YAMAHA YZF-R1M 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2017, Model line: YZF-R1M, Model: YAMAHA YZF-R1M 2017Pages: 130, PDF Size: 10.05 MB
Page 41 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-19
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
het symbool “ ” voor fijnafstemming
van de ERS-modusinstellingen.
ERS (YZF-R1M)
Er zijn drie automa tische instellingsmodi:
A-1, A-2 en A-3. A-3 ligt vast en kan niet
worden veranderd. A-1 en A-2 kunnen wor-
den aangepast binnen een verschuiving
van -5 tot +5 op basis van de fabrikieksin-
stellingen.
Er zijn drie handmatige instellingsmodi:
M-1, M-2 en M-3. Wanneer een handmatige
modus is geselecteerd, past de SCU niet
actief de veringscompressie en uitgaande
demping aan. In de handmatige modus kan
de vering op 32 niveaus worden ingesteld.
OPMERKING
A-1 en M-1 zijn voor ingesteld voor ge-
bruik op het circuit met slicks.
A-2 en M-2 zijn voor ingesteld voor ge-
bruik op het circuit met wegbanden.
A-3 en M-3 zijn voor ingesteld voor ge-
bruik op de weg met wegbanden.
De veervoorspanning wordt handma-
tig aangepast. (Zie pagina’s 4-40 en4-42.) Instellingen van ERS-modus aanpassen
1. Selecteer de markering “ ” die zich
rechts van ERS bevindt.
2. De weergave wisselt naar het instel- scherm voor de voor- en achtervering
en het vlak met de ERS-instelling
“SETTING” wordt gemarkeerd. Druk
kort op de wielschakelaar om toegang
te krijgen tot het vlak en selecteer de
ERS-modus A-1, A-2, M-1, M-2 of M-3
die u wilt aanpassen. 3. Selecteer het veringsitem Fr COM, Fr
REB, Rr COM of Rr REB dat u wilt
aanpassen.
OPMERKING
Verhoog het instellingsniveau om de
demping te verlagen en zo de vering
zachter te maken.
Verlaag het instellingsniveau om de
demping te verhogen en zo de vering
harder te maken.
Voor A-1 en A-2 geeft een nummer
1. Naar ERS-menu
D C B A 1
2
3
41
2
3
41
2
1
2
33
5
OFF
1
2OFF
OFF
1
2OFF
A -
1
A -
2
M -
1
M -
2
A
-
3
YRC
PWRTCS SCS LCS QSS LIF
YRC
PWRTCS SCS LCS QSS LIF
12 :
00
YRC Setting
km/h
ERS
1
1. Selectievlak voor ERS-modus “SETTING”
2. Inveerdempingskracht voor
3. Uitveerdempingskracht voor
4. Inveerdempingskracht achter
5. Uitveerdempingskracht achter
6. Door de fabriek ingesteld niveau
7. Huidige niveau-instelling
8. Niveau-aanpassing
25
16 22
13
()
()
()
()
-
+
+
+ (- 5)
(+0)
(+0)
(
+0)
A -
2
M -
1
M -
2
M -
3
A
-
3
Fr COM Rr COM
Fr REB Rr REB
SETTING
YRC Setting
km/h
12:00
7
6
8
2345
1
Page 42 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-20
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
tussen ( ) aan hoeveel niveaus zijn ge-
wijzigd op basis van de vooringestelde
waarde.
Wannneer een instellingsitem voor de
vering in A-1 of A-2 een verschuiving
laat zien, is hetzelfde instellingsitem
voor de vering op dezelfde manier ver-
schoven in de andere automatische
modus (de verschuivingswaarden
voor hetzelfde item zijn automatisch
gekoppeld).
M-1, M-2 en M-3 zijn niet gekoppeld en
kunnen onafhankelijk worden inge-steld.
4. Herhaal de procedure vanaf stap 2 om veringsinstellingen voor andere
ERS-modi aan te passen. Selecteer
na voltooiing het symbool “ ” links
om terug te keren naar het hoofdmenu
“YRC Setting”. “Lap Time”
Met deze module kunt u de vastgelegde
rondetijdrecord weergeven en verwijderen.
