sensor TOYOTA RAV4 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2022Pages: 602, PDF Size: 173.22 MB
Page 5 of 602

4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......230
4.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*.....234
4.5.6 Cruise control*............245
4.5.7 Snelheidsbegrenzer*........247
4.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)*.....249
4.5.9 Toyota Parking Assist-sensor*. . 268
4.5.10 PKSB (Parking Support Brake)*. 277
4.5.11 Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
*......282
4.5.12 Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)
*...............285
4.5.13 Rijmodusselectieschakelaar . . . 286
4.5.14 Trail-modus
(AWD-uitvoeringen).......288
4.5.15 GPF-systeem
(benzineroetfilter)
*........289
4.5.16 Ondersteunende systemen . . . 290
4.6 Rijtips.....................296
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto.............296
4.6.2 Rijden in de winter.........297
4.6.3 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............300
5. Voorzieningen in het interieur
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........304
5.1.1 Automatische airconditioning . . 304
5.1.2 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........310
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 312
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 312
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 314
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......314
5.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............318
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het
interieur...................322
5.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur...............322
6. Onderhoud en verzorging
6.1 Onderhoud en verzorging.........334
6.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto........3346.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur...............337
6.2 Onderhoud..................339
6.2.1 Onderhoud en reparatie......339
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......340
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........340
6.3.2 Motorkap...............342
6.3.3 Plaatsen van een garagekrik....343
6.3.4 Motorruimte.............344
6.3.5 12V-accu...............349
6.3.6 Banden................351
6.3.7 Bandenspanning..........356
6.3.8 Wielen................357
6.3.9 Interieurfilter............359
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopening en het filter van
het batterijpakket
(tractiebatterij)..........362
6.3.11 Ruitenwisserrubber
vervangen.............366
6.3.12 Batterij elektronische sleutel . . 369
6.3.13 Controleren en vervangen van
zekeringen.............371
6.3.14 Lampen...............374
7.Bij problemen
7.1 Belangrijke informatie...........384
7.1.1 Alarmknipperlichten........384
7.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden
gebracht...............384
7.1.3 Als de onder water staat of het water op
de weg stijgt.............385
7.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen................385
7.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept...............385
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....390
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingszoemer
klinkt.................390
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........398
7.2.5 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's zonder een reservewiel) . . 403
7.2.6 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel) . . . 413
7.2.7 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart...........422
7.2.8 Als u uw sleutels verliest......423
3
1
2
3
4
5
6
7
8
Page 11 of 602

Overzicht
Exterieur
APortieren blz. 115
Vergrendelen/ontgrendelen blz. 115
Openen/sluiten van de zijruiten
blz. 157
Vergrendelen/ontgrendelen met de
mechanische sleutel blz. 424
Waarschuwingsmeldingen blz. 398
BAchterklep blz. 120
Vergrendelen/ontgrendelen blz. 122
Openen van binnenuit
*1blz. 124
Openen van buitenaf blz. 122,
blz. 124
Waarschuwingsmeldingen blz. 398
CBuitenspiegels blz. 156
Verstellen van de spiegelhoek
blz. 156
Inklappen van de buitenspiegels
blz. 157
Ontwasemen van de spiegels blz. 305
DRuitenwissers voor blz. 202
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 297
Voorkomen van bevriezing
(voorruitverwarming)
*1blz. 307
Voorzorgsmaatregelen voor de
wasstraat (ruitenwisser met
regensensor)
*1blz. 335
Vervangen van het
ruitenwisserrubber blz. 366
ETankdopklep blz. 206
Tanken blz. 206
Brandstofsoort/inhoud
brandstoftank blz. 438
FBanden blz. 351
Bandenmaat/bandenspanning
blz. 442
Winterbanden/sneeuwkettingen
blz. 297
Controleren/wisselen/
bandenspanningswaarschuwingssys-
teem blz. 351
In geval van een lekke band blz. 403,
blz. 413
Overzicht
9
Overzicht
Page 18 of 602

