sensor TOYOTA RAV4 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2022Pages: 602, PDF Size: 173.22 MB
Page 129 of 602

Werking van de elektrisch bedienbare
achterklep
• Er klinkt een zoemer om aan te geven
dat de achterklep wordt
geopend/gesloten.
• Wanneer het systeem van de
elektrisch bedienbare achterklep is
uitgeschakeld, kan de achterklep niet
elektrisch worden bediend, maar kan
hij wel met de hand worden geopend
en gesloten.
• Wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep automatisch wordt
geopend en er iets abnormaals wordt
gesignaleerd als gevolg van menselijk
handelen of een voorwerp, wordt de
beweging gestopt.
Klembeveiliging
De elektrisch bedienbare achterklep is
aan beide zijden voorzien van sensoren.
Als iets de werking van de elektrisch
bedienbare achterklep tijdens het
sluiten hindert, beweegt de achterklep
automatisch in de tegenovergestelde
richting of stopt deze met bewegen.
Functie beveiliging tegen dichtvallen
Wanneer er tijdens het automatisch
openen van de elektrisch bedienbare
achterklep overmatige kracht op de klep
wordt uitgeoefend, stopt de beweging
van de elektrisch bedienbare achterklep
om te voorkomen dat deze dichtvalt.Bekrachtigingsfunctie sluitsysteem
achterklep
Wanneer de achterklep handmatig
omlaag wordt geduwd terwijl deze op
een open positie gestopt is, sluit de
achterklep automatisch volledig.
Uitgestelde vergrendelingsfunctie
achterklep (indien aanwezig)
Met deze functie wordt het vergrendelen
van alle portieren van tevoren uitgesteld
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep is geopend.
Wanneer de volgende procedure is
gevolgd, worden alle portieren maar niet
de elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld. Vervolgens wordt de
elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld als deze wordt gesloten.
1. Sluit alle portieren, behalve de
achterklep.
2. Vergrendel tijdens het sluiten van de
elektrisch bedienbare achterklep de
portieren met het Smart
entry-systeem met startknop vanaf
de voorportieren (→blz. 115) of de
afstandsbediening. (→Blz. 115)
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat alle portieren zijn
gesloten en vergrendeld.
• Als de elektronische sleutel in de
auto wordt geplaatst nadat het
sluiten is gestart via de uitgestelde
vergrendelingsfunctie van de
portieren, wordt de elektronische
sleutel mogelijk in de auto
opgesloten.
• Als de elektrisch bedienbare
achterklep niet geheel sluit door de
werking van de klembeveiliging,
terwijl de achterklep automatisch
wordt gesloten nadat een
uitgestelde vergrendeling van de
portieren is uitgevoerd, wordt de
uitgestelde vergrendelingsfunctie
van de portieren geannuleerd en
worden alle portieren ontgrendeld.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
127
3
Voordat u gaat rijden
Page 134 of 602

