreerd. Neem voor meer
informatie over het wijzigen van de
geregistreerde identificatiecode
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• “Rear Seat Reminder” (herinnering
achterbank AAN/UIT) (→blz. 117)
Hiermee kunt u de
herinneringsfunctie voor de
achterstoel in- of uitschakelen.
Instellingen
• “Language” (taal)
Hiermee kunt u de taal op het
multi-informatiedisplay wijzigen.
• “Units” (eenheden)
Hiermee kunnen de weergegeven
meeteenheden worden gewijzigd.
• “Meter Type” (type meter) (7 inch
display)
Hiermee kunt u de weergave van de
snelheidsmeter wijzigen.
•
(EV-controlelampje) (→blz. 65)
Hiermee kunt u de werking van het
EV-controlelampje in- of
uitschakelen.
•
(Instellingen weergave
rij-informatie)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
2.1 Instrumentenpaneel
103
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 117 of 602

3.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
3.2.1 Portieren
De auto kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met behulp van de
instapfunctie, de afstandsbediening of de
schakelaar van de centrale vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Gebruik van de instapfunctie (auto's met
Smart entry-systeem, startknop en
instapfunctie)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1. Pak de voorportiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt. De portieren en de
achterklep kunnen gedurende
3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
2. Raak de vergrendelsensor (de
inkeping aan de bovenzijde van de
portiergreep) aan om de portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.Met de afstandsbediening
1. Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Ingedrukt houden om de zijruiten en
het panoramadak (indien aanwezig)
te sluiten.
*
2. Ontgrendelen van alle portieren
Ingedrukt houden om de zijruiten en
het panoramadak (indien aanwezig)
te openen.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instellen van de ontgrendelfunctie
(auto's met Smart entry-systeem,
startknop en instapfunctie)
Het is mogelijk om in te stellen welke
portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1. Zet het contact UIT.
2. Schakel de inbraaksensor en de
hellingsensor van het alarmsysteem
uit om tijdens het veranderen van de
instellingen het alarm niet onbedoeld
te activeren. (indien aanwezig)
(→Blz. 76)
3. Houd de toets
ofingedrukt en houd tegelijkertijd de
toetsgedurende ongeveer
5 seconden ingedrukt als het
controlelampje in de sleutel uit is.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
115
3
Voordat u gaat rijden
Page 118 of 602

De instelling verandert telkens wanneer
een handeling wordt uitgevoerd, zoals
hieronder is aangegeven. (Als u de
instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de
toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
3.)
Multi-
informatiedisplay/
piepsignaalOntgrendelfunctie
(auto's met linkse
besturing)
(auto's met rechtse
besturing)
Exterieur: drie keer
een piepsignaal In-
terieur: één belsig-
naalAls u de portier-
greep van het be-
stuurdersportier
vasthoudt, wordt
alleen het bestuur-
dersportier ont-
grendeld.
Als u de portier-
greep van het voor-
passagiersportier
vasthoudt of op de
schakelaar achter-
klep openen drukt,
worden alle portie-
ren ontgrendeld.
Exterieur: twee keer
een piepsignaal In-
terieur: één belsig-
naalAls u de portier-
greep van het voor-
passagiersportier of
bestuurdersportier
vasthoudt of op de
schakelaar achter-
klep openen drukt,
worden alle portie-
ren ontgrendeld.
Auto's met een alarm: om te voorkomen
dat het alarm onbedoeld wordt
geactiveerd, moet u de portieren
ontgrendelen met de afstandsbediening
en een portier openen en sluiten als de
instellingen eenmaal zijn gewijzigd. (Als
er binnen 30 seconden nadat op
is
gedrukt geen portier wordt geopend,
worden de portieren weer vergrendeld en
wordt automatisch het alarm
ingeschakeld.) Zet het alarm onmiddellijk
uit wanneer dit geactiveerd wordt.
(→Blz. 75)Systeem voor
crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt
blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking
treedt, is afhankelijk van de kracht van de
schok of het type ongeval.
Feedbacksignalen
Portieren: De alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld/ontgrendeld
met behulp van de instapfunctie (indien
aanwezig) of de afstandsbediening.
(Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld:
tweemaal)
Zijruiten en panoramadak (indien
aanwezig): Er klinkt een zoemer om aan
te geven dat de zijruiten en het
panoramadak worden bediend met
behulp van de afstandsbediening.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld. (Afhankelijk van de
locatie van de elektronische sleutel wordt
echter mogelijk vastgesteld dat de sleutel
in de auto is. In dit geval blijft de auto
mogelijk ontgrendeld.)
Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
aan de bovenzijde van de portiergreep
(auto's met Smart entry-systeem,
startknop en instapfunctie)
Als het portier niet kan worden
vergrendeld, zelfs niet wanneer het
sensorgebied bovenaan wordt
aangeraakt, kunt u proberen de
sensorgebieden bovenaan en onderaan
tegelijkertijd aan te raken.
Wanneer u handschoenen draagt, trek
deze dan uit.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
116
Page 127 of 602

