YAMAHA YZF-R1M 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2017, Model line: YZF-R1M, Model: YAMAHA YZF-R1M 2017Pages: 130, PDF Size: 10.05 MB
Page 31 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-9
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
is het normaal dat een klein aantal pixels in-actief is.
STREET MODE TRACK MODE
WAARSCHUWING
DWA18210
Zet de machine stil alvorens instellingen
te wijzigen. Het aanbrengen van wijzigin-
gen tijdens het rijden kan u afleiden envergroot het risico op een ongeval.Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
OPMERKINGU kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenmodus van de weergave. Zie “Unit”op pagina 4-22.
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental aan
op basis van meting van de draaisnelheid
van de krukas in omwentelingen per minuut
(tpm).OPMERKING
In TRACK MODE start de toerenteller
bij 8000 tpm.
In STREET MODE biedt de toerentel-
ler een hold-indicator voor toerenpiek
die kan worden in- of uitgeschakeld en
kunnen de kleuren ervan worden aan-gepast.
LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 14000 tpm en hoger
1. YRC-items LCS/QS/LIF
2. ERS-indicator (YZF-R1M)
3. Snelheidsmeter
4. GPS-indicator (modellen met CCU)
5. Indicator registratie (modellen met CCU)
6. Klok
7. Indicator piektoerental
8. Indicator voorremdruk
9. Acceleratie-indicator
10.Aanduiding ingeschakelde versnelling
11.YRC-items MODE/PWR/TCS/SCS
12.Informatieweergave
13.Toerenteller
ODO
12345
km
TRIP-2
1234.5
km
1
Ny
2 km/h
·1000 r/minMODE -
A
PWR
1
TCS
1
SCS
1
A
-
1
LCS
QS
LIF
GPS
12 :
00
7
11 1 089
4
1
2
36
5
1312
1. YRC-items LCS/QS/LIF
2. ERS-indicator (YZF-R1M)
3. Rondetimer
4. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
5. Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
6. Klok
7. Aanduiding ingeschakelde versnelling
8. Informatieweergave
9. YRC-items MODE/PWR/TCS/SCS
10.Snelheidsmeter
11.Toerenteller
MODE -
A
PWR
1
TCS
1
SCS
1
km/h
123
ODO
km
7890
GEARN
LAP 09
LATEST12
12 34
·1000 r/min
A
-
1
LC LCS
QS
LIF
12 :
00
11109
8
5
4
1
2
36
7
Page 32 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-10
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
Informatieweergave
Dit gedeelte van het hoofdscherm wordt ge-
bruikt om informatie weer te geven die is ge-
relateerd aan het rijden, zoals lucht- en
koelvloeistoftemperaturen, rittellers en sta-
tistieken voor brandsto fverbruik. De items
op de informatieweergave kunnen worden
ingedeeld in vier groepen via het scherm
MENU.
De items op de informatieweergave zijn:
A.TEMP: luchttemperatuur
C.TEMP: koelvloeistoftemperatuur
TRIP-1: ritteller 1
TRIP-2: ritteller 2
F-TRIP: ritteller brandstof
ODO: kilometerteller
FUEL CON: de hoeveelheid verbruikte
brandstof
FUEL AVG: gemiddeld brandstofverbruik
CRNT FUEL: huidige brandstofverbruikOPMERKING
De kilometerteller wordt vergrendeld
bij 999999 en kan niet worden terug-
gesteld.
TRIP-1 en TRIP-2 worden terugge-
steld naar 0 nadat 9999.9 is bereikt en
gaan vervolgens weer tellen.
Wanneer het reservepeil in de brand-
stoftank wordt bereikt, wordt automa-
tisch F-TRIP weergegeven en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt geregistreerd.
Na het tanken en een bepaalde af-
stand te hebben gereden, zal F-TRIP
weer automatisch verdwijnen.
Zie “Unit” op pagina 4-22 voor het wij-
zigen van de eenheden voor brand-
stofverbruik.
In TRACK MODE zijn op de informa-
tieweergave de items FASTEST (snel-
ste rondetijd) en AVERAGE
(gemiddelde rondetijd) ook beschik-baar.
De items TRIP-1, TRIP-2, F-TRIP, FUEL
CON en FUEL AVE kunnen individueel
worden teruggesteld.
