sensor TOYOTA RAV4 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2022Pages: 602, PDF Size: 173.22 MB
Page 205 of 602

6. Verkort het interval van de
wisserwerking
7. Verlengt het interval van de
wisserwerking
8.
Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als het
contact AAN staat, de koplampen zijn
ingeschakeld en u de hendel naar u
toe trekt, werken de
koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke
vijfde keer dat u de hendel naar u toe
trekt.Ruitenwissers met regensensor
1.
Uit
2.
Stand AUTO
3.
Lage snelheid
4.
Hoge snelheid
5.
Enkele slag
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch wanneer
de sensor signaleert dat het regent.
De wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid
neerslag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de
sensorgevoeligheid worden ingesteld.
6. Verhoogt de gevoeligheid
7. Verlaagt de gevoeligheid
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
203
4
Rijden
Page 206 of 602

8.Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als het
contact AAN staat, de koplampen zijn
ingeschakeld en u de hendel naar u
toe trekt, werken de
koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke
vijfde keer dat u de hendel naar u toe
trekt.
De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact staat AAN.
Effecten van de rijsnelheid op de
ruitenwisserwerking
Auto's met ruitenwissers met intervalstand
In de stand voor de lage snelheid schakelt
de ruitenwisser over van lage snelheid
naar interval als de auto stilstaat. (Echter,
wanneer het interval op het hoogste
niveau staat ingesteld, schakelt de modus
niet over.)
Auto's met ruitenwissers met regensensor
In de stand voor de lage snelheid schakelt
de ruitenwisser over van lage snelheid
naar interval als de auto stilstaat. (Maar
als de gevoeligheid van de sensor wordt
aangepast tot het hoogste niveau, kan de
stand niet worden veranderd.)Regensensor (auto's met ruitenwissers
met regensensor)
• De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag.
*
• Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO wordt gezet terwijl het
contact AAN is, maken de
ruitenwissers één wisbeweging om
aan te geven dat de stand AUTO is
ingeschakeld.
• Als de ruitenwisser gevoeliger wordt
afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de
gevoeligheid is gewijzigd.
• Als de temperatuur van de
regensensor 85°C of hoger, of -15°C
of lager is, werkt de automatische
functie mogelijk niet. Zet de
ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.
*Deze zijn mogelijk aan de andere kant
geplaatst, afhankelijk van de regio.
Als er geen vloeistof uit de
ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en
controleer als dat het geval is of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
Sproeierkopverwarming (indien
aanwezig)
De sproeierkopverwarming treedt in
werking om te voorkomen dat de
sproeierkoppen bevriezen wanneer de
buitentemperatuur 5°C of lager is en het
contact AAN staat.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
204
Page 207 of 602

WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met
ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers voor kunnen
onverwacht in werking treden als de
sensor wordt aangeraakt of als de
voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in
de stand AUTO staan. Let erop dat er
niets bekneld raakt als de ruitenwissers
in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van
ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de
ruitensproeiervloeistof pas wanneer de
voorruit warm is. De vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en zo
het zicht belemmeren. Dit kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Wanneer de sproeierkopverwarming
in werking is (indien aanwezig)
Raak het oppervlak rond de
sproeierkop niet aan, omdat dit heet
kan worden en brandwonden kan
veroorzaken.
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Probeer deze niet schoon te
maken met een naald of iets dergelijks.
Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
OPMERKING(Vervolgd)
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de ruitenwissers niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet ingeschakeld is.
4.3.5 Achterruitenwisser en
-sproeier
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend met de hendel.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de
achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de schakelaar
te bedienen
werkt de achterruitenwisser als volgt:
1.
Uit
2.
Intervalwerking
3.
Normale werking
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
205
4
Rijden
Page 211 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking
van de ondersteunende systemen
ARadarsensor
BCamera voor
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Houd de radarsensor en de afdekking
van de radarsensor altijd schoon.
ARadarsensor
BAfdekking radarsensor
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Reinig de voorzijde van de radarsensor
of de voor- of achterzijde van afdekking
van de radarsensor als ze vuil zijn of als
er waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van de
radarsensor met een zachte doek om te
voorkomen dat er beschadigingen
ontstaan.
• Bevestig geen accessoires,
(doorzichtige) stickers of andere
zaken op de radarsensor, de
afdekking van de radarsensor of het
omliggende gebied.
• Stel de radarsensor en de omgeving
van de sensor niet bloot aan
krachtige schokken. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de
voorbumper is blootgesteld aan
krachtige schokken.
• Haal de radarsensor niet uit elkaar.
• Wijzig of spuit de radarsensor of de
kap van de radarsensor niet.
• In de volgende gevallen moet de
radarsensor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Als de radarsensor of de grille is
verwijderd en geplaatst of
vervangen
– Als de voorbumper is vervangen
Storingen in de camera voor
voorkomen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, werkt de camera voor mogelijk
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
209
4
Rijden
Page 213 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Bevestig geen accessoires die de
camera voor kunnen hinderen op de
motorkap, de grille of de voorbumper.
Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Zorg er als een surfplank of een ander
lang voorwerp op het dak moet
worden geplaatst voor dat de camera
voor er niet door wordt gehinderd.
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen of andere lichten aan.
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera be-
dekt is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.)
of andere verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de ruiten-
wissers en de airco. (→Blz. 305)
Als de temperatuur rondom de camera
voor niet binnen het werkingsbereik ligt,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon of
een zeer koude omgeving staatAls de camera voor heet is, bijvoorbeeld doordat
de auto in de zon heeft gestaan, maak dan gebruik
van de airconditioning om het gedeelte rondom
de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is ge-
maakt van een zonnescherm, kan bij bepaalde ty-
pen zonnescherm door het zonlicht dat door het
oppervlak ervan wordt gereflecteerd de tempera-
tuur van de camera voor extreem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld doordat
de auto in een zeer koude omgeving heeft ge-
staan, maak dan gebruik van het airconditioning-
systeem om het gedeelte rondom te camera voor
op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt
afgedekt, bijvoorbeeld doordat de motor-
kap is geopend of doordat een sticker op
het gedeelte van de voorruit vóór de ca-
mera voor is geplakt.Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz., zodat
de camera voor niet meer wordt afgedekt.
Wanneer “Pre-Collision System Unavai-
lable” (Pre-Crash Safety-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegevenControleer of er materialen op de radarsensor of
de afdekking van de radarsensor zijn bevestigd en
verwijder deze zo nodig.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
211
4
Rijden
Page 214 of 602

