sensor TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 287 of 646

• De sensor is bevroren. (Het ontdooien
van de sensor zal het probleem
oplossen.) Vooral bij lage
buitentemperaturen kan het gebeuren
dat er ten gevolge van een bevroren
sensor een abnormaal beeld te zien is
op het display of dat objecten, zoals
een muur, niet worden gesignaleerd.
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is.
• De auto rijdt op een bijzonder
hobbelige weg, op een helling, op
grind of op gras.
• Wanneer in de omgeving van de auto
ultrasoongolven worden
geproduceerd door claxons,
voertuigdetectiesystemen,
motorfietsmotoren, luchtremmen van
vrachtwagens, sonarsystemen van
andere auto's of andere bronnen.
• Een sensor is bedekt met een
waterfilm of er is sprake van zware
regenval.
• Als het object zich te dicht bij de
sensor bevindt.
• Als een voetganger kleren draagt die
geen ultrasoongolven reflecteren
(bijvoorbeeld een rok met plooien of
volants).
• Wanneer objecten die niet loodrecht
op de grond staan, objecten die niet in
een rechte hoek ten opzichte van de
rijrichting van de auto staan of
ongelijkmatige of golvende objecten
zich binnen het detectiebereik
bevinden.
• Bij sterke wind.• Bij het rijden onder barre
weersomstandigheden, bijvoorbeeld
bij mist, sneeuw of een zandstorm.
• Wanneer zich tussen de auto en een
gesignaleerd obstakel een object
bevindt dat niet kan worden
gesignaleerd.
• Als een object zoals een auto,
motorfiets, fiets of voetganger voor
de auto langs komt of plotseling van
opzij opduikt.
• Als de stand van een sensor is
gewijzigd door een aanrijding o.i.d.
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst.
•
Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de
auto.
• Als niet op een stabiele wijze kan
worden gereden met de auto,
bijvoorbeeld als hij betrokken is
geweest bij een ongeval of als er
storingen zijn.
• Als er sneeuwkettingen, een compact
reservewiel of een bandenre-
paratieset worden toegepast.
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt het systeem
mogelijk zelfs als er geen kans op een
aanrijding is.
• Wanneer op een smalle weg wordt
gereden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
285
4
Rijden
Page 288 of 646

• Wanneer richting een spandoek of
vlag, een laaghangende tak of een
slagboom (zoals wordt gebruikt bij
spoorwegovergangen, tolpoortjes en
parkeerplaatsen) wordt gereden
• Bij een groef of gat in het wegdek.
• Wanneer de auto over een metalen
afdekking (rooster) rijdt, zoals
gebruikt boven afvoergoten.
• Bij het omhoog of omlaag rijden op
een steile helling.
• Als een sensor wordt geraakt door een
grote hoeveelheid water, zoals bij het
rijden op een overstroomde weg.
• De sensor is bedekt met vuil, sneeuw,
waterdruppels of ijs. (Het reinigen van
de sensoren zal het probleem
oplossen.)
• Een sensor is bedekt met een
waterfilm of er is sprake van zware
regenval.
• Bij het rijden onder barre
weersomstandigheden, bijvoorbeeld
bij mist, sneeuw of een zandstorm.
• Wanneer het stevig waait.
• Wanneer in de omgeving van de auto
ultrasoongolven worden
geproduceerd door claxons,
voertuigdetectiesystemen,
motorfietsmotoren, luchtremmen van
vrachtwagens, sonarsystemen van
andere auto's of andere bronnen.
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto.• Als de stand van een sensor is
gewijzigd door een aanrijding o.i.d.
• De auto nadert een hoge of gebogen
stoeprand.
• Wanneer vlak langs pilaren
(H-vormige stalen balken, enz.) in
parkeergarages, op bouwplaatsen,
enz. wordt gereden
• Als niet op een stabiele wijze kan
worden gereden met de auto,
bijvoorbeeld als hij betrokken is
geweest bij een ongeval of als er
storingen zijn.
• De auto rijdt op een bijzonder
hobbelige weg, op een helling, op
grind of op gras.
• Als er sneeuwkettingen, een compact
reservewiel of een bandenrepa-
ratieset worden toegepast.
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object
Detectiebereik van de sensoren
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
286
Page 289 of 646

Auto's zonder PKSBAOngeveer 100 cm*
BOngeveer 150 cm*
COngeveer 65 cm
DOngeveer 60 cm
Auto's met PKSB
AOngeveer 100 cm
BOngeveer 150 cm
COngeveer 63 cm
DOngeveer 63 cmHet schema toont het detectiebereik van
de sensoren. Houd er rekening mee dat
de sensoren geen objecten kunnen
signaleren die zich extreem dicht bij de
auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het object.
*Indien aanwezig
Weergave afstand
Wanneer er een object wordt gesignaleerd door een sensor, wordt de globale afstand tot
het object weergegeven op het multi-informatiedisplay of het multimedia-display (indien
aanwezig). (Als de afstand tot het object klein wordt, gaan de afstandssegmenten
mogelijk knipperen.)
De afbeeldingen wijken mogelijk af van de getoonde afbeeldingen.
Auto's zonder PKSB
• Globale afstand tot object
– Binnenste sensor voor: 100 cm - 60 cm
– Binnenste sensor achter: 150 cm - 65 cm
Multi-informatiedisplay Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
• Globale afstand tot object
– Sensor voor: 60 cm - 47,5 cm
– Sensor achter: 65 cm - 50 cm
Multi-informatiedisplay Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
287
4
Rijden
Page 290 of 646