Items op de informatieweergave terugstel-
len1. Gebruik de wielschakelaar om door de items op de weergave heen te schui-
ven tot het item dat u wilt terugstellen
wordt weergegeven.
2. Druk kort op de wielschakelaar, waar- na het item voor vijf seconden zal knip-
peren. (Als beide items terug te stellen
items zijn, zal in STREET MODE het
bovenste item eerst knipperen. Schuif
omlaag om het onderste item te selec-
teren.)
3. Terwijl het item knippert, houdt u de wielschakelaar gedurende een secon-
de ingedrukt.
Aanduiding ingesch akelde versnelling
Geeft weer welke versnelling is ingescha-
keld. Dit model heeft 6 versnellingen en een
vrijstand. De vrijstand wordt aangegeven
door het vrijstandcontrolelampje “ ” en
door de aanduiding voor de ingeschakelde
versnelling “ ”.
Drukindicator voorrem
Geeft weer hoeveel remkracht wordt uitge-
oefend op de voorremmen.
Acceleratie-indicator
Geeft de voorwaartse acceleratie en vertra-
gende krachten weer.
Hold-indicator voor toerenpiek
Deze kleine balk verschijnt kort op de toe-
renteller om de meest recente toerenpiek
van de motor weer te geven.
YRC-items MODE/PWR/TCS/SCS
De huidige MODE (YRC-modus) en de ge-
relateerde PWR-, TCS- en SCS-instellin-
gen worden hier weergegeven.
De afzonderlijke instellingen voor
YRC-items PWR, TCS, SCS, LCS, QSS en
LIF kunnen worden ingedeeld in vier groe-
Page 33 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-11
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
pen en voor elke groep onafhankelijk wor-
den ingesteld. Deze instellingsgroepen zijn
de YRC-modi MODE-A, MODE-B, MO-
DE-C en MODE-D. Gebruik de modusscha-
kelaar om YRC-modi te wijzigen of
instellingen te wijzigen voor het YRC-item
op het hoofdscherm.OPMERKINGDe YRC-modi zijn vooraf ingesteld in de fa-
briek en afgestemd op verschillende rijom-
standigheden. Bij gebruik van de
fabrieksinstellingen worden de volgende
YRC-modi aanbevolen.
MODE-A is geschikt voor rijden op het
circuit.
MODE-B is een zachtere instelling
voor op het circuit.
MODE-C is geschikt voor rijden op de
weg.
MODE-D is geschikt voor toeren of rij-den bij slecht weer.
YRC-modi wijzigen of instellingen wijzigen
1. Druk op de middelste knop van de mo- dusschakelaar om van links naar
rechts te schuiven en het item te mar-
keren dat u wilt aanpassen. 2. Gebruik de toets omhoog of toets om-
laag op de modusschakelaar om de
geselecteerde item waarde te wijzigen
(verticaal schuiven is niet mogelijk).
OPMERKING
Onder bepaalde omstandigheden, bij-
voorbeeld tijdens het rijden, wanneer
aan de gasgreep wordt gedraaid, of
wanneer overmatige wielslip wordt ge-
detecteerd etc. kunnen bepaalde
YRC-items niet worden aangepast.
Als een YRC-item is gemarkeerd maar
niet kan worden aangepast, wordt de
omkadering van het YRC-item zwart
weergegeven.
Selecteer met de middelste knop TCS om
het tractiecontrolesysteem uit te schakelen
en houdt vervolgens de toets omhoog inge-
drukt tot TCS OFF wo rdt weergegeven. Se-
lecteer TCS OFF om TCS weer in te
schakelen en druk ve rvolgens op de toets
omlaag (TCS zal terugkeren naar de vorige
instellling).
OPMERKINGDoor het tractiecontrole systeem uit te scha-
kelen, schakelt u de SCS-, LCS- en LIF-sy-stemen uit voor alle YRC-modi.