• Als in de volgende situaties de situatie is gewijzigd (of enige tijd met de auto is
gereden) en wordt gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, verdwijnt de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
– Als de temperatuur rondom de camera voor niet binnen het werkingsbereik ligt,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon of een zeer koude omgeving staat
– Als de camera voor geen objecten voor de auto kan detecteren, zoals 's nachts op een
onverlichte weg, bij sneeuw, bij mist of als er fel licht in de camera voor schijnt
– Afhankelijk van de omstandigheden in de omgeving van de auto oordeelt de radar
mogelijk dat de omgeving niet goed kan worden herkend. In dat geval wordt
“Pre-Collision System Unavailable” (Pre-Crash Safety-systeem niet beschikbaar)
weergegeven.
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
*Indien aanwezig
Het Pre-Crash Safety-systeem maakt gebruik van een radarsensor en een camera voor om
objecten (→blz. 212) vóór de auto te signaleren. Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding met een object groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te sporen om uit te wijken en wordt de potentiële
remdruk verhoogd om de bestuurder te helpen een aanrijding te voorkomen. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een frontale aanrijding met een object zeer groot is,
worden de remmen automatisch bekrachtigd om te helpen een aanrijding te voorkomen
of om de impact van een aanrijding te helpen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in-/uitgeschakeld en het
waarschuwingstijdstip kan worden gewijzigd. (→Blz. 214)
Signaleerbare objecten
Het systeem kan de volgende zaken signaleren:
Regio's Signaleerbare objecten Landen/gebieden
A■Voertuigen
■Fietsers
■VoetgangersIJsland, Ierland, Albanië, Andorra, het Verenigd
Koninkrijk, Italië, Oekraïne, Estland, Oostenrijk,
Nederland, Cyprus, Griekenland, Kroatië, Gi-
braltar, Zwitserland, Zweden, Spanje, Slowakije,
Slovenië, Tsjechië, Denemarken, Duitsland,
Noorwegen, Hongarije, Finland, Frankrijk, Bul-
garije, België, Bosnië en Herzegovina, Polen,
Portugal, Macedonië, Malta, Monaco, Servië,
Montenegro, Letland, Litouwen, Roemenië,
Luxemburg, de Faeröer, Israël, Turkije, Canari-
sche Eilanden
B Voertuigen Azerbeidzjan, Georgië
De landen en regio's in het overzicht zijn van toepassing vanaf december 2021.
Afhankelijk van wanneer de auto is verkocht kunnen de landen en regio's echter
verschillen. Neem voor meer informatie contact op met uw Toyota-dealer.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
212
Page 216 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het Pre-Crash Brake-systeem werkt
mogelijk niet, afhankelijk van de
bediening van de auto door de
bestuurder. Als het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het systeem
mogelijk dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert en werkt het
Pre-Crash Brake-systeem mogelijk
niet.
• Terwijl het Pre-Crash Brake-systeem
is ingeschakeld, wordt in sommige
gevallen de werking ervan mogelijk
uitgeschakeld, wanneer het gaspedaal
diep wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid en het systeem
oordeelt dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert
en stelt het mogelijk het
werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
Wanneer moet het Pre-Crash
Safety-systeem worden uitgeschakeld
In de volgende situaties moet het
systeem worden uitgeschakeld omdat
het mogelijk niet goed werkt, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel
tot gevolg:
• Als de auto wordt gesleept
• Bij het slepen van een andere auto
• Bij transport van de auto op een
vrachtwagen, boot, trein of ander
vergelijkbaar transportmiddel
• Wanneer de auto wordt opgetakeld
terwijl het hybridesysteem aan staat
en de wielen vrij kunnen draaien
• Bij het controleren van de auto op een
rollenbank, bijvoorbeeld een
vermogensbank of een
snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen op de auto.
• Als er veel kracht wordt uitgeoefend
op de voorbumper of de grille door
een aanrijding of een andere oorzaak
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Als banden van een andere dan de
voorgeschreven maat zijn geplaatst
• Als er sneeuwkettingen zijn
aangebracht
• Wanneer er een compact reservewiel
is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Als er tijdelijk uitrusting
(sneeuwploeg, enz.) die de
radarsensor of de camera voor kan
hinderen op de auto is geplaatst
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem
In-/uitschakelen van het Pre-Crash
Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→blz. 101) van het
multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld telkens wanneer het
contact AAN wordt gezet.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
214
Page 220 of 602

– Bij het rijden door stoom of rook
– Wanneer dicht bij een object wordt
gereden dat radiogolven
weerkaatst, zoals een grote
vrachtwagen of een vangrail
– Wanneer wordt gereden in de buurt
van een televisiezendmast,
radiozender of
elektriciteitscentrale, een met een
radar uitgeruste auto of een andere
locatie waar mogelijk sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
– Wanneer er allerlei zaken zijn die de
radiogolven van de radar in de buurt
kunnen reflecteren (tunnels,
vakwerkbruggen, onverharde
wegen, besneeuwde wegen met
sporen, enz.)
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• In sommige situaties, zoals
onderstaande, wordt een object
mogelijk niet gesignaleerd door de
radarsensor en de camera voor,
waardoor het systeem niet goed
werkt:
– Wanneer een signaleerbaar object
uw auto nadert
– Wanneer uw auto of een
signaleerbaar object een
schommelende beweging maakt
– Als een signaleerbaar object een
abrupte beweging maakt (zoals een
uitwijkmanoeuvre, plotseling
versnellen of afremmen)
– Wanneer uw auto een signaleerbaar
object snel nadert– Wanneer een signaleerbaar object
zich niet direct voor uw auto bevindt
– Wanneer een signaleerbaar object
zich vlak bij bijvoorbeeld een muur,
hek, vangrail, putdeksel, voertuig of
stalen rijplaat bevindt
– Wanneer een signaleerbaar object
zich onder een constructie bevindt
– Wanneer een signaleerbaar object
gedeeltelijk verborgen is achter een
object zoals een groot stuk bagage,
een paraplu of een vangrail
– Wanneer er allerlei zaken zijn die de
radiogolven van de radar in de buurt
kunnen reflecteren (tunnels,
vakwerkbruggen, onverharde
wegen, besneeuwde wegen met
sporen, enz.)
– Wanneer de radiogolven van de
radar in een andere auto uw auto
beïnvloeden
– Wanneer zich meerdere
signaleerbare objecten dicht bij
elkaar bevinden
– Als de zon of ander licht
rechtstreeks op een signaleerbaar
object schijnt
– Wanneer een signaleerbaar object
wit is en er extreem licht uitziet
– Wanneer een signaleerbaar object
bijna dezelfde kleur heeft of even
licht is als zijn omgeving
– Wanneer een signaleerbaar object
uw auto afsnijdt of plotseling
opduikt voor uw auto
– Als de voorzijde van uw auto wordt
geraakt door water, sneeuw, stof,
enz.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
218
Page 222 of 602

