YAMAHA FJR1300AS 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2013, Model line: FJR1300AS, Model: YAMAHA FJR1300AS 2013Pages: 120, PDF Size: 3.7 MB
Page 21 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
DAU55441
Waarschuwingslampje YCC-S-
systeem “ ”
Als dit waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden, is het YCC-S-systeem
mogelijk defect. Als dit gebeurt:●
kan het onmogelijk zijn om uit de huidi-
ge versnelling te schakelen.
●
kan de koppeling in aangrijping blijven,
waardoor de machine bij het stoppen
met een schok tot stilstand kan komen.
Breng de machine op een veilig moment tot
stilstand en parkeer hem op een veilige
plaats. Laat een Yamaha dealer het
YCC-S-systeem controleren.
OPMERKINGOm de machine na het stoppen te kunnen
verplaatsen terwijl schakelen met de scha-
kelhendel of het schakelpedaal niet moge-
lijk is, kunt u het volgende doen:
Plaats de machine op de middenbok en
druk vervolgens, terwijl u het achterwiel
ronddraait, de schakelpedaalstang en het
scharnierpunt hiervan naar voren totdat de
versnellingsbak in de vrijstand staat.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU55450
Controlelampje stopmodus “ ”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
de stopmodus wordt geactiveerd.
Als in de stopmodus niet kan worden terug-
geschakeld, gaat het controlelampje knip-
peren. Zie pagina 3-25 voor een uitleg over de st-
opmodus.
DAU54680
Controlelampje startblokkering “ ”
Het elektrisch circuit
voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-22 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
1. Scharnierpunt schakelpedaalstang
2. Stang schakelpedaal
1
2
U1MDD0D0.book Page 6 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 22 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
DAU55380
Cruise control Dit model is uitgerust met cruise control, dat
een ingestelde kruissnelheid handhaaft.
De cruise control werkt alleen wanneer u
rijdt in de 3e versnelling bij snelheden tus-
sen ongeveer 50 km/h (31 mi/h) en 160
km/h (100 mi/h), of in de 4e of 5e versnelling
bij snelheden tussen ongeveer 50 km/h (31
mi/h) en 180 km/h (112 mi/h).
WAARSCHUWING
DWA16340
●
Onjuist gebruik van de cruise con-
trol kan leiden tot verlies van de
controle over de machine met mo-
gelijk een ongeval tot gevolg. Ge-
bruik geen cruise control in druk
verkeer, slechte weersomstandig-
heden of op bochtige, gladde, heu-
velachtige of slechte wegen of
grindwegen.
●
Wanneer u heuvelopwaarts of heu-
velafwaarts rijdt, kan de cruise con-
trol de ingestelde kruissnelheid
mogelijk niet aanhouden.
●
Wanneer u de cruise control niet
gebruikt, moet u deze uitschakelen
om te voorkomen dat u deze per on-
geluk inschakelt. Controleer of het
controlelampje voor cruise
control “ ” uit is.
Cruise control activeren en instellen
1. Druk op de aan-uits chakelaar voor de
cruise control “ ” links op het stuur.
Het controlelampje voor cruise
control “ ” gaat aan. 2. Druk op de “SET–”-zijde van de instel-
schakelaar voor cruise control om de
cruise control te activeren. De huidige
rijsnelheid wordt ingesteld als de kruis-
snelheid. Het controlelampje voor de
cruise-controlinstelling “SET” gaat
aan.
OPMERKINGWanneer het terugschakelcontro-
lelampje “ ” knippert, kunt u de cruise
control niet activeren.
1. Controlelampje cruise control “ ”
2. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”
2. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
NA.TEM
P
C.TEM
P
TIME T
R
2
1
1
2
1. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
2. Controlelampje cruise control “ ”
2
1
U1MDD0D0.book Page 7 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 23 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
De ingestelde kruissnelheid aanpassen
Terwijl de cruise control in werking is, drukt
u op de “RES+”-zijde van de instelschake-
laar voor cruise control om de ingestelde
kruissnelheid te verhogen of op de “SET–”-
zijde om de ingestelde kruissnelheid te ver-
lagen.OPMERKINGWanneer u de instelschakelaar eenmaal in-
drukt, wordt de snelheid in stappen van on-
geveer 2.0 km/h (1.2 mi/h) verhoogd.