De snelste rondetijd en de gemiddelde ron-
detijd die zijn opgeslagen in het rondetijden-
overzicht worden boven aan het scherm
weergegeven. Gebruik de wielschakelaar
om te schuiven en alle rondetijden te zien.
De drie snelste ronden worden in zilverkleur
gemarkeerd. Er kunnen maximaal 40 ron-
den worden opgeslagen in het geheugen.
Als er meer dan 40 ronden zijn geregi-
streerd, zullen de oudste ronden (vanaf ron-
de 1) worden overschreven.
Deze module heeft twee opties.
“Display” geeft de rondetijdrecord weer. “Reset” verwijdert de rondetijdrecord.
Gebruik de wielschakelaar om “Display” te
selecteren en de ronderecord weer te ge-
ven.
Recordgegevens van rondetijd terugstellen
1. Wanneer “Lap Time” is geselecteerd,
1. Naar menu YRC Setting
2. Door de fabriek ingesteld niveau
3. Huidige niveau-instelling
16
16 27
13
(+0)
(+3)
(+2)
(+1)
Fr COM Rr COM
Fr REB Rr REB
SETTINGkm/h
12:00
M-
1
M -
2
M -
3
YRC Setting
A -
2
A -
3
2 3
1
1. Snelste ronde
2. Gemiddelde rondetijd
3. Ronderecord123
Page 43 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-21
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
worden zowel “Display” als “Reset”
weergegeven.
2. Selecteer “Reset”.
3. Selecteer YES om alle rondetijdgege- vens te verwijderen. (Selecteer NO om
af te sluiten en terug te gaan naar het
vorige scherm zonder de ronderecord
terug te stellen.) “Logging” (voor modellen met CCU)
Voertuig en rij-informatie kunnen worden
opgenomen (geregistreerd) en deze gege-
vens kunnen worden bekeken met een slim
apparaat (zie “CCU” op pagina 4-38).
Starten en stoppen met registratie
1. Selecteer “Logging” op het scherm
MENU.
OPMERKINGAls er geen CCU is geïnstalleerd of als de
CCU niet goed is aangesloten, kan de mo-dule “Logging” niet worden geselecteerd.
2. Selecteer START om te beginnen met registratie.
3. Als u de “Logging”-functie wilt stoppen, selecteert u STOP of zet u de machine
uit.
NO
Reset ?Lap Time
YES
km/h
GPGPS
12:
00
GPS
1. Registratie-indicator
GPS
1
Page 44 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-22
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
“Maintenance”
Met deze module kunt u de afgelegde af-
stand tussen motorolieverversingen regi-
streren (gebruik het item OIL) en voor twee
andere items naar keuze (gebruik INTER-
VAL 1 en INTERVAL 2).
Een onderhoudsitem terugstellen1. Selecteer “Maintenance” op het scherm MENU. 2. Selecteer het item dat u wilt terugstel-
len.
3. Druk lang op de wielschakelaar om het item terug te stellen.
OPMERKINGNamen van onderhoudsitems kunnen nietworden gewijzigd. “Unit”
Met deze module kunt u de weergave wis-
selen tussen kilometers en mijlen.
Bij gebruik van kilometers kunnen de een-
heden voor brandstofverbruik worden ge-
wisseld tussen km/L of L/100km. Bij gebruik
van mijlen is MPG beschikbaar.
Instellen van eenheden voor afstand of
brandstofverbruik1. Selecteer “Unit” op het scherm MENU.
2. “km or mile” en “km/L or L/100km” wor-
den weergegeven.
GPS
INTERVAL 2 OIL
INTERVAL 1
0 km
123456 km
123456 km
Maintenance
km/h
GPS
12 :
00
km/h
Page 45 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-23
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
3. Selecteer het eenheidsitem voor af- stand of verbruik dat u wilt aanpassen.
4. Selecteer de eenheden die u wilt ge- bruiken. 5. Selecteer het dri
ehoekssymbool om af
te sluiten.