Gebruik van de schakelaar elektrisch
bedienbare achterklep op de achterklep
Druk op de schakelaar.
De elektrisch bedienbare achterklep
wordt automatisch gesloten.
Door op de schakelaar te drukken terwijl
de elektrisch bedienbare achterklep
wordt bediend, stopt de achterklep met
bewegen. Wanneer de schakelaar
nogmaals wordt ingedrukt terwijl de
beweging is gestopt, beweegt de
achterklep in tegenovergestelde richting.
Gebruik van de achterklepgrepen
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep
A.
De bekrachtigingsfunctie van de
achterklep (→blz. 127) wordt geactiveerd
en de elektrisch bedienbare achterklep
sluit verder automatisch.Gebruik van de sensor regeling
voetbediening (auto's met handsfree
elektrisch bedienbare achterklep)
De handsfree elektrisch bedienbare
achterklep maakt het automatisch
openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep mogelijk door uw
voet onder het midden van de
achterbumper te plaatsen en hem van de
achterbumper vandaan te bewegen. Zorg
ervoor dat voor het bedienen van de
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep het contact UIT staat, de
handsfree-functie van de elektrisch
bedienbare achterklep is ingeschakeld
(→blz. 101) en dat u een elektronische
sleutel bij u draagt.
1. Zorg ervoor dat u zich, met de
elektronische sleutel op zak, binnen
het detectiebereik van het Smart
entry-systeem met startknop bevindt,
op ongeveer 30 tot 50 cm van de
achterbumper.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
125
3
Voordat u gaat rijden
Page 128 of 602

CDetectiegebied voor werking
Smart entry-systeem met
startknop (→blz. 135)
2. Bedien de achterklep met een
voetbeweging door uw voet tot 10 cm
onder de achterbumper te bewegen
en vervolgens weer terug te trekken.
Voer deze volledige beweging binnen
1 seconde uit.
De achterklep zal niet in werking
treden zolang er een voet wordt
gesignaleerd onder de achterbumper.
Raak bij het gebruik van de handsfree
functie van de elektrisch bedienbare
achterklep de achterbumper niet aan.
Als er zich in het
passagierscompartiment of de
bagageruimte een andere
elektronische sleutel bevindt, duurt
het mogelijk iets langer dan normaal
voordat de achterklep in werking
treedt.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
3. Als de sensor voor de regeling van de
voetbediening signaleert dat u uw
voet hebt teruggetrokken, klinkt er
een zoemer en zal de elektrisch
bedienbare achterklep automatisch
volledig openen/sluiten.
Als er tijdens het openen/sluiten van
de achterklep een voet onder de
achterbumper wordt bewogen, gaat
de achterklep niet verder open.Als er weer een voet onder de
achterbumper wordt bewogen terwijl
de beweging is gestopt, beweegt de
achterklep in tegenovergestelde
richting.
Bagageruimteverlichting
• De bagageruimteverlichting gaat
branden als de achterklep wordt
geopend.
• Als het contact UIT wordt gezet, gaat
de verlichting na 20 minuten
automatisch uit.
Sluitsysteem achterklep
Wanneer de achterklep nog enigszins
geopend is, zal het sluitsysteem van de
achterklep deze automatisch volledig
sluiten.
Het sluitsysteem van de achterklep
werkt, ongeacht de status van het
contact.
Werkingsvoorwaarden elektrisch
bedienbare achterklep
De achterklep kan in de volgende
gevallen automatisch worden geopend
en gesloten:
• Wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep is ingeschakeld.
(→Blz. 101)
• Wanneer de achterklep is
ontgrendeld.
Als echter de schakelaar achterklep
openen ingedrukt wordt gehouden
terwijl u de elektronische sleutel bij u
hebt, wordt de elektrisch bedienbare
achterklep bediend, ook wanneer de
achterklep is vergrendeld. (→Blz. 124)
• Wanneer het contact AAN staat, kan
in aanvulling op het bovenstaande de
achterklep worden bediend wanneer
aan de onderstaande voorwaarden
wordt voldaan:
– De parkeerrem is geactiveerd
– Het rempedaal is ingetrapt
– De selectiehendel staat in stand P.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
126