Wanneer u de “RES+”- of “SET–”-zijde van
de instelschakelaar voor cruise control in-gedrukt houdt, wordt de snelheid continu
verhoogd of verlaagd totdat u de schakelaar
weer loslaat.
U kunt de rijsnelheid ook handmatig verho-
gen met de gasgreep. Nadat u gas hebt ge-
geven, kunt u een nieuwe kruissnelheid
instellen door te drukken op de “SET–”-zijde
van de instelschakelaar. Als u geen nieuwe
kruissnelheid instelt en gas terugneemt,
remt de machine af tot de eerder ingestelde
kruissnelheid.
Cruise control uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit
om de ingestelde kruissnelheid te annule-
ren. Het controlelampje “SET” gaat uit.●
Draai de gasgreep voorbij de gesloten
stand in de deceleratierichting.
●
Bekrachtig de voor- of achterrem.
●
Bedien de handschakelhendel.
●
Bedien het schakelpedaal.
Druk op de aan-uitschakelaar om de cruise
control uit te zetten. Het
controlelampje “ ” en controlelampje
“SET” gaan uit.
OPMERKINGDe rijsnelheid gaat dalen zodra cruise con-
trol wordt uitgeschakeld, als tenminste niet
aan de gasgreep wordt gedraaid.De hervattingsfunctie gebruiken
Druk op de “RES+”-zijde van de instelscha-
kelaar voor cruise control om de cruise con-
trol opnieuw te activeren. De rijsnelheid
keert dan terug naar de eerder ingestelde
kruissnelheid. Het controlelampje “SET”
gaat aan.
WAARSCHUWING
DWA16350
Het is gevaarlijk de hervattingsfunctie te
gebruiken wanneer de eerder ingestelde
kruissnelheid te hoog is voor de huidige
omstandigheden.
1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”
2. Terugschakelcontrolelampje “ ”
3. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
2
3
1
1. Gesloten stand
2. Uitschakelrichting cruise control
2
1
U1MDD0D0.book Page 8 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 24 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
OPMERKING●
De hervattingsfunctie werkt alleen
wanneer u rijdt in de 3e versnelling bij
snelheden tussen ongeveer 50 km/h
(31 mi/h) en 160 km/h (100 mi/h), of in
de 4e of 5e versnelling bij snelheden
tussen ongeveer 50 km/h (31 mi/h) en
180 km/h (112 mi/h).
●
Wanneer u drukt op de aan-uitschake-
laar terwijl het de cruise control in wer-
king is, wordt de cruise control volledig
uitgeschakeld en wordt de eerder in-
gestelde kruissnelheid gewist. U kunt
de hervattingsfunctie pas weer gebrui-
ken nadat u een nieuwe kruissnelheid
hebt ingesteld.
Automatische uitschakeling van cruise con-trolDe cruise control voor dit model wordt elek-
tronisch geregeld en is gekoppeld aan de
andere regelsystemen. De cruise control
wordt onder de volgende omstandigheden
automatisch uitgeschakeld:●
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden.
●
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tractieregeling niet is uit-
geschakeld, werkt de tractieregeling
nog.)
●
De startschakelaa r/noodstopschake-
laar wordt in de stand “ ” gezet.
●
De motor slaat af.
●
De zijstandaard wordt omlaag gezet.
Als u rijdt met een ingestelde kruissnelheid
en de cruise control wordt uitgeschakeld
onder de bovenstaande omstandigheden,
gaat het controlelampje “ ” uit en knippert
het controlelampje “SET” gedurende 4 se-
conden, waarna dit uitgaat.
Als u niet rijdt met een ingestelde kruissnel-
heid en de startschak elaar/noodstopscha-
kelaar wordt in de stand “ ” gezet, de
motor slaat af of de zijstandaard wordt om-
laag gezet, gaat het controlelampje “ ” uit
(het controlelampje “SET” knippert niet).
Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, moet u stoppen en controleren
of de machine in goede staat verkeert.
Voordat u de cruise control opnieuw ge-
bruikt, moet u deze inschakelen met de
aan-uitschakelaar.