OPMERKING
Achterklepspindels
De achterklep is voorzien van spindels
die de achterklep op zijn plaats houden.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen de achterklepspindels
beschadigd raken, waardoor deze niet
meer werken.
• Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,
zelfklevende voorwerpen, enz. aan de
spindelstang.
• Raak de pen nooit aan met
handschoenen of andere stoffen
voorwerpen.
• Bevestig geen zware accessoires aan
de achterklep. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige alvorens
accessoires te bevestigen.
• Plaats uw handen nooit op de spindel
en oefen er nooit zijdelingse krachten
op uit.
Voorkomen van storingen aan het
sluitsysteem van de achterklep
Oefen geen grote kracht uit op de
achterklep terwijl het sluitsysteem in
werking is. Het uitoefenen van
overmatige kracht kan storingen aan het
sluitsysteem van de achterklep
veroorzaken.
OPMERKING(Vervolgd)
Voorkomen van beschadiging van de
elektrisch bedienbare achterklep
• Controleer of er geen ijs zit tussen de
achterklep en de sponning, waardoor
de achterklep niet bediend kan
worden. Wanneer er zich te veel
gewicht op de achterklep bevindt,
kunnen bij het bedienen van de
elektrisch bedienbare achterklep
storingen optreden.
• Oefen geen grote kracht uit op de
achterklep terwijl de elektrisch
bedienbare achterklep in werking is.
• Voorkom dat de sensoren (aan de
rechter- en linkerzijde van de
elektrisch bedienbare achterklep)
beschadigd raken door scherpe
voorwerpen. Wanneer de sensor is
losgenomen, kan de elektrisch
bedienbare achterklep niet
automatisch worden gesloten.
Voorzorgsmaatregelen handsfree
elektrisch bedienbare achterklep
(indien aanwezig)
De sensor regeling voetbediening
bevindt zich achter aan de onderzijde
van het midden van de achterbumper.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
ervoor te zorgen dat de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep goed
werkt:
• Houd de onderzijde van het midden
van de achterbumper te allen tijde
schoon. Als de onderzijde van het
midden van de achterbumper vuil is
of bedekt is met sneeuw, werkt de
sensor regeling voetbediening
mogelijk niet. Verwijder in dat geval
het vuil of de sneeuw, verplaats de
auto en controleer vervolgens of de
sensor regeling voetbediening werkt.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
niet werkt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
132
Page 135 of 602

OPMERKING(Vervolgd)
• Breng geen coatings die een
vochtaantrekkend effect hebben of
andere coatings aan op de onderzijde
van het midden van de achterbumper.
• Parkeer de auto niet in de buurt van
objecten die kunnen bewegen en in
contact kunnen komen met de
onderzijde van het midden van de
achterbumper, zoals gras of bomen.
Als de auto enige tijd geparkeerd is in
de buurt van objecten die kunnen
bewegen en in contact kunnen
komen met de onderzijde van het
midden van de achterbumper, zoals
gras of bomen, werkt de sensor
regeling voetbediening mogelijk niet.
Verplaats in dat geval de auto en
controleer vervolgens of de sensor
regeling voetbediening werkt. Laat
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
niet werkt.
• Stel de sensor regeling voetbediening
en zijn omgeving niet bloot aan
krachtige schokken. Als de sensor
regeling voetbediening of zijn
omgeving blootgesteld zijn aan
krachtige schokken, werkt de sensor
regeling voetbediening mogelijk niet
goed meer. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
regeling voetbediening in de
volgende situaties niet werkt.
– De sensor regeling voetbediening of
zijn omgeving zijn blootgesteld aan
krachtige schokken.
– Er zitten krassen of beschadigingen
op de onderzijde van het midden
van de achterbumper.
OPMERKING(Vervolgd)
• Demonteer de achterbumper niet.
• Breng geen stickers aan op de
achterbumper.
• Breng geen lak aan op de
achterbumper.
• Deactiveer de handsfree elektrisch
bedienbare achterklep als er op de
elektrisch bedienbare achterklep een
fietsendrager of een vergelijkbaar
zwaar onderdeel gemonteerd is.
(→Blz. 101)
Wijzigen van instellingen van de
elektrisch bedienbare achterklep
(auto's met elektrisch bedienbare
achterklep)
De instellingen van het systeem van de
elektrisch bedienbare achterklep kunnen
worden gewijzigd door het scherm
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen)
- PBD weer te geven via het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 101)
De gewijzigde instellingen van de
elektrisch bedienbare achterklep worden
niet gereset door het UIT zetten van het
contact. Om de oorspronkelijke
instellingen te herstellen, moeten deze
worden teruggezet op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
Aanpassing van de geopende positie
van de achterklep (auto's met
elektrisch bedienbare achterklep)
De geopende positie van de elektrisch
bedienbare achterklep kan worden
aangepast.
1. Stopt de beweging van de achterklep
in de gewenste positie. (→Blz. 124)
2. Houd de schakelaar van de elektrisch
bedienbare achterklep op de
achterklep gedurende ongeveer
2 seconden ingedrukt.
Wanneer het instellen is voltooid,
klinkt de zoemer 4 maal.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
133
3
Voordat u gaat rijden
Page 139 of 602

– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer u parkeert op een
parkeerplaats met een
betaalautomaat (Radiogolven die
worden gebruikt om auto's te
signaleren beïnvloeden mogelijk het
Smart entry-systeem met startknop.)
Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de bagageafdekking,
op de vloer of in een portiervak of
het dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk
ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(Als de portieren niet worden
geopend en gesloten, worden deze na
ongeveer 30 seconden automatisch
weer vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Wanneer de vergrendelactie is
uitgevoerd met de vergrendelsensor,
worden maximaal tweemaal achter
elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
137
3
Voordat u gaat rijden
Page 140 of 602

vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 136)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen,
of gebruik de vergrendelsensor in het
onderste gedeelte van de
portiergreep.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Auto's met instapfunctie: Bewaar, om
diefstal van de auto te voorkomen, de
elektronische sleutel niet binnen een
afstand van 2 meter van de auto.• Het Smart entry-systeem met
startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld. (→Blz. 449)
• De energiebespaarmodus kan het
energieverbruik van de elektronische
sleutels verlagen. (→Blz. 136)
Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd bij auto's met
instapfunctie de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet
correct door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden
vergrendeld, werkt mogelijk niet.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de mechanische
sleutel. (→Blz. 424)
• Starten van het hybridesysteem:
→blz. 180
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het
Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 448)
Raadpleeg de beschrijvingen voor de
volgende handelingen als het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel. (→Blz. 115, blz. 424)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
138
Page 150 of 602

Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren (auto's met
binnenspiegel met automatische
antiverblindingsstand)
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
3.4.3 Digitale binnenspiegel*
*Indien aanwezig
De digitale binnenspiegel is een systeem
dat gebruikmaakt van een camera op de
achterzijde van de auto. Het beeld van die
camera wordt weergegeven op het
display van de digitale binnenspiegel.
De digitale binnenspiegel kan met behulp
van de hendel worden gewijzigd tussen
de modus voor de optische spiegel en de
modus voor de digitale spiegel.
Dankzij de digitale binnenspiegel kan de
bestuurder het beeld achter de auto zien,
ondanks obstakels, zoals hoofdsteunen of
bagage. Ook worden de achterstoelen
niet weergegeven en wordt de privacy
van de passagiers verbeterd.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Voordat u de digitale binnenspiegel
gebruikt
• Stel de spiegel af voordat u gaat
rijden. (→Blz. 150)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– Wijzig de modus naar de modus
voor de optische spiegel en stel de
positie van de digitale
binnenspiegel zo af dat het gebied
achter uw auto goed te zien is.
– Wijzig de modus naar de modus
voor de digitale spiegel en wijzig de
display-instellingen.
• Het bereik van het beeld dat wordt
weergegeven door de digitale
binnenspiegel verschilt van dat van de
optische spiegel. Controleer daarom
dit verschil vóór het rijden.
Systeemonderdelen
ADisplayzone icoon
Geeft iconen, afstellingsmeters, enz.
weer. (→Blz. 150)
BHendel
Bedien de hendel om te schakelen
tussen de modus voor de digitale
spiegel en de modus voor de optische
spiegel.
CMenutoets
Druk hierop om de displayzone voor
iconen weer te geven en het item te
selecteren dat u wilt instellen.
DToets voor selecteren/instellen
Druk hierop om de instelling van het
item dat u wilt instellen te wijzigen.
EControlelampje camera
Geeft aan dat de camera normaal
werkt.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
148
Page 153 of 602