• Globale afstand tot object
– Sensor voor: 47,5 cm - 35 cm
– Sensor achter: 50 cm - 35 cm
Multi-informatiedisplay Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
• Globale afstand tot object: 35 cm - 28 cm
Multi-informatiedisplay*3Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
*3De afstandssegmenten zullen langzaam knipperen.
• Globale afstand tot object: minder dan 28 cm
Multi-informatiedisplay*3Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
*3De afstandssegmenten zullen snel knipperen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
288
Page 291 of 646

Auto's met PKSB
• Globale afstand tot object
– Binnenste sensor voor: 100 cm - 63 cm
– Binnenste sensor achter: 150 cm - 63 cm
Multi-informatiedisplay Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
• Globale afstand tot object: 63 cm - 48 cm
Multi-informatiedisplay Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
• Globale afstand tot object: 48 cm - 34 cm
Multi-informatiedisplay Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
• Globale afstand tot object: 34 cm - 15 cm
Multi-informatiedisplay*3Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
289
4
Rijden
Page 292 of 646

*3De afstandssegmenten zullen langzaam knipperen.
• Globale afstand tot object: minder dan 15 cm
Multi-informatiedisplay*3Multimedia-display
*1*2
*1Auto's met 4,2 inch of 7 inch multi-informatiedisplay
*2Auto's met 12,3 inch multi-informatiedisplay
*3De afstandssegmenten zullen snel knipperen.
Werking zoemer en afstand tot een
object
Een zoemer klinkt als de sensoren in
werking zijn.
• De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto dichter bij
het object komt. Als de auto het object
genaderd is tot onderstaande afstand,
klinkt de zoemer continu.
– Auto's zonder PKSB: Ongeveer
35 cm
– Auto's met PKSB: Ongeveer 34 cm
• Als 2 of meer sensoren gelijktijdig een
statisch object signaleren, klinkt de
zoemer voor het dichtstbijzijnde
object.
• Auto's met PKSB: Zelfs als de sensoren
in werking zijn, kan het geluid van de
zoemer in sommige gevallen worden
gedempt. (functie automatisch
dempen zoemer)
Dempen van geluid zoemer (auto's met
PKSB)
• Functie automatisch dempen zoemer
Zelfs als de sensoren in werking zijn,
zal het geluid van de zoemer in de
volgende gevallen worden gedempt:
– De afstand tussen de auto en het
gedetecteerde object wordt niet
kleiner (behalve als de afstand
tussen de auto en het object 34 cm
of kleiner is).– Uw auto beweegt zich van het
object af.
– Er zijn geen signaleerbare objecten
in de rijrichting van uw auto.
Als echter een ander object
gesignaleerd wordt of de situatie
verandert terwijl de zoemer gedempt
is, begint de zoemer weer geluid te
maken.
• Dempen van het geluid van de zoemer
De zoemer kan tijdelijk worden
gedempt door op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken
terwijl op het multi-informatiedisplay
de suggestie wordt weergegeven dat
dempen mogelijk is.
• Wanneer wordt het dempen
geannuleerd
Het geluid wordt in de volgende
situaties automatisch weer
ingeschakeld:
– Als de selectiehendel in een andere
stand wordt gezet
– Als de rijsnelheid een bepaalde
snelheid bereikt of overschrijdt
– Als de Toyota Parking Assist
eenmaal wordt uitgeschakeld en
weer wordt ingeschakeld
– Als het contact eenmaal UIT wordt
gezet en weer AAN wordt gezet
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
290
Page 293 of 646

Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 94, blz. 102)
4.5.11 RCTA (Rear Crossing
Traffic Alert)*
*Indien aanwezig
De RCTA gebruikt de radarsensoren opzij
achter van de BSM in de achterbumper.
Deze functie is bedoeld om de bestuurder
te helpen gebieden te controleren die bij
het achteruitrijden niet goed zichtbaar zijn.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig
en houd rekening met de omgeving.
De RCTA is slechts een aanvullende
functie die de bestuurder waarschuwt
wanneer er een auto van rechts of links
achter de auto nadert.
Aangezien de RCTA onder bepaalde
omstandigheden mogelijk niet goed
werkt, dient de bestuurder altijd zelf
visueel de veiligheid te controleren.
Uitsluitend op deze functie vertrouwen
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
Systeemonderdelen
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel
Inschakelen/ uitschakelen van de
RCTA.
Wanneer de RCTA wordt
uitgeschakeld, gaat het
controlelampje RCTA OFF branden.
BIndicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van links of rechts
achter nadert, gaan de indicatoren in
beide buitenspiegels knipperen en
klinkt er een zoemer.
CMultimedia-display (indien
aanwezig)
Wanneer een voertuig wordt
gesignaleerd dat van rechts of links
achter nadert, wordt het RCTA-icoon
(→blz. 292) voor de desbetreffende
zijde weergegeven op het
multimedia-display. In deze
afbeelding wordt een voorbeeld
getoond van auto's die van zowel
links als rechts achter naderen.
Inschakelen/uitschakelen van de RCTA
De RCTA kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via
van het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 474)
Wanneer de RCTA wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje RCTA OFF
(→blz. 73) branden. (Telkens wanneer het
contact UIT en weer AAN wordt gezet,
wordt de RCTA automatisch
ingeschakeld.)
Zichtbaarheid van de indicatoren in de
buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid van de RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer
het volume van het audiosysteem hoog
staat.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
291
4
Rijden
Page 294 of 646

Als “RCTA Unavailable” (RCTA niet
beschikbaar) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er bevindt zich mogelijk ijs, sneeuw,
modder, enz. bij de sensoren op de
achterbumper. (→Blz. 277) Na het
verwijderen van het ijs, de sneeuw, de
modder, enz. van de achterbumper moet
het systeem weer normaal gaan werken.
Ook werkt de functie mogelijk niet
normaal bij extreem warm of koud weer.
Als “RCTA Malfunction Visit Your
Dealer” (storing RCTA, ga naar uw
dealer) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Radarsensoren opzij achter
→Blz. 277
RCTA
Werking van de RCTA
De RCTA maakt gebruik van radarsensoren
achter om auto's die van rechts of links
achter naderen te signaleren en
waarschuwt de bestuurder voor de
aanwezigheid van dergelijke auto's door de
indicatoren in de buitenspiegels te laten
knipperen en een zoemer te laten klinken.
ANaderende auto's
BDetectiegebieden voor naderende
auto'sWeergave RCTA-icoon
Wanneer een voertuig wordt
gesignaleerd dat van rechts of links
achter nadert, wordt het volgende
weergegeven op het multimedia-display
(indien aanwezig).
• Voorbeeld (Panoramic View Monitor)
(indien aanwezig): Er naderen auto's
van beide kanten
Detectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aangegeven
waarin auto's kunnen worden
gesignaleerd.
De zoemer kan de bestuurder
waarschuwen voor snellere auto's die van
verder weg naderen.
Bijvoorbeeld:
Snelheid nade-
rende autoA
Afstand waarschu-
wing (bij benade-
ring)
56 km/h (snel) 40 m
8 km/h (langzaam) 5,5 m
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
292
Page 295 of 646

De RCTA werkt wanneer
De RCTA werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het contact staat AAN.
• De RCTA is ingeschakeld.
• De selectiehendel staat in stand R.
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer
15 km/h.
• De rijsnelheid van de naderende auto
ligt tussen ongeveer 8 km/h en
56 km/h.
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Het volume van de RCTA-zoemer kan
worden ingesteld via
van het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 474)
Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Op het multi-informatiedisplay wordt
een toets MUTE weergegeven wanneer
een voertuig of object wordt
gesignaleerd. Druk op
om het geluid
van de zoemer te dempen.
Het volume van de zoemers voor de
RCTA en de Toyota Parking Assist-sensor
wordt gelijktijdig onderdrukt.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.Situaties waarin het systeem geen
auto signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
• Auto's die direct van achteren naderen
• Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
• Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
• Vangrails, muren, bebording,
geparkeerde auto's en vergelijkbare
stilstaande objecten
*
• Kleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, enz.*
• Voertuigen die van de auto af
bewegen
• Voertuigen die naderen vanuit
parkeerruimtes naast uw auto
*
• De afstand tussen de sensor en de
naderende auto wordt te klein
*Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden
signaleert de RCTA auto's mogelijk niet
correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
293
4
Rijden
Page 296 of 646

• Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of
wanneer er een sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als
gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen
met slechts weinig ruimte tussen elke
auto
• Wanneer een auto met hoge snelheid
nadert
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Bij het achteruitrijden op een helling
met een grote verandering in het
hellingspercentage
• Bij het onder een scherpe hoek
achteruit uitrijden van een
parkeerplaats• Direct nadat de RCTA is ingeschakeld
• Direct nadat de motor is gestart
terwijl de RCTA is ingeschakeld
• Als de sensoren een voertuig niet
kunnen signaleren als gevolg van
obstakels
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Bij een duidelijk verschil in hoogte
tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Wanneer u achteruitrijdend een bocht
maakt
• Wanneer een voertuig een bocht
maakt in het detectiegebied
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
294