YRC-items LCS/QS/LIF
De status aan/uit van de YRC-items LCS,
QSS en LIF wordt hier weergegeven. Wan-
neer een van deze system en geregistreerd
wordt (niet ingesteld op OFF) voor de huidi-
1. Modus-schakelaar “MODE”
2. Toets omhoog
3. Middelste toets
4. Toets omlaag1
2
4 3
MODE -
A
PWR
1
TCS
3
SCS
2
km/h
123
ODO
km
7890
GEARN
LAP 03
LATEST40
03 06
·1000 r/min
A-
2
QS
LIF
GPS
12 :
00
AVERAGE
MODE -
A
MODE-
A
Page 34 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-12
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
ge geselecteerde YR C-modus, wordt het
respectievelijke pictogram weergegeven.
Wanneer LCS wordt geregistreerd voor de
huidige geselecteerde YRC-modus, is het
pictogram grijs. Houd de middelste knop in-
gedrukt tot het LCS-pictogram stopt met
knipperen en wit gaat branden om het
launch control-systeem te activeren.OPMERKINGLCS-, QSS- en LIF-systeeminstellingsni-
veaus kunnen alleen worden aangepast ophet scherm MENU.
ERS-indicator “ ” (YZF-R1M)
Dit pictogram toont de huidige ERS-modus.
(Zie “YRC Setting” op pagina 4-16 en “ERS”
op pagina 4-19 om de geregistreerde
ERS-modus te wijzigen of de ERS-instel-
lingsniveaus aan te passen.)OPMERKINGDe ERS-indicator gaat knipperen als de
SCU moet worden gereset, maar dit wijst
niet op een storing.
De vering wordt op de huidige instellin-
gen gehouden totdat de SCU is gere-
set.
Zet om de SCU te resetten de motor
uit en draai de sleutel naar “OFF” endan naar “ON”. GPS-indicator “ ”
(modellen met CCU)
Dit pictogram wordt weergegeven wanneer
er een GPS-eenheid wordt gesynchroni-
seerd met uw machine.
Datalogger-indicator “ ”
(modellen met CCU)
Dit pictogram wordt weergegeven wanneer
voertuiggegevens worden opgenomen met
de registratiefunctie.
Klok
De klok maakt gebrui
k van een 12-uursy-
steem.
Rondetimer
Deze stopwatchfunctie meet en registreert
tot maximaal veertig ronden. Op het hoofd-
scherm geeft de rondetimer de huidige ron-
detijd en het rondenummer weer
(aangegeven door het LAP-symbool). Ge-
bruik de Pass/LAP-sc hakelaar om rondetij-
den te markeren. Wanneer een ronde is
voltooid, geeft de rondetimer gedurende vijf
seconden de laatste rondetijd weer (gemar-
keeerd door de LATEST-indicator). De rondetimer gebruiken
1. Druk kort op de
wielschakelaar. Het
item op de informatieweergave zal ge-
durende vijf seconden knipperen.
2. Draai terwijl het item op de informatie-
weergave knippert de wielschakelaar
omhoog. De rondetimer knippert ge-
durende vijf seconden.
3. Druk terwijl de rondetimer knippert lang op de wielschakelaar om de ron-
detimer te activeren of te stoppen.
4. Druk terwijl de r ondetimer is geacti-
veerd op de schakelaar Pass/LAP om
de rondetimer te starten.
GPS
1. Rondetijd
2. Indicator voor laatste rondetijd “LATEST”
3. Item van informatiedisplay
4. Rondenummer
MODE -
A
PWR
1
TCS
3
SCS
2
km/h
123
ODO
km
7890
GEARN
LAP 03
LATEST40
03 06
·1000 r/min
A-
2
QS
LIF
GPS
12 :
00
AVERAGE
4 1
2
3
Page 35 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-13
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
OPMERKING
De rondetimer kan alleen worden ge-
bruikt als de motor draait.
Stel de informatieweergave in op FAS-
TEST of AVERAGE voor aanvullende
rondetijdinformatie.
De rondetimer stopt automatisch als
het scherm MENU wordt geopend.
Als de rondetimer wordt gestopt, wordt
de tijd van de huidige ronde niet opge-
nomen.
De rondetijdrecord kan worden weer-
gegeven en teruggesteld op hetscherm MENU. Waarschuwingspictogrammen
Als een fout wordt gedetecteerd, worden de
volgende foutgerelateerde waarschu-
wingspictogrammen weergegeven.