Dak (auto's met linkse besturing)
AToets SOS*1blz. 54
BExtra opbergvak*1blz. 317
CPanoramadakschakelaar*1blz. 160
DSchakelaar elektrisch bedienbaar
zonnescherm*1blz. 160
EInterieurverlichting*2blz. 313
Leeslampjes blz. 313
FUitschakeltoets inbraaksensor en
hellingsensor*1blz. 76
GMake-upspiegels blz. 323
HZonnekleppen*3blz. 322
IBinnenspiegel*1blz. 147
Digitale binnenspiegel*1blz. 148
*1Indien aanwezig
*2De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde geplaatst.
*3Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op een stoel
met een INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND anders DODELIJK of ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag wordt geactiveerd. (→Blz. 43)
Overzicht
16
Page 24 of 602

Dak (auto's met rechtse besturing)
AToets SOS blz. 54
BPanoramadakschakelaar*1blz. 160
CSchakelaar elektrisch bedienbaar
zonnescherm*1blz. 160
DInterieurverlichting*2blz. 313
Leeslampjes blz. 313
EUitschakeltoets inbraaksensor en
hellingsensor*1blz. 76
FMake-upspiegels blz. 323
GZonnekleppen*3blz. 322
HBinnenspiegel*1blz. 147
Digitale binnenspiegel*1blz. 148
*1Indien aanwezig
*2De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde geplaatst.
*3Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op een stoel
met een INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND anders DODELIJK of ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag wordt geactiveerd. (→Blz. 43)
Overzicht
22
Page 33 of 602

Onderdelen SRS-airbagsysteem
ASensoren frontale aanrijding
BAan/uit-schakelaar airbag (indien
aanwezig)
CVoorpassagiersairbag
DSensoren aanrijding opzij
(voorportier)
ECurtain airbags
FGordelspanners en
spankrachtbegrenzers (voorstoelen)
GSensoren aanrijding opzij (voor)
HSide airbags
IGordelspanners en
spankrachtbegrenzers (buitenste
zitplaatsen achter)
JBestuurdersairbag
KKnie-airbag
LWaarschuwingslampje SRS
MAirbag-ECU
NControlelampjes PASSENGER AIR
BAG
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierboven afgebeeld. Het
SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij het activeren van de
airbags zorgt een chemische reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags
snel gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden te helpen
beperken.
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
• U kunt lichte schaafplekken,
brandwonden, kneuzingen, e.d.
oplopen als gevolg van de zeer hoge
snelheid waarmee de SRS-airbags
worden geactiveerd door hete gassen.• Er is een luide knal hoorbaar en er
komt wit poeder vrij.
• Gedurende enkele minuten na het
activeren van de airbags kunnen de
onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkap airbag en
ontstekingsmechanisme) evenals de
1 .1 Voor een veilig gebruik
31
1
Veiligheid en beveiliging
Page 61 of 602