*Dit is een functie voor de modus
optische spiegel. De instelling kan echter
ook worden gewijzigd terwijl de modus
digitale spiegel in gebruik is.
In-/uitschakelen van de automatische
antiverblindingsstand (modus optische
spiegel)
De automatische antiverblindingsstand
in de modus optische spiegel kan worden
in-/uitgeschakeld. De instelling kan
worden gewijzigd in zowel de modus
digitale spiegel als de modus optische
spiegel.
Bij gebruik van de modus digitale spiegel
→Blz. 150
Bij gebruik van de modus optische spiegel
1. Druk op de menutoets.
De iconen worden weergegeven.
2. Druk op
ofom de
automatische antiverblindingsstand
in te schakelen (ON)/uit te schakelen
(OFF).
De iconen verdwijnen als gedurende
ten minste 5 seconden geen toets
wordt bediend.
Instellen van het display (modus
digitale spiegel)
• Als het weergegeven beeld is
ingesteld, lijkt het mogelijk vervormd.
Dit wijst niet op een storing.
• Als de helderheid van de digitale
binnenspiegel te hoog is ingesteld,
kunnen uw ogen vermoeid raken. Stel
de digitale binnenspiegel in op eengeschikte helderheid. Als uw ogen
vermoeid raken, schakel dan over naar
de modus optische spiegel.
• De helderheid van de digitale
binnenspiegel wordt automatisch
aangepast overeenkomstig de
helderheid van het gebied voor uw
auto.
Voorkomen van storingen in de
lichtsensoren
Raak de lichtsensoren niet aan en bedek
ze niet, om te voorkomen dat er
storingen in ontstaan.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden
• Verstel de digitale binnenspiegel
niet tijdens het rijden en pas ook de
display-instellingen niet aan. Breng
de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoetsen van de digitale
binnenspiegel. Als u dat niet doet,
kunt u een stuurfout maken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
• Let altijd op de omgeving van de
auto.
Het formaat van de voertuigen en
andere objecten lijkt mogelijk anders in
de modus digitale spiegel en de modus
optische spiegel. Let bij het
achteruitrijden rechtstreeks op de
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
151
3
Voordat u gaat rijden
Page 167 of 602

4.1 Voordat u gaat rijden..........166
4.1.1 Rijden met de auto.........166
4.1.2 Lading en bagage.........172
4.1.3 Rijden met een aanhangwagen
(Azerbeidzjan en Georgië).....173
4.1.4 Rijden met een aanhangwagen
(behalve Azerbeidzjan en
Georgië)..............173
4.2 Rijprocedures..............180
4.2.1 Startknop.............180
4.2.2 EV-modus.............184
4.2.3 Hybridetransmissie........186
4.2.4 Richtingaanwijzerschakelaar. . . .190
4.2.5 Parkeerrem............190
4.2.6 Brake Hold.............194
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............196
4.3.1 Lichtschakelaar..........196
4.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*. . .198
4.3.3 Schakelaar mistlampen......201
4.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers. . . .202
4.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . .205
4.4Tanken..................206
4.4.1 Openen van de tankdop......206
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................208
4.5.1 Toyota Safety Sense
*.......208
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*.212
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....220
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......230
4.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*.....2344.5.6 Cruise control
*...........245
4.5.7 Snelheidsbegrenzer*........247
4.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)*.....249
4.5.9 Toyota Parking Assist-sensor*. . .268
4.5.10 PKSB (Parking Support Brake)*. .277
4.5.11 Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
*......282
4.5.12 Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)
*..............285
4.5.13 Rijmodusselectieschakelaar . . .286
4.5.14 Trail-modus (AWD-uitvoeringen) .288
4.5.15 GPF-systeem (benzineroetfilter)
*.................289
4.5.16 Ondersteunende systemen. . . .290
4.6 Rijtips..................296
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto............296
4.6.2 Rijden in de winter.........297
4.6.3 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's............300
Rijden4
165
Page 198 of 602

4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Inschakelen van de koplampen
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
2.
De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan
branden.
3.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 196) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact staat AAN.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordtgedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
Ty p e A
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend.
Zet om de verlichting weer in te
schakelen het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand
en
daarna weer in standof.
Ty p e B
• Als de lichtschakelaar in de stand
ofstaat: De koplampen en de
mistlampen voor worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
• Als de lichtschakelaar in de stand
staat: De koplampen en alle overige
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
196
Page 199 of 602

verlichting worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te
schakelen het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand
en
daarna weer in standof.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT
wordt gezet en het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Ty p e A
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
koplampen en/of de achterlichten aan
zijn terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of geslotenTy p e B
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
staat
terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 451)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet in werking is.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
197
4
Rijden