YAMAHA NMAX 125 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2021, Model line: NMAX 125, Model: YAMAHA NMAX 125 2021Pages: 114, PDF Size: 10.59 MB
Page 41 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-8
6
OPMERKINGNadat de motorolie is ververst, moeten de
ritteller olieverversing en de indicator olie-
verversing worden teruggesteld. Anders zal
de indicator olieverversing niet op het juiste
moment gaan branden.
DAUN3070
Ritteller voor V-snaarvervanging
Deze ritteller toont de afgelegde afstand
sinds de V-snaar voor het laatst werd ver-
vangen. De indicator van de ritteller voor V-
snaarvervanging “V-BELT” gaat na elke
18000 km (11200 mi) knipperen om aan te
geven dat de V-snaar moet worden vervan-
gen.Selecteer om zowel de ritteller als de indi-
cator terug te stellen de ritteller V-snaarver-
vanging en houd dan de schakelaar
“MENU” ingedrukt totdat “V-BELT” en de
ritteller beginnen te knipperen. Druk terwijl
“V-BELT” en de ritteller knipperen op de
schakelaar “MENU” totdat de ritteller is te-
ruggesteld.
OPMERKINGAls de V-snaar is vervangen, moeten de rit-
teller en de indicator worden teruggesteld.
Anders zal de indicator V-snaarvervanging
niet op het juiste moment gaan branden.
DAU86940
Weergave huidig brandstofverbruikDeze weergave toont het brandstofverbruik
onder de huidige rijomstandigheden. De
weergave kan worden ingesteld op “km/L”
of “L/100 km”, of “MPG” wanneer mijlen
worden gebruikt.
“km/L”: de afstand die kan worden af-
gelegd op 1.0 L brandstof.
“L/100 km”: de hoeveelheid brandstof
die nodig is om 100 km af te leggen.
“MPG”: de afstand die kan worden af-
gelegd op 1.0 Imp.gal brandstof.
OPMERKINGBij snelheden onder 10 km/h (6 mi/h) wordt
DAU86950
Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Ritteller voor V-snaarvervanging
21
1. Weergave huidig brandstofverbruik
1
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1
UBALD0D0.book Page 8 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 42 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-9
6
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet. De weergave van het ge-
middelde brandstofverbruik kan worden in-
gesteld op “km/L” of “L/100 km”, of “MPG”
wanneer mijlen worden gebruikt.
“km/L”: de gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 L brand-
stof.
“L/100 km”: de gemiddelde hoeveel-
heid brandstof die nodig is om 100 km
af te leggen.
“MPG”: de gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal
brandstof.OPMERKINGHoud om de weergave terug te stellen
de schakelaar “MENU” ingedrukt tot-
dat de terugstelling plaatsvindt.
Nadat de weergave is teruggesteld,
wordt “_ _._” weergegeven totdat eni-
ge afstand met de machine is gere-
den.
DAU86960
Accuspanningsweergave
Deze weergave toont de huidige laadstatus
van de accu.
Meer dan 12.8 V = Volle lading.
Onder 12.7 V = Opladen vereist.OPMERKINGAls de accuspanning lager is dan 9.0 V,
DAU1234R
StuurschakelaarsLinks
Rechts
1. Accuspanningsmeter
1
1.
2. Dimlichtschakelaar / Ž
3. Richtingaanwijzerschakelaar / Ž
4. Claxonschakelaar Ž
1. Schakelaar stop-startsysteem / Ž
2. Alarmverlichtingsschakelaar Ž
3. Startknop Ž
1
3 42
AA
1
2
3
A
A
/
UBALD0D0.book Page 9 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 43 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-10
6
DAU89570
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.OPMERKINGAls de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaan beide bovenste koplampen
branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt inge-
steld, gaan beide onderste koplampen ook
branden.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12722
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 8-2 voor startin-
structies voordat u de motor start.
DAU79500
Schakelaar alarmverlichting“”
Met het contactslot in de stand “ON” kunt
u met deze schakelaar de alarmverlichting
inschakelen (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU59011
Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de instelmodusweergave
van de multifunctionele meter.Zie Multifunctionele meter op pagina 6-3
voor meer informatie.
DAU76391
Schakelaar stop-startsysteem “ / ”
Zet om het stop-startsysteem in te schake-
len de schakelaar op “ ”. Zet om het stop-
startsysteem uit te schakelen deze schake-
laar op “ ”.
A
A
A
A
UBALD0D0.book Page 10 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 44 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-11
6
DAU12902
VoorremhendelDe voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12952
AchterremhendelDe achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
DAU53142
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” rem-
men, dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Voorremhendel
1
1. Achterremhendel1
UBALD0D0.book Page 11 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 45 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-12
6
OPMERKINGHet ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid aan de voorkant van
het voertuig en wanneer u een rem-
hendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speci-
aal gereedschap vereist, dus neem
contact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
DAUN2810
TractieregelingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld.
Als de tractieregeling in werking is, knippert
het controlelampje “ ”. Mogelijk merkt u
verandering in de reactie van de motor of
het uitlaatgeluid.
WAARSCHUWING
DWA18860
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
2
1
1
2
UBALD0D0.book Page 12 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 46 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-13
6
Tractieregeling instellen
Als u de machine inschakelt, wordt tractie-
regeling automatisch ingeschakeld.