Waarschuwingspict
ogram SCU-sto-
ring
Waarschuwingspict ogram stuurdem-
per
Waarschuwingspictogram koelvloei-
stoftemperatuur
Waarschuwingspict ogram oliedruk Waarschuwingspictog
ram SCU-storing
“ ” (YZF-R1M)
Het waarschuwingspictogram SCU-storing
verschijnt als er een probleem wordt gede-
tecteerd in de voor- of achtervering.
Waarschuwing stuurdemper “ ”
Het waarschuwingspictogram stuurdemper
verschijnt als er een probleem wordt gede-
tecteerd in de stuurdemper.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “ ”
Dit pictogram wordt weergegeven als de
koelvloeistoftemperatuur 117 °C (242 ° F) of
hoger wordt. Stop de machine en schakel
de motor uit. Laat de motor afkoelen.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
Dit pictogram wordt weergegeven als de
motoroliedruk laag is. Wanneer de sleutel
de eerste keer in de stand ON wordt gezet,
moet nog oliedruk worden opgebouwd.
Daarom wordt dit pictogram weergegeven
totdat de motor is gestart.
1. Waarschuwingslampje SCU “ ”
2. Waarschuwing stuurdemper “ ”
3. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
4. Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
5. Waarschuwingslampje foutmodus “Err”·1000 r/min
4
12
5
3
Err
Page 36 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-14
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
LET OP
DCA21210
Als het waarschuwingslampje gaat bran-
den terwijl de motor draait, zet de motor
dan onmiddellijk uit en controleer het
olieniveau. Als het olieniveau beneden
het minimumniveau staat, vul dan vol-
doende olie van de aanbevolen soort bij
tot het correcte niveau. Als het waar-
schuwingslampje oliedruk blijft branden
terwijl het olieniveau in orde is, zet dan
onmiddellijk de motor af en laat het voer-
tuig controleren door een Yamaha-dea-ler.
Waarschuwing foutmodus “Err”
Als zich een interne fout voordoet (bijv. uit-
val van de communicatie met een systeem-
regelaar), verschijnt de waarschuwing
foutmodus als volgt.
“Err” en “ ” duiden op een ECU-fout.
“Err” en “ ” duiden op een SCU-fout.
“Err” duidt alleen op een HCU-fout (hydrau-
lische regeleenheid).OPMERKING
Afhankelijk van de aard van de fout
werkt het display mogelijk niet goed,
waardoor het onmogelijk kan zijn om
de YRC-instellingen te wijzigen. Daar-
naast werken het ABS- en UBS-sy- steem mogelijk niet goed. Wees extra
voorzichtig bij het remmen en vraag
onmiddellijk een Yamaha-dealer om
de machine na te kijken.
DAU79291
Scherm MENU Het scherm MENU bevat de volgende in-
stellingsmodules. Selecteer een module om
gerelateerde instellingswijzigingen aan te
brengen. Alhoewel sommige instellingen
kunnen worden gewijzigd of teruggesteld
via het hoofdscherm, biedt het scherm
MENU toegang tot alle weergave- en bedie-
ningsinstellingen.
Weergave
Beschrijving
Schakel de weergave van
het hoofdscherm tussen
street mode en track
mode.
YRC-instellingen (alle
modellen) en
ERS-instellingen
(YZF-R1M) aanpassen.
Rondetijden weergeven en
terugstellen.Display ModeYRC SettingLap Time
Page 37 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-15
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
Toegang en gebruik van MENU
De volgende bedieningen van de wielscha-
kelaar zijn algemene bedieningen voor toe-
gang, selectie en verplaatsing binnen het
scherm MENU en de bijbehorende modu-
les.
Lang indrukken - houd de wielschakelaar
gedurende een seconde ingedrukt om toe-
gang te krijgen tot het scherm MENU of om het scherm MENU volledig af te sluiten.
Selecteren
- draai de wielschakelaar om-
hoog of omlaag om de gewenste module of
het gewenste instellingsitem te markeren
en druk vervolgens kort op de wielschake-
laar (druk de wielschakelaar kort in) om de
selectie te bevestigen.
Driehoekssymbool - bepaalde instellings-
schermen bevatten een item met een naar
boven of naar beneden wijzend driehoeks-
symbool. Selecteer het driehoekssymbool
om dat scherm af te sluiten en een scherm
terug te gaan (of druk langer op de wiel-
schakelaar om MENU volledig af te sluiten).
