sensor Abarth 124 Spider 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2016, Model line: 124 Spider, Model: Abarth 124 Spider 2016Pages: 232, PDF Size: 3.53 MB
Page 79 of 232

bandendruksensoren;
als zich in de buurt van het midden
van het dashboard een metalen
apparaat of niet-authentiek
navigatiesysteem bevindt dat de
radiosignalen van de bandendruksensor
naar de ontvangstunit kan blokkeren;
als de volgende apparatuur in het
voertuig wordt gebruikt en
radio-interferentie veroorzaakt in de
ontvangstunit;
een digitaal apparaat zoals een pc;
een stoomomzetter zoals een
DC-AC-omvormer;
bij veel sneeuw of ijs op het voertuig,
met name rond de wielen;
als de batterijen van de
bandendruksensor leeg zijn;
als er een wiel zonder
bandendruksensor wordt gebruikt;
als er banden worden gebruikt die
zijn verstevigd met staaldraad in de
zijwanden;
als er sneeuwkettingen worden
gebruikt.
Banden en wielen
BELANGRIJK Pas bij het inspecteren of
aanpassen van de bandenspanning
geen overmatige kracht toe op het
kerngedeelte van de van de wielunit.
Het kerngedeelte kan beschadigd
raken.
Banden en wielen verwisselen
De volgende procedure stelt het TPMS
in staat een unieke ID-signaalcode van
een bandendruksensor te herkennen
wanneer banden of wielen worden
verwisseld, zoals het verwisselen van
en naar winterbanden.
BELANGRIJK Elke bandendruksensor
beschikt over een unieke
ID-signaalcode. De signaalcode moet
bij het TPMS worden geregistreerd
alvorens deze werkt. De eenvoudigste
manier om dit te doen is uw band en
registratie van de ID-signaalcode te
laten uitvoeren via een dealer van het
Abarth Servicenetwerk.
Banden verwisselen bij het Abarth
Servicenetwerk: Als uw banden
worden verwisseld door een dealer van
het Abarth Servicenetwerk, wordt de
registratie van de ID-signaalcode van
de bandenspanningsensor aldaar
uitgevoerd.
Banden verwisselen door uzelf: Als
u of iemand anders de banden
verwisselt, kunnen de volgende
stappen worden uitgevoerd voor de
registratie van de ID-signaalcode voor
het TPMS:
schakel nadat de banden zijn
verwisseld, het contact in (AAN), en
schakel het vervolgens naar ACC of
UIT;
wacht ongeveer 15 minuten;
bestuur het voertuig na ongeveer
15 minuten met een snelheid van
minimaal 25 km/u gedurende
10 minuten; de ID-signaalcode van de
bandendruksensor wordt automatisch
geregistreerd.
BELANGRIJK Als het voertuig binnen
15 minuten nadat de banden zijn
verwisseld, wordt bestuurd, dan
knippert het waarschuwingslampje
omdat de ID-signaalcode van de
sensor nog niet is geregistreerd. Als dit
gebeurt, parkeert u het voertuig
ongeveer 15 minuten waarna de
ID-signaalcode van de sensor wordt
geregistreerd als u 10 minuten hebt
gereden.
Banden en wielen vervangen
BELANGRIJK Laat banden of wielen of
beide vervangen/repareren bij een
dealer van het Abarth Servicenetwerk,
anders kunnen de
bandenspanningsensoren beschadigd
raken.
BELANGRIJK De wielen van uw
voertuig zijn specifiek ontworpen voor
de installatie van bandendruksensoren.
Gebruik alleen authentieke wielen
anders is het wellicht niet mogelijk de
bandenspanningsensoren te installeren.
Zorg ervoor dat er
77
Page 80 of 232