Gebruik voor uitschakeling van de tractie-
regeling de schakelaar “MENU” om het
multifunctionele display te wisselen naar de
weergave van de tractieregeling. Houd ver-
volgens de schakelaar “MENU” drie secon-
den ingedrukt. Op het display wordt “TCS
OFF” weergegeven en het
controlelampje “ ” gaat branden.
OPMERKINGAls de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, schakel dan de tractieregeling uit om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 9-19.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch uitgescha-
keld, bijvoorbeeld als een sensorfout wordt
gedetecteerd of wanneer langer dan enkele
seconden slechts één wiel kan draaien. Als
dit gebeurt, gaat het controlelampje “ ”
branden en mogelijk ook het
waarschuwingslampje “ ”.OPMERKINGGeef niet langdurig gas wanneer de machi-
ne op de middenbok staat. Anders wordt
de tractieregeling automatisch uitgescha-
keld en moet deze opnieuw worden inge-
steld.
1. Controlelampje tractieregeling Ž
2. Weergave tractieregeling
1
2
1. Controlelampje tractieregeling Ž
2. Weergave tractieregeling
1
2
1. Controlelampje tractieregeling Ž
2. Waarschuwingslampje motorstoring Ž
1
2
UBALD0D0.book Page 13 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 47 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-14
6
Als de tractieregeling automatisch wordt
uitgeschakeld, kunt u deze als volgt terug-
stellen.
1. Stop de machine en schakel deze vol-
ledig uit.
2. Wacht enkele seconden en schakel de
machinevoeding vervolgens in.
3. Het controlelampje “ ” dient uit te
gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.OPMERKINGAls het controlelampje Ž na het terug-
stellen blijft branden, kan nog steeds met
de machine worden gereden; laat de ma-
chine echter zo snel mogelijk nakijken door
een Yamaha dealer.4. Laat een Yamaha dealer de machine
nakijken en het
waarschuwingslampje Ž uitscha-
kelen.
DAUN2571
TankdopDraai om het tankdopdeksel te openen het
contactslot naar de stand “OPEN” en druk
op de knop “FUEL”.
Open de tankdop door deze linksom te
draaien en vervolgens omhoog te trekken.Plaats de tankdop door deze rechtsom te
draaien totdat het merkteken “ ” naar vo-
ren wijst. Sluit het tankdopdeksel.
WAARSCHUWING
DWA10132
Controleer voor u gaat rijden of de tank-
dop correct is aangebracht. Door brand-
stoflekkage ontstaat brandgevaar.
1. “FUEL”-toets
1. Tankdopdeksel
2. Tankdop
1
1
2
1. Ž-merkteken
2. Tankdop
12
UBALD0D0.book Page 14 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 48 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-15
6
DAU13213
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft be-
reikt. Omdat brandstof uitzet als deze
warm wordt, kan de warmte van de
motor of de zon ervoor zorgen dat
brandstof uit de brandstoftank
stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg gemors-
te brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huidterechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 90 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.OPMERKINGDeze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
Aanbevolen brandstof:
Uitsluitend loodvrije benzine
Octaangetal (RON):
90
Inhoud brandstoftank:
7.1 L (1.9 US gal, 1.6 Imp.gal)
Brandstofreserve:
1.7 L (0.45 US gal, 0.37 Imp.gal)
UBALD0D0.book Page 15 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 49 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-16
6
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
DAU86150
TankoverloopslangDe overloopslang voert overtollige brand-
stof af en leidt deze veilig weg van de ma-
chine.
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting en ligging
van de overloopslang van de brand-
stoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of de overloopslang van de
brandstoftank niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
DAU13435
UitlaatkatalysatorHet uitlaatsysteem bevat een of meer uit-
laatkatalysatoren om schadelijke uitlaate-
missies te verminderen.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
1. Overloopslang brandstoftank
1
UBALD0D0.book Page 16 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 50 of 114
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-17
6
DAU89400
ZadelOpenen van het zadel
Via het contactslotDraai het contactslot naar “OPEN” en druk
dan op de knop “SEAT”. (Zie pagina 3-9.)
Met de mechanische sleutel1. Open het afdekplaatje van het sleutel-
gat.
2. Steek de mechanische sleutel in het
zadelslot en draai de sleutel rechtsom.
3. Til het zadel aan de achterzijde op.
LET OP
DCA24020
Zorg ervoor dat de sleutelgatafdekking
is geïnstalleerd als de mechanische
sleutel niet wordt gebruikt.Sluiten van het zadel
Druk het zadel aan de achterzijde omlaag
om te vergrendelen.OPMERKINGControleer alvorens te gaan rijden of het za-
del stevig is vergrendeld.
DAU37482
HelmbevestigingDe helmbevestigingen bevinden zich onder
het zadel.
Om een helm aan een helmbevestiging
te bevestigen
1. Open het zadel. (Zie pagina 6-17.)
2. Maak een helm aan een helmbevesti-
ging vast en sluit dan het zadel stevig
af. WAARSCHUWING! Ga nooit rij-
den met een helm vastgemaakt aan
de helmbevestiging, aangezien de
helm objecten kan raken met mo-
gelijk verlies van de controle over
de machine en een ongeval tot ge-
volg.
[DWA10162]
1. Afdekplaatje sleutelgat
2. Zadelslot
3. Ontgrendelen.
13
2
1. Helmbevestiging
1
UBALD0D0.book Page 17 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM