YAMAHA XT660Z 2011 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2011, Model line: XT660Z, Model: YAMAHA XT660Z 2011Pages: 100, PDF Size: 5.1 MB
Page 21 of 100
Om het stuur te vergrendelen
1. Drukken
2. Draaien
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai deze dan naar “LOCK”.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.Om het stuur te ontgr
endelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU10941
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richting-
aanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet geduren-
de langere tijd, anders kan de accu ont-
laden raken.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 21
Page 22 of 100
DAU47040
Controle- en
waarschuwingslampjes
Voor XT660Z
1. Controlelampje startblokkering
2. Vrijstandcontrolelampje “ ”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
4. Controlelampje grootlicht “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur “ ”
Voor XT660ZA
1. ABS-waarschuwingslampje “ ”
2. Controlelampje startblokkering
3. Vrijstandcontrolelampje “ ”
4. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
7. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur “ ”
DAUB1510
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert terwijl de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar
de linker- of rechterstand is gedrukt.
Het elektrisch circuit van het controle-
lampje richtingaanwijzers kan worden
gecontroleerd door de sleutel naar “ON”
te draaien.Als het controlelampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DAUB1520
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
Het elektrisch circuit van het vrijstandcon-
trolelampje kan worden gecontroleerd
door de sleutel naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DAUB1530
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
Het elektrisch circuit van het controle-
lampje grootlicht kan worden gecontro-
leerd door de sleutel naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
ABS
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 22
Page 23 of 100
DAU11444
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
als de motor oververhit raakt. Zet in zo’n
geval de motor onmiddellijk af en geef
deze de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet
meteen op wanneer u de sleutel naar
“ON” draait of blijft het lampje branden,
laat het elektrisch circuit dan door een
Yamaha dealer controleren.
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
Bij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiator-
koelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in
de radiator.
Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-40 nadere instructies
vermeld.
DAU11534
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem
wordt aangegeven in het elektrisch circuit
dat de motor controleert. Vraag in dat
geval een Yamaha dealer het zelfdiagnos-
esysteem te controleren. (Zie pagina 3-8
voor uitleg over de werking van het zelf-
diagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet
meteen op wanneer u de sleutel naar
“ON” draait of blijft het lampje branden,
laat het elektrisch circuit dan door een
Yamaha dealer controleren.
DAU11545
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
Als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, is het
ABS-systeem mogelijk defect. Vraag indat geval zo snel mogelijk een Yamaha
dealer het systeem te controleren. (Zie
pagina 3-12).
DWA10081
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens
plotseling remmen niet blokkeren. Als
het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, vraag
dan zo snel mogelijk een Yamaha
dealer het remsysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet
meteen op wanneer u de sleutel naar
“ON” draait of blijft het lampje branden,
laat het elektrisch circuit dan door een
Yamaha dealer controleren.
WAARSCHUWING
ABS
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 23
Page 24 of 100
DAU26877
Controlelampje startblokkering “ ”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten
en dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elek-
trisch circuit dan door een Yamaha dealer
controleren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersysteem
blijft ingeschakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-8 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
DAUS1942
Multifunctioneel display
1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. Kilometerteller
4. Rittellers/ritteller brandstofreserve
5. Klok
6. Brandstofniveaumeter
7. “RESET”-toets
8. “SELECT”-toets
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigin-
gen aanbrengt in de instellingen van
het multifunctionele display. Het aan-
brengen van wijzigingen tijdens het rij-
den kan u afleiden en vergroot het risi-
co op een ongeval.
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele
rijsnelheid aangeeft)
een digitale toerenteller (die het
motortoerental in tpm aangeeft)
een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde
afstand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve
(die de afgelegde afstand aangeeft
sinds het onderste segment van de
brandstofniveaumeter begon te knip-
peren)
een klok
een brandstofniveaumeter
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Als u de
weergaven voor snelheidsmeter en
kilometerteller/ritteller wilt schakelen
tussen kilometers en mijlen, houdt u
tegelijk de toetsen “SELECT” en
“RESET” ingedrukt en draait u de
sleutel naar “ON”. Als de cijfers
beginnen te knipperen, drukt u op de
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 24
Page 25 of 100
toets “SELECT” om te schakelen
tussen kilometers en mijlen.
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 7500 tpm en hoger
Ritteller- en toerentellermodi
1. Kilometerteller
2. Rittellers/ritteller brandstofreserve
3. "SELECT" toets
4. “RESET” toets
Door te drukken op de toets “SELECT”
wordt de weergave in de onderstaande
volgorde geschakeld tussen de ritteller-
modi “TRIP 1” en “TRIP 2”:
TRIP 1 TRIP 2 TRIP 1Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
stoftank afneemt tot XT660Z 6,7 L (1,76
US gal, 1,46 Imp.gal) - XT660ZA 5,8 L
(1,53 US gal, 1,28 Imp.gal), begint het
onderste segment van de brandstofni-
veaumeter te knipperen en schakelt de rit-
tellerweergave automatisch naar de
brandstofreserve-rittellermodus “F-TRIP”,
waarop de afgelegde afstand vanaf dat
punt wordt aangegeven. In dat geval
wordt door het indrukken van de toets
“SELECT” de weergave in de onderstaan-
de volgorde geschakeld tussen de diverse
rittellermodi:
F-TRIP TRIP 1 TRIP 2 F-TRIP
Als u een ritteller op nul wilt terugstellen,
selecteert u deze door op de toets
“SELECT” te drukken en vervolgens de
toets “RESET” ten minste vier seconden
ingedrukt te houden. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met de
hand op nul terugstelt, wordt deze auto-
matisch teruggesteld zodra na het tanken
5 km (3 mi) is gereden en wordt de vorige
ritteller weergegeven.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 25
Page 26 of 100
Klokweergave
1. Klok
2. “SELECT”-toets
3. “RESET”-toets
OPMERKING
De klok toont altijd de tijd, ongeacht de
stand van het contactslot.
