YAMAHA FJR1300AS 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2018, Model line: FJR1300AS, Model: YAMAHA FJR1300AS 2018Pages: 122, PDF Size: 3.45 MB
Page 41 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-27
3
DAU55403
Han dschakelhen del “ ”/“ ”
De handschakelhendel bevindt zich links
op het stuur.
Trek met uw wijsvinger aan de “ ”-zijde
van de hendel om op te schakelen, en duw
met uw duim tegen de “ ”-zijde om terug
te schakelen. Zie pagina 5-3 voor meer in-
formatie over schakelen.
DAU26825
Remhen del
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel te-
genover het “ ” merkteken op de rem-
hendel staat.
1. Handschakelhendel “ ”
2. Handschakelhendel “ ”
12
–
+
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en gasgreep
154
32
4
1
32
UB95D1D0.book Page 27 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 42 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-28
3
DAU39542
Rempe daal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van het voertuig.
Dit model is uitgerust met een gekoppeld
remsysteem.
Bij het indrukken van het rempedaal wor-
den achter- en voorrem gelijktijdig bediend,
de achterrem volledig en de voorrem ge-
deeltelijk. Voor maximale remkracht dient u
gelijktijdig zowel de remhendel in te knijpen
als het rempedaal in te drukken.
DAU73181
ABS
De anti-blokkeervoorziening remsysteem
(ABS) van dit model bestaat uit een dubbel
uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat
de voorrem en achterrem onafhankelijk
aanstuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uit gerust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remwe gen.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte weg en of grin dweg en, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test kunt u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid horen en wanneer u de
remhendel of het rempedaal licht be-
dient, kan een trilling in de hendel of
het pedaal voelbaar zijn. Dit duidt niet
op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
1. Rempedaal
1
UB95D1D0.book Page 28 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 43 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-29
3
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16831
Hou d alle soorten ma gneten (inclusief
ma gneet grijpers, ma gnetische schroe-
ven draaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaaf, an ders
kunnen de ma gnetische rotors van de
wielnaven beschad igd raken met een
onjuiste werkin g van het ABS-systeem
en gekoppel de remsysteem tot gevol g.
DAU54274
Tractiereg eling
De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde
oppervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermogen te verlagen totdat
de grip is hersteld.
OPMERKING
Het controlelampje TCS knippert om u
te laten weten dat de tractieregeling is
ingeschakeld.
Er kunnen ook kleine veranderingen in
het motor- en uitlaatgeluid waarneem-
baar zijn.
WAARSCHUWING
DWA15433
De tractiere gelin g vormt geen vervan-
g in g voor verstan dig rij ged ra g dat is
aan gepast aan de omstan dig he den. De
tractiere gelin g b ie dt geen beschermin g
te gen gripverlies door te snel in gaan van
b ochten, snel optrekken bij schuin over-
hang en of door remmen, en kan we gglij-
d en van het voorwiel niet voorkomen.
Rij d altij d voorzichti g op oppervlakken
d ie mo gelijk gla d kunnen zijn en vermij d
b ijzon der gla dde oppervlakken.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
1
1
UB95D1D0.book Page 29 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 44 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-30
3
TCS uit- of inschakelen
Als de machine wordt ingeschakeld, wordt
de tractieregeling automatisch ingescha-
keld.
Zet om de tractieregeling uit te schakelen
de machine stil en houd de toets van de
tractieregeling 2 seconden lang ingedrukt.
Het controlelampje TCS gaat aan.
Om de tractieregeling weer in te schakelen,
drukt u opnieuw op de TCS-toets. Het con-
trolelampje TCS gaat uit.
OPMERKING
Schakel de tractieregeling uit om het ach-
terwiel beter te kunnen vrijmaken als de
machine vastzit in modder, zand etc.
Opmerkin gen bij het g eb ruik
De tractieregeling wordt uitgeschakeld als: een van de wielen loskomt van de
grond.
overmatige slip van het achterwiel
wordt gedetecteerd.
een van de wielen handmatig wordt
rondgedraaid (bijvoorbeeld bij onder-
houd).
OPMERKING
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaan zowel het controlelampje TCS als het
waarschuwingslampje motorstoring bran-
den.
LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluiten d d e voor geschreven
b an den. (Zie pa gina 6-20.) Bij geb ruik
van ban den met een an dere maat zal de
tractiere gelin g d e wielrotatie niet nauw-
keuri g kunnen re gelen.
De tractieregeling terugstellen
1. Schakel de machine uit en wacht en-
kele seconden.
2. Schakel de machine in en start de mo- tor.
3. Als een rijsnelheid van minimaal
20 km/h (12 mph) wordt bereikt, moet
het controlelampje TCS uitgaan en
moet het systeem worden ingescha-
keld.
4. Laat een Yamaha dealer de machine nakijken en het waarschuwingslampje
motorstoring uitschakelen.
OPMERKING
Als het controlelampje TCS of het waar-
schuwingslampje moto rstoring na terug-
stellen blijven branden, rijd dan voorzichtig
en laat de machine zo snel mogelijk nakij-
ken door een Yamaha dealer.
1. “TCS”-toets
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
132
UB95D1D0.book Page 30 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 45 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-31
3
DAU13075
Tank dop
Openen van d e tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tank dop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd op goe d
wor den aan ged raai d. Door bran dstof-
lekka ge ontstaat b randgevaar.
DAU13222
Bran dstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en b enzinedampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om b rand en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid- dellijk af. LET OP: Veeg g emorste
b ran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte d oek, aange-1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
21
UB95D1D0.book Page 31 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 46 of 122
![YAMAHA FJR1300AS 2018 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-32
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
D YAMAHA FJR1300AS 2018 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-32
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
D](/img/51/49654/w960_49654-45.png)
Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-32
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om benzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft in geslikt, veel benzined amp
heeft ing eademd of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui d
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kled ing aan.
DAU76860
LET OP
DCA11401
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer bij het tanken of het vulpi-
stool dezelfde markering draagt.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskos-
ten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
Voor
geschreven bran dstof:
Normale loodvrije benzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhou d b ran dstoftank:
25 L (6.6 US gal, 5.5 Imp. gal)
Bran dstofreserve:
5.5 L (1.45 US gal, 1.21 Imp.gal)
E10
UB95D1D0.book Page 32 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 47 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-33
3
DAU72971
Tankoverloopslan g
Voordat u de machine gaat gebruiken:
controleer de aansluiting van de over-
loopslang.
controleer de overloopslang op be-
schadiging.
controleer de overloopslang op ver-
stopping.
controleer of de overloopslang door
de klem is geleid.
OPMERKING
Zie pagina 6-12 voor informatie over de fil-
terbus.
DAU13447
Uitlaatkatalysatoren
Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet na dat de mo-
tor heeft ged raai d. Let op het vol gen de
om bran dgevaar of bran dwon den te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nab ij
b ran dgevaarlijke stoffen, zoals op
g ras of op an der materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voet gan gers of kin deren niet
g emakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanrakin g kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoel d alvorens on derhou ds-
werkzaamhe den uit te voeren.
Laat de motor niet lan ger dan enke-
le minuten stationair draaien. Lan g
stationair draaien kan lei den tot
oververhittin g.
LET OP
DCA10702
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine. Bij
g eb ruik van loo dhou den de benzine zal
onherstel bare schad e worden toeg e-
b racht aan de uitlaatkatalysator.
1. Overloopslang brandstoftank
2. Klem
2
1
UB95D1D0.book Page 33 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 48 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-34
3
DAU39496
Zadels
Duoza del
Verwijderen van het duozadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai linksom.
2. Trek de voorzijde van het duozadel omhoog en trek het zadel naar voren.
Aanbrengen van het duozadel
1. Steek de uitsteeksels aan de achterzij- de van het duozadel in de zadelbeves-
tiging zoals afgebeeld, en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om het
duozadel te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit. Bestuur
dersza del
Verwijderen van het bestuurderszadel
1. Verwijder het duozadel.
2. Druk de hendel van het bestuurders- zadel onder de achterzijde van het be-
stuurderszadel naar links zoals
getoond en verwijder dan het zadel.
Aanbrengen van het bestuurderszadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het bestuurderszadel in de zadel-
bevestiging zoals getoond, en druk
dan de achterzijde van het zadel om-
laag om te vergrendelen.
2. Installeer het duozadel.
OPMERKING
Controleer of de zadels stevig zijn ver-
grendeld alvorens te gaan rijden.
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
1. Vergrendelingshendel bestuurderszadel
2. Bestuurderszadel
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
UB95D1D0.book Page 34 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 49 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-35
3
De hoogte van het bestuurderszadel
kan worden versteld om de rijpositie
aan te passen. (Zie het gedeelte hier-
na.)DAU39633
De hoo gte van het b estuurders-
za del verstellen
Het bestuurderszadel kan in twee verschil-
lende standen worden gezet, al naar gelang
de voorkeur van de bestuurder.
Bij aflevering staat het bestuurderszadel in
de lage stand.
Het bestuur dersza del in d e hoge stan d
zetten
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-34.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel-
hoogte door deze omhoog te trekken.
3. Beweeg de afdekking van de houder van het bestuurderszadel naar de lage
stand zoals getoond.
1. Lage stand
2. Hoge stand
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
UB95D1D0.book Page 35 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM
Page 50 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-36
3
4. Plaats de afsteller voor de zadelhoog-
te zo dat het merkteken “H” is uitge-
lijnd met het refe rentiemerkteken.
5. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het bestuurderszadel in zadelbe-
vestiging B zoals getoond. 6. Lijn het uitsteeksel aan de onderzijde
van het bestuurderszadel uit met sleuf
“H” en druk dan zoals getoond de
achterzijde van het zadel omlaag om
te vergrendelen.
7. Installeer het duozadel.
Het bestuur dersza del in d e lage stan d
zetten 1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-34.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel- hoogte door deze omhoog te trekken.
3. Beweeg de afdekking van de houder van het bestuurderszadel naar de
hoge stand.
4. Plaats de afsteller voor de zadelhoog- te zo dat het merkteken “L” is uitge-
lijnd met het referentiemerkteken.
1. Afdekpaneel zadelbevestiging
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “H”
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging B (voor hoge stand)
3. Afdekpaneel zadelbevestiging
1
HL
12
3
1. Sleuf “H”
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “L”
3. Referentiemerkteken
HL
12
3
UB95D1D0.book Page 36 Tuesday, July 18, 2017 8:53 AM