OPMERKINGIn bepaalde gevallen kan de cruise control
de ingestelde kruissnelheid mogelijk niet
aanhouden wanneer u heuvelopwaarts of
heuvelafwaarts rijdt met de machine.●
Wanneer u heuvelopwaarts rijdt met
de machine, kan de werkelijke rijsnel-
heid lager worden dan de ingestelde kruissnelheid. Als dit gebeurt, accele-
reert u met de gasgreep tot de ge-
wenste rijsnelheid.
●
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt met de
machine, kan de werkelijke rijsnelheid
hoger worden dan de ingestelde kruis-
snelheid. Als dit gebeurt, kunt u de in-
stelschakelaar niet gebruiken om de
ingestelde kruissnelheid aan te pas-
sen. Als u de rijsnelheid wilt verlagen,
gebruikt u de remmen. Wanneer u de
remmen gebruikt, wordt de cruise con-
trol uitgeschakeld.
Zelfdiagnosesysteem1. Waarschuwingslampje YCC-S-
systeem “ ”
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
3. Controlelampje cruise control “ ”
4. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
5. Weergave foutcode
GEARN
25
A.TEMP ˚C
Lo
C.TEMP˚C
0:06
TIME TRIP
3
4
5
2
1
U1MDD0D0.book Page 9 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 25 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
De cruise control wordt ook uitgeschakeld
wanneer een afwijking in een van de syste-
men van de machine wordt gedetecteerd.
Het controlelampje “SET” gaat uit en het
controlelampje “ ” gaat knipperen. U kunt
de cruise control niet gebruiken terwijl het
waarschuwingslampje motorstoring of het
waarschuwingslampje YCC-S-systeem
brandt, en niet tijdens een storing in de crui-
se control.
WAARSCHUWING
DWA16360
Als cruise control niet goed functio-
neert, knippert het controlelampje “ ”.
Schakel in dat geval cruise control uit en
laat hem nakijken door een Yamaha
dealer.LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
DAU55411
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12422
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbrengen. Het aanbrengen van wijzigingen tijdens
het rijden kan u afleiden en vergroot het
risico op een ongeval.
OPMERKINGDe selectieschakelaar “ / ” en de me-
nuschakelaar “MENU” bevinden zich links
op het stuur. Met deze schakelaars kunt u
de instellingen van de multifunctionele me-
ter regelen of wijzigen.De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:●
een snelheidsmeter
●
een toerenteller
●
een klok
●
een brandstofniveaumeter
1. “RESET”-toets
2. Toets “TCS”
3. Toerenteller
4. Klok
5. Brandstofniveaumeter
6. Eco-controlelampje “ECO”
7. Rijmodusweergave
8. Snelheidsmeter
9. Aanduiding ingeschakelde versnelling
10.Functieweergave
11.Informatieweergave
GEARN
25
A.TEMP
˚C
Lo
C.TEMP˚C
0:06
TIME TRIP
12
3
11
4
5
8
7
6
9
10
1. Menuschakelaar “MENU”
2. Selectieschakelaar “ / ”
1
2
U1MDD0D0.book Page 10 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 26 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
●
een aanduiding voor de ingeschakelde
versnelling
●
een rijmodusweergave (die de gese-
lecteerde rijmodus aangeeft)
●
een functieweergave (dat de geselec-
teerde functie toont)
●
een informatieweergave (dat verschil-
lende informatie toont, zoals de kilo-
meterstand)
●
een instelmodusweergave (waarin u
de items die in de informatieweergave
worden getoond kunt instellen, selec-
teren of terugzetten)
●
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING●
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u drukt op de
selectieschakelaar “ / ”, menus-
chakelaar “MENU”, toets “RESET” en
toets “TCS”.
●
Alleen Verenigd Koninkrijk: Zie pagina
3-17 als u de meterweergaven wilt
schakelen tussen kilometers en mijlen.
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 9000 tpm en hoger
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als
het laatste segment begint te knipperen,
dient u zo snel mogelijk te tanken.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, lichten alle displaysegmenten één
keer op om het elektris che circuit te testen.OPMERKINGDeze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als in het elek-
trisch circuit een storing wordt gedetec-
teerd, gaan alle displaysegmenten
knipperen. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
12
1. Brandstofniveaumeter
GEARNA.TEM
P
C.TEM
P
1
U1MDD0D0.book Page 11 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 27 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
Eco-controlelampje
Dit controlelampje gaat aan wanneer de
machine wordt gebruikt op een milieuvrien-
delijke, energiezuinige manier. Het contro-
lelampje gaat uit als u de machine stopt.OPMERKINGHierna volgen enkele tips om het brandstof-
verbruik te verlagen:●
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
●
Rijd met een constante snelheid.
●
Selecteer de versnelling die geschikt is
voor de snelheid van de machine.
Aanduiding ingeschakelde versnelling
Deze aanduiding geeft aan welke versnel-
ling is ingeschakeld. De vrijstand wordt aan-
gegeven door het
vrijstandcontrolelampje “ ” en door de
aanduiding voor de ingeschakelde
versnelling “ ”.
Om schade aan de YCC-S-koppeling te
voorkomen, gaat het terugschakelcontrole-
lampje knipperen als het nodig is om terug
te schakelen. Als dit gebeurt, schakel dan
terug totdat de aanduiding stopt met knip-
peren. Rijmodusweergave
Deze weergave geeft aan welke rijmodus is
geselecteerd: Toerm
odus “T” of sportmo-
dus “S”. Zie pagina 3-23 en 3-26 voor meer
informatie over de modi en hoe u deze kunt
selecteren.
Functieweergave
1. Eco-controlelampje “ECO”
GEARNA.TEM
P
C.TEM
P
1
1. Terugschakelcontrolelampje “ ”
2. Vrijstandcontrolelampje “ ”
3. Aanduiding ingeschakelde versnelling
GEARN
25
A.TEMP ˚C
Lo
C.TEMP˚C
0:06
TIME TRIP
2
1
3
1. Rijmodusweergave
1. Functieweergave
GEARNA.TEM
P
C.TEM
P
1
GEARN
25
A.TEMP˚C
Lo
C.TEMP˚C
0:06
TIME TRIP
1
U1MDD0D0.book Page 12 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 28 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
Druk op de menuschakelaar “MENU” om de
weergave te schakelen tussen de volgende
functies. De weergav e verandert telkens
wanneer u op de schakelaar drukt.●
Afstelling handvatverwarming
●
Selectie informatieweergave
●
Afstelling kuipruit
●
Afstelling veerdemping
●
Afstelling voorspanning
OPMERKINGDe afstelfunctie voor de voorspanning
wordt alleen weergegeven wanneer de ma-
chine stilstaat met draaiende motor.
De volgende pagina’s bevatten uitleg over
de functies voor handvatverwarming, infor-
matieweergave en kuipruit. Zie pagina 3-40
voor een uitleg over de afstelfuncties voor
veerdemping en voorspanning.
De handvatverwarming afstellenDeze machine is voorzien van handvatver-
warming, die alleen kan worden gebruikt als
de motor loopt. Er zijn 4 instellingen voor de
handvatverwarming.
Als u de temperatuur van de handvatver-
warming wilt verhogen, drukt u op de “ ”-
zijde van de selectieschakelaar. Als u de
temperatuur van de handvatverwarming
wilt verlagen, drukt u op de “ ”-zijde van
de selectieschakelaar.
LET OP
DCA17930
●
Draag handschoenen wanneer u de
handvatverwarming gebruikt.
●
Als de omgevingstemperatuur 20
°C (68 °F) of meer bedraagt, moet u
de handvatverwarming niet op de
instelling Hoog zetten.
●
Als het stuurhandvat of de gashen-
del versleten of beschadigd is, ge-
bruik de handvatverwarming dan
niet meer en vervang handvat en
hendel.
De informatieweergave selecteren
1. Afstelling handvatverwarming
2. Selectie informatieweergave
3. Afstelling kuipruit
4. Afstelling veerdemping
5. Afstelling voorspanning
2
1
3
4
5
Uit
Laag
Middel Weergave
Instelling
Hoog
1. Informatieweergave
2. Weergave–1
3. Weergave–2
4. Weergave–3
GEARN
5.0
TRIP-1 km
7.0
TRIP-2km
km
20
ODO
GEARN
11
RANGEkm
12.3
FUEL AVG km/L
km/L
12.3
FUEL CRNT
GEARN
25
A.TEMP ˚C
Lo
C.TEMP˚C
0:06
TIME TRIP
3
4
2
1
U1MDD0D0.book Page 13 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 29 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
Er zijn 3 informatieweergaven. U kunt de
geselecteerde informatieweergave wijzigen
door te drukken op de selectieschakelaar.
De volgende items worden getoond in de in-
formatieweergaven:●
een kilometertellerweergave
●
rittellerweergaven
●
een ritteller-brandstofreserveweerga-
ve
●
een weergave geschatte actieradius
●
een weergave verstreken tijd
●
een omgevingstemperatuurweergave
●
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
●
een weergave gemiddeld brandstof-
verbruik
●
een weergave huidig brandstofver-
bruik
U kunt de items die in de informatieweerga-
ven worden getoond selecteren.
Zie pagina 3-17 als u de weergegeven
items wilt instellen of selecteren.
Kilometertellerweergave:
Rittellerweergaven:“TRIP-1” en “TRIP-2” tonen de afstand af-
gelegd sinds de tellers het laatst werden te-
ruggesteld op nul.
Wanneer ongeveer 5.5 L (1.45 US gal,
1.21 Imp.gal) van de brandstof resteert in
de brandstoftank, gaat het laatste segment
van de brandstofniveaumeter knipperen.
Daarnaast schakelt de informatieweergave
automatisch naar de brandstofreserve-rit-
tellermodus “TRIP-F” en wordt de afgeleg-
de afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat geval kunt u door het indrukken van
de selectieschakelaar schakelen tussen de
diverse informatieweergaven in de onder-
staande volgorde:
TRIP-F
Weergave–1 Weergave–2
Weergave–3 TRIP-F
Als u een ritteller op nul wilt terugzetten, ge-
bruikt u de selectieschakelaar om de infor-
matieweergave te selecteren die de ritteller
bevat. Druk kort op de toets “RESET” zodat
de ritteller knippert en druk vervolgens ge-
durende ten minste 2 seconden opnieuw op
de toets “RESET” terwijl de ritteller knippert.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
20
ODO km
5.0
TRIP-1km
7.0
TRIP-2km
GEAR4
3.4
TRIP-Fkm
U1MDD0D0.book Page 14 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 30 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
Weergave geschatte actieradius:De afstand die u onder de huidige rijom-
standigheden kunt afleggen met de reste-
rende brandstof in de brandstoftank wordt
weergegeven.
Weergave verstreken tijd:De tijd die is verstreken sinds de sleutel
naar “ON” is gedraaid wordt weergegeven.
De maximale tijd die kan worden weergege-
ven is 99:59.
De weergave wordt automatisch teruggezet
op nul als de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid.OPMERKINGEr zijn ook weergaven “TIME–2” en “TIME–
3” met verstreken tijd, maar deze kunt u niet
instellen op de informatieweergave. Zie “In-
stelmodus” op pagina 3-17 voor uitgebreide
informatie.
Omgevingstemperatuurweergave:Dit display toont de omgevingstemperatuur
van –9 °C tot 50 °C in stappen van 1 °C. De
weergegeven temperatuur kan afwijken van
de omgevingstemperatuur.OPMERKING●
Ook als de omgevingstemperatuur la-
ger dan –9 °C is, wordt –9 °C weerge-
geven.
●
Ook als de omgevingstemperatuur ho-
ger dan 50 °C is, wordt 50 °C weerge-
geven.
●
De nauwkeurigheid van de tempera-
tuuraflezing kan worden beïnvloed
door langzaam rijden [ongeveer onder
20 km/h (12.5 mi/h)] of door het opont-
houd bij verkeerslichten, spoorweg-
overgangen etc.
Weergave koelvloeistoftemperatuur:
De weergave koelvloeistoftemperatuur
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan. De koelvloeistoft emperatuur is afhan-
kelijk van de weersomstandigheden en de
motorbelasting.
Als de melding “Hi” knippert, stop de machi-
ne dan, stop vervolgens de motor en laat de
motor afkoelen. (Zie pagina 6-37.)OPMERKINGU kunt de geselecteerde informatieweerga-
ve niet wijzigen terwijl de melding “Hi” knip-
pert.LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
11
RANGE km
0:06
TIME TRIP
25
A.TEMP ˚C
Lo
C.TEMP˚C
GEAR4
Hi
C.TEMP ˚C
U1MDD0D0.book Page 15 Monday, February 18, 2013 10:45 AM