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toets “SELECT” minstens
vier seconden ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de “RESET”-toets
om de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de minu-
tenaanduiding begint te knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de
minuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.Brandstofniveaumeter
1. Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat, geeft de
brandstofniveaumeter de hoeveelheid brand-
stof in de brandstoftank aan. Als de contact-
sleutel naar “ON” wordt gedraaid, verschijnen
alle segmenten van de brandstofniveaumeter
een voor een op het display en verdwijnen
daarna weer om het elektrisch circuit te tes-
ten. De displaysegmenten van de brandstof-
niveaumeter verdwijnen richting “E” (leeg)
naarmate het brandstofniveau verder daalt.
Wanneer er nog maar één segment naast “E”
(leeg) is overgebleven, moet zo snel mogelijk
brandstof worden bijgevuld.
OPMERKING
Deze brandstofniveaumeter is voorzien
van een zelfdiagnosesysteem. Als er een
defect in het elektrisch circuit wordt waar-genomen, gaan alle segmenten knippe-
ren. Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesystemen
1. ABS-waarschuwingslampje “ ”
2. Controlelampje startblokkering
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische cir-
cuits.
Als er een of meer elektrische circuits van
de motor defect zijn, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring knipperen. Als
dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
(voor modellen met ABS)
Als een of meer elektrische circuits van
ABS
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 26
Page 27 of 100
het ABS defect zijn, gaat het ABS ABS-
waarschuwingslampje branden. Als dit
zich voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
Wanneer in een van de circuits van het
startblokkeersysteem een storing
optreedt, gaat het controlelampje start-
blokkeersysteem knipperen. Als dit zich
voordoet, vraag dan een Yamaha dealer
de machine te controleren.
TIP
Als het controlelampje eerst vijfmaal lang-
zaam knippert en dan herhaaldelijk twee-
maal snel, betreft het mogelijk een storing
in de transponder. Als deze fout zich voor-
doet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te star-
ten met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeers-
leutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere infor-
matie.
DAU12348
Stuurschakelaars
Links
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 27
Page 28 of 100
Rechts
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxon-
signaal te geven.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de middenstand.
Om de richtingaanwijzers uit te schakelen
wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is
teruggekeerd in de middenstand.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt
voor het inschakelen van de alarmverlich-
ting (gelijktijdig knipperen van alle rich-
tingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke verkeers-
situatie.
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ”
om de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor
de motor rond te draaien. Zie pagina 5-1
voor startinstructies voordat u de motor
start.
DAU44710
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
(alleen voor model met ABS) gaan bran-
den als de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid en de startknop wordt ingedrukt.
Dit wijst echter niet op een storing.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 28
Page 29 of 100
DAU12820
Koppelingshendel
1. Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppe-
len. Laat de hendel los om de koppeling te
laten aangrijpen. Voor een soepele wer-
king van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 320).
DAU12871
Schakelpedaal
1. Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combi-
natie met de koppelingshendel gebruikt
bij het schakelen van de versnellingen van
de 5-traps constant-mesh versnellings-
bak op deze motorfiets.
DAU26823
Remhendel
1. Remhendel
2. Stelwiel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
De remhendel bevindt zich aan de rech-
terstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de stuur-
greep af te stellen, wordt het stelwiel
gedraaid terwijl de hendel van het stuur
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel
tegenover het “ ”-merkteken op de
remhendel staat.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 29
Page 30 of 100
DAU12941
Rempedaal
1. Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rech-
terzijde van de motorfiets. Trap op het
rempedaal om de achterrem te bekrachti-
gen.
DAU26794
ABS (voor modellen met ABS)
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorzie-
ning remsysteem) bestaat uit een dubbel
uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat
de voorrem en achterrem onafhankelijk
aanstuurt. Het ABS wordt bewaakt door
een ECU, die in geval van een storing zal
terugvallen op handmatig remmen.
DWA10090
Het ABS-systeem functioneert het
meest effectief over lange remwe-
gen.
Op sommige wegtypen (ruw weg-
dek of grint) kan de remweg langer
zijn dan bij remmen zonder ABS.
Houd daarom steeds voldoende
afstand tot uw voorligger, afge-
stemd op uw rijsnelheid.
OPMERKING
Wanneer ABS is geactiveerd, worden
de remmen op de gebruikelijke wijze
bediend. In de remhendel of het rem-
pedaal kunnen pulsaties worden
gevoeld, maar dat duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met
een testfunctie, waarbij de bestuur-
der de pulsaties kan voelen in het
rempedaal of in de remhendel terwijl
ABS actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem voor
het uitvoeren van deze test contact
op met uw Yamaha dealer.
DCA16120
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed
werkt.
LET OPWAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 30