Uitvoeren van de regelgeving
Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3 Conformiteit
1. BESCHRIJVING IN VOERTUIG GEÏNTEGREERD ECALL-SYSTEEM
1.1.Overzicht, werking en functionaliteiten van het in het voer-
tuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeemO
1.2.De op 112 gebaseerde eCall-dienst is een publieke dienst
van algemeen nut die gratis beschikbaar is.O
1.3.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem is standaard ingeschakeld. Bij een ernstige aanrij-
ding wordt het systeem automatisch geactiveerd door signa-
len van sensoren in het voertuig. Het wordt ook automatisch
geactiveerd als de auto is voorzien van een TPS-systeem dat
niet werkt bij een ernstige aanrijding.O
1.4.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem kan indien nodig ook handmatig worden geacti-
veerd. Instructies voor het handmatig activeren van het sys-
teemO
1.5.Als door een ernstige systeemstoring het in het voertuig
geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem wordt uit-
geschakeld, krijgen de inzittenden van het voertuig de vol-
gende waarschuwingO
2. INFORMATIE OVER GEGEVENSVERWERKING
2.1.Elke verwerking van persoonsgegevens die via het in het
voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem
zijn verzameld, moet voldoen aan de regelgeving met betrek-
king tot persoonsgegevens zoals vastgelegd in richtlijn 95/
46/EG en 2002/58/EG, en moet met name zijn gebaseerd op
de noodzaak om de vitale belangen van personen te bescher-
men, conform artikel 7(d) van richtlijn 95/46/EG.O
2.2.De verwerking van dergelijke gegevens dient strikt beperkt
te blijven tot het doel van het behandelen van de eCall-
noodoproep naar het Europese alarmnummer 112.O
2.3. Soorten gegevens en hun ontvangers
2.3.1.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem kan alleen de volgende gegevens verzamelen en
verwerken: voertuigidentificatienummer, type voertuig (per-
sonenauto of lichte bestelwagen), type brandstof/
aandrijving van het voertuig (benzine/diesel/aardgas/LPG/
elektriciteit/waterstof ), laatste drie locaties en rijrichting
van het voertuig, logbestand van de automatische activering
van het systeem inclusief tijdstip van activering, eventuele
aanvullende gegevens (indien van toepassing)O
2.3.2.De ontvangers van de door het in het voertuig geïntegreerde
op 112 gebaseerde eCall-systeem verwerkte gegevens zijn
de relevante openbare alarmcentrales die zijn aangewezen
door de overheidsinstanties van het land waarin deze centra-
les zijn gevestigd om als eerste eCall-oproepen naar het Eu-
ropese alarmnummer 112 te ontvangen en te verwerken.
Aanvullende informatie (indien beschikbaar):O
1 .3 Noodoproep
59
1
Veiligheid en beveiliging
Page 74 of 602

OPMERKING
Ventilatieopening batterijpakket
(tractiebatterij)
• Voorkom dat zaken als stoelbekleding,
plastic hoezen en bagage de
ventilatieopening blokkeren. Als deze
ventilatieopening wordt afgedekt,
kan het batterijpakket
(tractiebatterij) oververhit raken,
waardoor het laden/ontladen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
beperkt kan worden.
• Als er zich stof, enz. heeft verzameld in
de ventilatieopening, maak deze dan
schoon met een stofzuiger om te
voorkomen dat de opening verstopt
raakt.
• Reinig de ventilatieopening
regelmatig om te voorkomen dat
laden/ontladen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
beperkt wordt.
• Laat de ventilatieopening niet nat of
vuil worden, anders kan er
kortsluiting ontstaan en kan het
batterijpakket (tractiebatterij)
beschadigd raken.
• Vervoer geen grote hoeveelheden
water, zoals een gevuld reservoir voor
een waterdispenser, in de auto. Als er
water op het batterijpakket
(tractiebatterij) komt, kan het
batterijpakket beschadigd raken. Laat
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Op de ventilatieopening is een filter
geplaatst. Als het filter zelfs na het
schoonmaken van de
ventilatieopening nog zichtbaar vuil
is, raden wij u aan het filter te reinigen
of vervangen. Voor meer informatie
over het schoonmaken of vervangen
van het filter, zie blz. 363.
OPMERKING(Vervolgd)
• Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner’s Manual” (onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
zie handleiding) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay, zitten
de ventilatieopening en het filter
mogelijk verstopt. Raadpleeg blz. 362
voor informatie over het
schoonmaken van de
ventilatieopening.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor
noodgevallen zorgt ervoor dat het
hoogspanningssysteem en de
brandstofpomp worden uitgeschakeld als
de botsingssensor een aanrijding met
een kracht boven een bepaalde
drempelwaarde heeft gesignaleerd, om
de kans op een elektrische schok en
brandstoflekkage tot een minimum te
beperken. Als het uitschakelsysteem voor
noodgevallen in werking is getreden,
kunt u uw auto niet meer starten. Neem
voor het herstarten van het
hybridesysteem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
1 .4 Hybridesysteem
72
Page 76 of 602