OPMERKINGAls er machinebeweging wordt gedetec-
teerd, zal het scherm automatisch MENUafsluiten en naar het hoofdscherm gaan.
“Display Mode”
Er zijn twee weergavemodi voor het hoofd-
scherm, STREET MODE en TRACK MO-
DE.
Instellen van de weergavemodus voor hethoofdscherm1. Druk lang op de wielschakelaar om het scherm MENU weer te geven. 2. Selecteer “Display Mode”.
3. Selecteer STREET MODE of TRACK
MODE (of selecteer het driehoeksym-
bool om af te sluiten).
Schakel de
registratiefunctie voor
machine-informatie in/uit
(modellen met CCU).
Geef drie intervallen voor
het onderhoudsitem weer
en stel deze terug.
Stel brandstofverbruik en
afstandseenheden in.
Stel achtergrondkleuren in.
Schakel de
schakelindicator in/uit en
pas de instellingen van de
toerenteller aan.
Stel de items in voor het
multifunctionele
weergavevenster.
Pas de helderheid van het
scherm aan.
Pas de klok aan.
Zet alle instellingen terug
naar fabrieksinstellingen.
LoggingMaintenance
Unit
WallpaperShift IndicatorDisplay SettingBrightnessClockAll Reset
Page 38 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-16
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
4. Druk lang op de wielschakelaar om het scherm MENU af te sluiten of gebruik
de wielschakelaar om een andere mo-
dule te selecteren.
“YRC Setting”
Met deze module kunt u de vier YRC-modi
MODE-A, MODE-B, MODE-C en MODE-D
op maat instellen door de instellingsniveaus
(of eventueel de aan/uitstatus) van de
YRC-items PWR, TCS, SCS, LCS, QSS en
LIF aan te passen. Voor YZF-R1M kunt u
de aan elke YRC-modus gekoppelde
ERS-modus selecteren en tevens de instel-
lingsniveaus van de ERS-modi aanpassen. OPMERKING
TCS heeft 9 instellingsniveaus en ERS
heeft 6 modi.
Wanneer er meer selecties (instel-
lingsniveaus of modi) beschikbaar zijn dan in één keer op het scherm kunnen
worden weergegeven, verschijnt een
schuifbalk om aan te geven dat er ex-
tra selecties beschikbaar zijn door te
schuiven.
PWR
Selecteer PWR-1 voor de meest agressie-
ve gasrespons, PWR-2 en PWR-3 voor een
soepelere gasgreep/motorrespons en ge-
bruik PWR-4 op regenachtige dagen of
wanneer u minder mo torvermogen wenst. TCS
Dit model gebruikt een variabel tractiecon-
trolesysteem. Voor elk instelllingsniveau
geldt dat hoe meer de machine helt, hoe
meer tractiecontrole (systeeminterventie) er
wordt toegepast. Er zijn 9 instellingsniveaus
beschikbaar. Instellingsniveau 1 oefent de
minste algehele systeeminterventie uit, ter-
wijl instellingsniveau 9 de meeste algehele
tractiecontrole uitoefent.
OPMERKING
TCS kan alleen worden in- of uitge-
schakeld via het hoofdscherm met be-
hulp van de modusschakelaar.
Wanneer TCS is uitgeschakeld, wor-
den TCS, SCS, LCS en LIF ingesteld
op OFF en kunnen niet worden aange-
past. Wanneer TCS weer wordt inge-
schakeld, keren deze gerelateerde
tractiecontrolefuncties terug naar deeerdere instellingsniveaus.
1. PWR 1
2. PWR 2
3. PWR 3
4. PWR 4
5. Gasklepopening
6. Bediening gasgreep
5
64
3 2
1
Page 39 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-17
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
SCS
SCS kan worden ingesteld op OFF, 1, 2 en
3. OFF schakelt de anti-uitbreekregeling uit,
instellingsniveau 1 oefent de minste sy-
steeminterventie uit en instellingsniveau 3
oefent de meeste systeeminterventie uit. LCS
LCS kan worden ingesteld op 1, 2 of OFF.