“Wallpaper”
Met deze module kunt u voor de STREET
MODE en TRACK MODE de achtergrond-
kleuren van de weergave afzonderlijk instel-
len op zwart of wit, voor zowel dag- als
nacht-instellingen. Een fotosensor op het
instrumentenpaneel detecteert de lichtom-
standigheden en wijzigt automatisch de
weergave van dag- naar nachtinstelling. De
fotosensor controleert ook een subtiele, au-
tomatische heldherheidsaanpassing binnen
de dag- en nachtmodi als aanpassing op
het omgevingslicht. Achtergrond instellen
1. Selecteer “Wallpaper” op het scherm
MENU.
2. Selecteer de modus die u wilt aanpas- sen (selecteer DAY voor de weerga-
ve-instellingen voor overdag of NIGHT
voor de weergave-instellingen bij
nacht).1. Lichtsensor
1
Page 46 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-24
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
3. Selecteer de achtergrondkleur (selec- teer BLACK voor een zwarte achter-
grond of WHITE voor een witte
achtergrond).
4. Selecteer het driehoekssymbool om af te sluiten.
5. Herhaal de procedure vanaf stap 2 om
een andere achtergrondkleur in te stel-
len of selecteer het driehoeksymbool
om deze module af te sluiten. “Shift indicator”
De schakelindicatormodule bevat de vol-
gende items.
Instellingswijzi
gen aanbrengen
1. Selecteer “Shift IND Setting”. 2. Selecteer “IND Mode”.
3. Selecteer “ON” voor een constante in-
dicatorverlichting, “OFF” om de indica-
tor uit te schakelen of “Flash” om de
schakelindicator te laten knipperen
wanneer de activeringsdrempel voor
de indicator is bereikt.
Weergave Beschrijving
Stel het
schakelindicatorpatroon in
op “ON”, “Flash”, of “OFF”
en pas aan bij hoeveel tpm
de indicator aangaat of
uitgaat.
Pas de helderheid van de
schakelindicator aan.
Stel de kleurenweergave
van de toerenteller in op
“ON” of “OFF” en pas aan
bij hoeveel tpm de
toerenteller groen of oranje
wordt.
Stel de peak rev-indicator
van de toerenteller in op
“ON” of “OFF”.Shift IND SettingShift IND
BrightnessTach IND SettingPeak Rev IND Setting
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12:
00
Shift IND Setting
IND Mode
IND Start
IND Stop ON
10000
r/min
15000
r/min
Page 47 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-25
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
4. Selecteer “IND Start”.
5. Draai de wielschakelaar om het toe- rental in te stellen waarbij de scha-
kelindicator gaat branden. “IND Start”
operationeel bereik is 8000–14800
tpm. 6. Selecteer “IND Stop” en draai vervol-
gens de wielschakelaar om het toeren-
tal in te stellen waarbij de
schakelindicator dooft. “IND Stop”
operationeel bereik is 8500–15000
tpm.
OPMERKINGHet blauwe gebied op de toerenteller geeft
het huidige ingestelde bereik aan van deschakelindicatorverlichting.
“Shift IND Brightness”
De schakelindicatorverlichting heeft zes
helderheidsniveaus. Selecteer “Shift IND Brightness”, gebruik
vervolgens de wielschakelaar om de instel-
ling aan te passen. Druk kort op de wiel-
schakelaar om de inst
elling te bevestigen
en af te sluiten.
“Tach IND Setting”
Met deze module kunt u de kleurenweerga-
ve van de toerenteller in- of uitschakelen.
Indien uitgeschakeld, zal de toerenteller alle
tpm-niveaus onder de rode zone weerge-
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Shift IND Setting
IND Mode
IND Start
IND Stop ON
10000
r/min
15000
r/min
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Shift IND Setting
IND Mode
IND Start
IND Stop ON
10000
r/min
15000
r/min
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Shift IND Setting
IND Mode
IND Start
IND Stop ON
10000
r/min
15000
r/min
Page 48 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-26
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
ven in zwart of wit (afhankelijk van de instel-
lingen voor de achtergrond). Indien
ingeschakeld, kunnen de midden- en mid-
den-tot-hoge tpm-zones worden ingesteld
om in de kleuren groen en vervolgens oran-
je te worden weergegeven.