1.5.2 Supervergrendeling*
*Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt
voorkomen door het ontgrendelen van de
portieren zowel van buitenaf als van
binnenuit onmogelijk te maken.
Auto's die met dit systeem zijn uitgerust,
zijn voorzien van labels op de zijruiten
voor.
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling
Instelling
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden
de auto verlaten en controleer of alle
portieren gesloten zijn.
Met de instapfunctie (indien aanwezig):
Raak het sensorgedeelte van de
buitenportiergreep voor binnen
5 seconden 2 keer aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk tweemaal binnen 5 seconden op
.
Uitschakelen
Bij gebruik van de instapfunctie (indien
aanwezig): Houd de buitenportiergreep
voor vast.
Met de afstandsbediening: Druk op
.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de
supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in
als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet
van binnenuit kunnen worden
geopend.
1.5.3 Alarm*
*Indien aanwezig
Met licht en geluid worden alarmsignalen
gegeven wanneer er een inbraakpoging
wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is
ingeschakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geactiveerd:
• Als een vergrendeld portier wordt
ontgrendeld of geopend zonder
gebruik te maken van de instapfunctie
(indien aanwezig) of de
afstandsbediening. (De portieren
zullen automatisch opnieuw worden
vergrendeld.)
• De motorkap wordt geopend.
• De inbraaksensor signaleert een
beweging in de auto. (Voorbeeld: een
indringer breekt een ruit en dringt de
auto binnen.)
• Als de hellingsensor een verandering
van de helling van de auto signaleert.
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten van
het alarmsysteem
Zaken die gecontroleerd moeten worden
alvorens de auto te vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om
ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen:
• Er is niemand in de auto.
• De zijruiten en het panoramadak
(indien aanwezig) zijn gesloten
voordat het alarm wordt
ingeschakeld.
1 .5 Antidiefstalsysteem
74
Page 78 of 602

Door alarmsysteem bediende
portiervergrendeling
In de volgende gevallen worden,
afhankelijk van de situatie, de portieren
automatisch vergrendeld om potentiële
indringers buiten de auto te houden:
• Wanneer een in de auto
achtergebleven persoon het portier
ontgrendelt en het alarm wordt
geactiveerd.
• Terwijl het alarm is geactiveerd,
ontgrendelt een in de auto
achtergebleven persoon het portier.
• Bij het bijladen of vervangen van de
12V-accu.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
(indien aanwezig)
Het alarm kan zo worden ingesteld, dat
het wordt uitgeschakeld wanneer de
mechanische sleutel wordt gebruikt om
de auto te ontgrendelen. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 446)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
Inbraaksensor en hellingsensor
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor
• De inbraaksensor signaleert
indringers of een beweging in de auto.
• De hellingsensor signaleert een
verandering van de hoek van de auto
ten opzichte van het wegdek, die
bijvoorbeeld ontstaat als de auto
weggesleept wordt.Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.
De inbraaksensor en hellingsensor
instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden
de inbraaksensor en de hellingsensor
automatisch ingesteld. (→Blz. 75)
De inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en
de hellingsensor uitschakelt voordat u
het alarm instelt, omdat deze sensoren
reageren op bewegingen binnen in de
auto.
1. Zet het contact UIT.
2. Druk op de uitschakeltoets van de
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de
inbraaksensor en de hellingsensor
weer in te schakelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en
de hellingsensor worden
uitgeschakeld/ingeschakeld, wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
• Het alarm wordt ingeschakeld zelfs
wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor zijn uitgeschakeld.
1 .5 Antidiefstalsysteem
76
Page 79 of 602

• Nadat de inbraaksensor en de
hellingsensor uitgeschakeld zijn,
worden deze opnieuw ingeschakeld
door op de startknop te drukken of de
portieren te ontgrendelen met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• De inbraaksensor en de hellingsensor
zullen automatisch weer worden
ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem weer wordt
ingeschakeld.
Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• Er bevinden zich nog personen of
huisdieren in de auto.
• Een zijruit of het panoramadak (indien
aanwezig) is open.
In dit geval registreert de sensor
mogelijk het volgende:
– Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten, in de
auto
– Ultrasoongolven van apparaten,
zoals de inbraaksensoren van
andere auto's
– Het bewegen van mensen buiten de
auto• Er bevinden zich onstabiele
voorwerpen, zoals loshangende
accessoires of kleding aan
kledinghaakjes, in de auto.
• De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
1 .5 Antidiefstalsysteem
77
1
Veiligheid en beveiliging