– Als de wielen niet goed zijn
uitgelijnd
– Als een ruitenwisserblad de camera
voor blokkeert
– Er wordt met extreem hoge
snelheden gereden
– Als op een helling wordt gereden
– Wanneer de radarsensor of de
camera voor niet goed is uitgelijnd
• In sommige situaties, zoals de
onderstaande, kan wellicht
onvoldoende remkracht worden
gerealiseerd, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:
– Als de remfuncties niet optimaal
kunnen functioneren, bijvoorbeeld
doordat onderdelen van het
remsysteem extreem koud of warm,
of nat zijn
– Als de auto niet goed wordt
onderhouden (extreem versleten
remdelen of banden, onjuiste
bandenspanning, enz.)
– Als er met de auto gereden wordt op
grind of een andere gladde
ondergrond
– Bij diepe spoorvorming in het
wegdek
– Als op een helling wordt gereden
– Bij het rijden over wegen met
hellingen links of rechts
*1Van toepassing op uitvoeringen voor
landen waar geen fietsers kunnen
worden gesignaleerd (→blz. 212)
*2Van toepassing op uitvoeringen voor
landen waar voetgangers en/of fietsers
kunnen worden gesignaleerd
(→blz. 212)Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 292), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned Off
Pre-Collision Brake System
Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*
*Indien aanwezig
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele)
rijstrookmarkeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wanneer de
auto de huidige rijstrook of koers dreigt
te verlaten
*. Het systeem kan ook het
stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de rijbaan
*met
behulp van de camera voor. Het
detecteert ook voorliggers met behulp
van de camera voor en de radar.
*De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
220
Page 232 of 602

Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto
slingert terwijl de waarschuwingsfunctie
voor het slingeren van de auto in
werking is, klinkt er een zoemer en wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen rust te nemen. Tegelijkertijd
wordt het in de afbeelding weergegeven
symbool op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, wordt er mogelijk geen
waarschuwing gegeven.
Waarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het
controlelampje LTA oranje brandt, volg
dan de desbetreffende
storingzoekprocedure. Volg de
instructies die op het scherm worden
weergegeven als er een andere
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• “LTA Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in LTA. Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• “LTA Unavailable” (LTA niet
beschikbaar)Het systeem is tijdelijk uitgeschakeld
als gevolg van een storing in een
andere sensor dan de camera voor.
Schakel het LTA-systeem uit, wacht
een poosje en schakel het
LTA-systeem weer in.
• “LTA Unavailable at Current Speed”
(LTA niet beschikbaar bij huidige
snelheid)
De functie kan niet worden gebruikt
als de rijsnelheid hoger is dan het
werkingsbereik van het LTA-systeem.
Rijd langzamer.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie
worden gewijzigd. (→Blz. 101)
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*
*Indien aanwezig
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te maken
van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (als er informatie over
de snelheidslimiet beschikbaar is) en
voorziet de bestuurder via het display van
informatie.
Als het systeem vaststelt dat de
snelheidslimiet wordt overschreden of
wanneer er bijvoorbeeld verboden acties
ten opzichte van de herkende
verkeersborden worden uitgevoerd,
wordt de bestuurder gewaarschuwd door
middel van een waarschuwingsdisplay en
waarschuwingszoemer.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230