1. Selecteer “Tach IND Setting”.
2. Selecteer “IND Mode”. 3. Selecteer ON om de kleurenweerga-
vemodus van de toerenteller in te
schakelen (of selecteer OFF om deze
functie uit te schakelen).
4. Selecteer “Tach IND 1st” om de tpm voor het begin van de groene zone in
te stellen.
5. Stel de tpm voor het begin in door de wielschakelaar te draaien en vervol-
gens kort in te drukken. Alle tpm boven deze waarde tot de instellingswaarde
voor “Tach IND 2nd” (of de rode zone
boven 14000 tpm) worden groen
weergegeven.
OPMERKINGBegin instellingsbereik groene balk:8000–10000 tpm.
6. Selecteer “Tach IND 2nd”.
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Tach IND Setting
IND Mode ON
8000
r/min
11000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2nd
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Tach IND Setting
IND Mode ON
8000
r/min
11000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2ndShift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Tach IND Setting
IND Mode ON
8000
r/min
11000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2nd
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Tach IND Setting
IND Mode ON
8000
r/min
11000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2ndShift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Tach IND Setting
IND Mode ON
8000
r/min
11000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2nd
Page 49 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-27
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
7. Stel de oranje kleur in voor het begin van de tpm door de wielschakelaar te
draaien en vervolgens kort in te druk-
ken. Alle tpm boven dit getal tot de
rode zone van 14000 tpm worden
oranje weergegeven.OPMERKINGBegin instellingsbereik oranje balk:8000–14000 tpm.
8. Selecteer het driehoekssymbool om af te sluiten. “Peak Rev IND Setting”
Met deze module kunt u de hold-indicator
voor de toerenpiek in- of uitschakelen.
1. Selecteer “Peak Rev IND Setting”.
2. Selecteer “IND Mode” en selecteer vervolgens ON (om de indicator in te
schakelen) of OFF (om de indicator uit
te schakelen). 3. Selecteer het driehoekssymbool om af
te sluiten.
“Weergave-instelling”
Met deze module kunt u de items (zoals
TRIP-1, ODO, C. TEMP, enz.) voor infor-
matieweergave op het hoofdscherm groe-
peren. Er zijn vi er weergavegroepen.
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12:
00
Tach IND Setting
IND Mode ON
8000
r/min
11000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2nd
Shift Indicator
km/h
x 1000 r/min
GPS
12 :
00
Tach IND Setting
IND Mode ON
8000
r/min
11000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2nd
1. Item van informatiedisplay (STREET MODE)
ODO
12345
km
TRIP-2
1234.5
km
1
Ny2 km/h
·1000 r/minMODE -
A
TCS
1
SCS
1
A
-
1
LCS
QS
LIF
GPS
12 :
00
PWR
1
1
Page 50 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-28
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
De weergavegroepen instellen1. Selecteer “Display Setting”. 2. DISPLAY-1, DISPLAY-2, DISPLAY-3
en DISPLAY-4 worden weergegeven.
3. Als we bijvoorbeeld DISPLAY-1 selec- teren, worden STREET MODE 1-1,
STREET MODE 1-2 en TRACK
MODE weergegeven.
4. Selecteer STREET MODE 1-1. 5. Selecteer het gewenste item voor de
informatieweergave met de wielscha-
kelaar.
OPMERKINGDe selecteerbare items van de informatie-
weergave zijn:
A.TEMP: luchttemperatuur
C.TEMP: koelvloeistoftemperatuur
TRIP-1: ritteller 1
TRIP-2: ritteller 2
ODO: kilometerteller
FUEL CON: de hoeveelheid verbruikte
brandstof
FUEL AVG: gemiddeld brandstofverbruikCRNT FUEL: huidige brandstofverbruik
6. Selecteer STREET MODE 1-2 of TRACK MODE om de resterende
groepsitems voor DISPLAY-1 in te
stellen.
1. Item voor informatieweergave (TRACK MODE)
MODE -
A
PWR
1
TCS
1
SCS
1
km/h
123
ODO
km
7890
GEARN
LAP 09
LATEST12
12 34
·1000 r/min
A
-
1
LC LCS
QS
LIF
GPS
12 :
00
1