Instellingsniveau 2 controleert de vermo-
gensafgifte van de motor sterker, terwijl in-
stellingsniveau 1 minder systeeminterventie
uitoefent. OFF schakelt de LCS-functie voor
de geselecteerde YRC-modus uit (het
LCS-pictogram wordt niet weergegeven en
de launchcontrolfunctie kan niet worden ge-
activeerd).
Wanneer LCS is ingesteld op niveau 1 of 2
voor de geselecteer
de YRC-modus, wordt
de LCS-indicator op het hoofdscherm grijs
weergegeven om aan te geven dat LCS be-
schikbaar is. Wanneer het launch con-
trol-systeem is geac tiveerd (beschikbaar
gemaakt voor gebruik via de modusschake- laar), wordt de LCS-indicator wit.
OPMERKINGLCS werkt samen met het LIF-systeem. Als
LIF is uitgeschakeld, kan LCS niet wordengebruikt.
QSS
QSS kan worden ingesteld op 1, 2 of OFF.
Instellingsniveau 1 biedt de snelste schake-
lingen, terwijl instellingsniveau 2 vloeiende-
re schakelingen biedt. OFF schakelt het
systeem volledig uit en de koppelingshen-
del moet dan worden gebruikt om op te
schakelen.OPMERKINGHet in- of uitschakelen van QSS heeft geen
invloed op andere systemen, ook wordt
QSS zelf niet beïnvloed door de instellingenvan andere systemen.
LIF
LIF kan worden ingesteld op 1, 2, 3 of OFF.
Instellingsniveau 3 vermindert het sterkst
het omhoog komen van het wiel en instel-
lingsniveau 1 oefent de minste systeemin-
terventie uit. OFF schakelt LIF uit en LCS
wordt gedeactiveerd voor
de geselecteerde
YRC-modus.
1. Systeeminterventie
2. Leunhoek
1
TCS
2
1 5
4 3
2 6 9
8 7
1. Systeeminterventie
2. Zijwaarts uitbreken
1 3
2
1
SCS
2
Page 40 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-18
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
Een YRC-modus op maat instellen of eenYRC-item aanpassen1. Selecteer “YRC Setting” op het scherm MENU.
2. Het scherm “YRC Setting” wordt weer- gegeven en het vak voor YRC-modus
“YRC” wordt gemarkeerd. Druk kort op de wielschakelaar om toegang te krij-
gen tot het vak en selecteer vervol-
gens de YRC-modus A, B, C of D die
u wilt aanpassen.
3. Selecteer het YRC-item: PWR, TCS, SCS, LCS, QSS, LIF of ERS
(YZF-R1M) dat u wilt aanpassen.
OPMERKING
Als een YRC-item wordt geselecteerd,
wordt het huidige instellingsniveau
aangegeven met een vierkant met een
blauwe rand en de fabrieksinstelling in
een grijs vlak.
De fabrieksinstellingen variëren naar-gelang de geselecteerde YRC-modus.
4. Als u andere YRC-modi op maat wilt instellen of afzo nderlijke YRC-items
wilt aanpassen, herhaalt u de proce-
dure vanaf stap 2. Als u klaar bent, se-
lecteert u het driehoeksymbool uiterst
links om terug te gaan naar het scherm
MENU. Voor YZF-R1M selecteert u
1. Systeeminterventie
2. Wiellift
1 3
2
1
LIF
2
1. Driehoekmerkteken
2. YRC-modusvlak
3. YRC-item
4. ERS-modus (YZF-R1M)
5. Naar ERS-menu (YZF-R1M)
D C B
A1
2
3
41
2
3
41
2
1
2
33
5
OFF
1
2OFF
OFF
1
2OFF
A -
1
A -
2
M -
1
M -
2
A
-
3
YRC
PWRTCS SCS LCS QSS LIF ESC
YRC
PWRTCS SCS LCS QSS LIFERS
12:
00
YRC Setting
km/h
1345
2
1. YRC-item
2. Huidige niveau-instelling
3. YRC-modus
4. Door de fabriek ingesteld niveau
D C B
A 1
2
3
41
2
3
41
2
1
2
33
5
OFF
1
2OFF
OFF
1
2OFF
A -
1
A -
2
M -
1
M -
2
A
-
3
YRC
PWRTCS SCS LCS QSS LIF ESC
YRC
PWRTCS SCS LCS QSS LIFERS
12:
00
YRC Setting
km/h
1
3 4
2