YAMAHA AEROX50 2006 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2006, Model line: AEROX50, Model: YAMAHA AEROX50 2006Pages: 68, PDF Size: 1.49 MB
Page 11 of 68
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
Start de motor nooit in een afgesloten
ruimte en laat hem dan niet draaien.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
al heel snel bewusteloosheid of dode-
lijk letsel veroorzaken. Start de motor
alleen in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de
scooter onbeheerd achterlaat en
neem de sleutel uit het contactslot. Let
op het volgende als u de scooter gaat
parkeren:
De motor en het uitlaatsysteem kun-
nen heet zijn, dus parkeer de scoo-
ter op een plek waar voetgangers of
kinderen hiervan geen hinder heb-
ben.
Parkeer de scooter niet op een hel-
ling of op een zachte ondergrond,
om omvallen te voorkomen.
Parkeer de scooter niet nabij een
brandend toestel(bijv. een petro-
leumkachel) of bij open vuur, hij zou
zo vlam kunnen vatten.
Roep onmiddellijk medische hulp in
nadat u benzine heeft ingeslikt, veel
benzinedamp heeft ingeademd of ben-
zine in uw ogen is terecht gekomen.
Morst u benzine op uw huid of kleding,
spoel de bewuste plek dan direct met
zeepwater en trek andere kleding aan.
DAU10371
Andere aandachtspunten voor
veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.
De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Contro-
leer de remmen na het wassen van de
scooter, voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel.
Page 12 of 68
BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1
23
4
6 8
9
7
5
1. Achterremhendel (pagina 3-5)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-4)
3. Snelheidsmeterunit (pagina 3-3)
4. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
5. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-7)
6. Middenbok (pagina 6-17)
7. Kickstarter (pagina 3-8)
8. Luchtfilterelement (pagina 6-9)9. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-8)
Page 13 of 68
BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
23
1
4
56
1. Tankdop (pagina 3-5)
2. Gasgreep (pagina 6-11)
3. Voorremhendel (pagina 3-5)
4. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-8)
5. Accu/zekering (pagina 6-18/6-20)
6. Olietankdop (pagina 3-7)
Page 14 of 68
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10460
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU10640
ON “ ”
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden ge-
start. De sleutel kan niet worden uitgeno-
men.OPMERKING:De koplamp, de instrumentenverlichting en
het achterlicht gaan automatisch brandenwanneer de motor wordt gestart.
DAU10660
OFF “ ”
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10670
CONTROLEREN “ ”
Het waarschuwingslampje 2-takt injectie-
smering moet gaan branden. (Zie pagina
3-2.)
DAU10680
LOCK “ ”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “”-stand in en
draai hem dan naar de “”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar “ ”
of naar “ ” terwijl de machine rijdt; elek-
trische systemen worden dan afgescha-
keld en mogelijk zult u zo de macht over
het stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machine stil-
staat voordat u de sleutel naar “ ” ofnaar “ ” draait.
PUSHOPEN
ZAUM0253
Page 15 of 68
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU11002
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11180
Waarschuwingslampje olieniveau “”
Dit waarschuwingslampje brandt als de
sleutel in de “”-stand staat of als het olie-
niveau in het oliereservoir voor 2-takt injec-
tiesmering bij draaiende motor te laag staat.
Als het waarschuwingslampje bij draaiende
motor gaat branden, stop dan direct en vul
het oliereservoir met Yamalube 2 of gelijk-
waardige 2-takt injectiesmering met ofwel
JASO klasse “FC” of met de ISO klassen
“EG-C” of “EG-D”. Het waarschuwings-
lampje moet doven nadat het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering is bijgevuld.OPMERKING:Vraag een Yamaha dealer het elektrisch cir-
cuit te controleren als het waarschuwings-
lampje niet gaat branden als de sleutel in de
“”-stand staat of niet dooft nadat de olie in
het oliereservoir voor 2-takt injectiesmeringis bijgevuld.LET OP:
DCA10010
Gebruik de machine alleen als u weet dathet motorolieniveau voldoende hoog is.
DAU11430
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
1. Controlelampje richtingaanwijzers “”
2. Controlelampje grootlicht “”
3. Waarschuwingslampje olieniveau “”
TEMP
123
ZAUM0254
1. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempera-
tuur “”
TEMP
Km / h
E1/2
F
1
ZAUM0255
Page 16 of 68
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU11620
Snelheidsmeterunit Alleen UKDe snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter en een kilometerteller. De
snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
De kilometerteller toont de totale afgelegde
afstand.
DAU11851
Toerenteller (Per model
verschillend)Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 10000 tpm en hoger
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
21
ZAUM0291
21
ZAUM0594
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1
2
ZAUM0292
Page 17 of 68
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU12140
Brandstofniveaumeter De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (Empty) naarmate
het brandstofniveau daalt. Vul zo snel mo-
gelijk brandstof bij als de naald bij “E” staat.OPMERKING:Voorkom dat de brandstoftank geheeldroog komt te staan.
DAU12343
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAUM1131
Startknop “”
Druk op deze knop terwijl u de voor- of ach-
terrem bekrachtigt om de motor te starten
met de startmotor.LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-dat u de motor start.
1. Brandstofniveaumeter
E1/2
F
1
ZAUM0257
1. Claxonschakelaar “”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
3. Dimlichtschakelaar “/”
1. Startknop “”
1
2 3
ZAUM0259
1
ZAUM0261
Page 18 of 68
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU12900
Voorremhendel De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
DAU12950
Achterremhendel De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar het
stuur toe om de achterrem te bekrachtigen.
DAUM2080
Tankdop Verwijderen van de tankdop
1. Open het slotplaatje van de tankdop.
2. Steek de sleutel in het slot en draai
deze een kwartslag linksom. Het slot
wordt ontgrendeld en de tankdop kan
worden verwijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel rechtsom naar de oor-
spronkelijke positie en neem hem dan
uit.
3. Sluit het slotplaatje van de tankdop.
1. Voorremhendel
1
ZAUM0084
1. Achterremhendel
1
ZAUM0085
1. Tankdop
1
ZAUM0262
Page 19 of 68
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
OPMERKING:De tankdop kan alleen worden aangebracht
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct aangebracht en ver-grendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11140
Controleer voor u gaat rijden of detankdop correct is aangebracht.
DAU13210
Brandstof Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge-
toond.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heetmotorblok.
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-len.
DAU13270
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
1
2
ZAUM0020
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOOD-
VRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
7.0 L (1.85 US gal) (1.54 Imp.gal)
Page 20 of 68
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU13440
Uitlaatkatalysator Deze machine heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-ren.LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico’s te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneenstationair draaien.
DAUM1140
Oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering Open het opbergcompartiment om bij het
oliereservoir voor 2-takt injectiesmering te
komen. (Zie pagina 3-10.)
1. Verwijder de dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering door deze
los te trekken.
2. Breng de dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering weer aan
door deze in de reservoiropening te
drukken.
OPMERKING:Controleer of de dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering correct is ge-
plaatst alvorens met de machine te gaan rij-den.
1. Opbergcompartiment B
2. Olietankdop
1
2
ZAUM0263
ZAUM0204