bandenspanningsensoren worden
geïnstalleerd als uw banden of wielen
worden vervangen.
Als een band of wiel, of beiden, worden
vervangen, is installatie van de volgende
typen bandenspanningsensoren
mogelijk:
de bandenspanningsensor van het
oude wiel wordt verwijderd en op het
nieuwe wiel geïnstalleerd;
dezelfde bandenspanningsensor
wordt gebruikt voor hetzelfde wiel.
Alleen de band wordt vervangen;
een nieuwe bandenspanningsensor
wordt geïnstalleerd op het nieuwe wiel.
BELANGRIJK De ID-signaalcode van
de bandenspanningsensor moet
worden geregistreerd als er een nieuwe
bandenspanningsensor wordt gekocht.
Raadpleeg een dealer van het
Abarth-servicenetwerk voor de
aankoop van een
bandenspanningsensor en de
registratie van de ID-signaalcode van
de bandenspanningsensor.
BELANGRIJK Als een eerder
verwijderde bandenspanningsensor
opnieuw wordt aangebracht op een
wiel, vervang dan de dichtingsring
(verzegeling tussen de klep/sensor en
het wiel) door de
bandenspanningsensor.MECHANISCHE
DIFFERENTIEEL
BLOKKERING
Uw voertuig is uitgerust met een
mechanische differentieelblokkering. In
het bijzonder heeft dit voertuig een
super-LSD die verbeterde
voertuigtractie en hantering garandeert.
Een super-LSD met een laag
koppelafwijkingsratio (*) is aangenomen
om prestaties te verbeteren bij het
starten vanuit stilstand, rechtdoor rijden
en responsie.
(*)Koppelafwijkingsratio: wanneer
een wiel slipt door een oppervlak met
lage tractie, biedt de LSD in verhouding
meer koppel aan het tegenoverliggende
wiel. De koppelafwijkingsratio is de ratio
van het koppel dat geleverd wordt aan
rechter en linker wielen in zulke gevallen
en vertegenwoordigt de
prestatiecapaciteit van de LSD.
De super-LSD is een koppelvoelend
type dat verbeterde rijstabiliteit biedt
door de volgende kenmerken:
Verbeterde controleerbaarheid door
lage koppelafwijkingsratio
(koppelafwijkingsratio: 2.0);
Creatie van beginkoppel biedt
verbeterd starten vanuit stilstand en
acceleratie/deceleratieresponsie en het
rechtdoor rijden (beginkoppel: 49 Nm);
Vereenvoudigde constructie biedt
beperking in gewicht.Werking Super-LSD
Rechtdoor rijden
Wanneer u rechtdoor rijdt, draaien de
rechter en linker versnellingen op
dezelfde snelheid en het rondsel en
zijversnellingen draaien samen met de
differentiële versnellingsbak.
Inputkracht van het reductietandwiel
wordt overgebracht naar de
rondselversnellingen via de
versnellingsbak en naar de rijschacht
via de zijversnellings. Hierdoor treedt
een snelheidsverschil tussen rechts en
links in het differentieel niet op.
Differentiële werking
Als de draaisnelheid tussen de linker en
de rechterwielen verschillend wordt
(tijdens normaal rijden), draaien de
rondsels samen, terwijl ze ook rond de
middelste as van de rijschacht draaien,
waarbij ze het verschil in draaisnelheid
absorberen. Dit mechanisme dient als
een differentieel.
Werking differentieelblokkering
Als het differentieel een omstandigheid
tegenkomt waarbij
differentieelblokkeringscontrole vereist is
zoals bij het tollen van de wielen, dan
werkt normaalkracht op de
planeetwielen door de reactiekracht van
het ineengrijpen van het rondsel en de
planeetwielen. Deze drukkracht duwt
78
VEILIGHEID
Page 86 of 232

SBA-SYSTEEM
(Gordelwaar
schuwing)
WAARSCHUWINGSLAMPJE
VEILIGHEIDSGORDEL
De led op de sierlijst van het dashboard
gaat branden als de bestuurders- of
passagiersstoel bezet is en de
veiligheidsgordel niet is vastgezet
wanneer het contact is ingeschakeld.
De
led knippert als de
veiligheidsgordel van de bestuurder of
de passagier (uitsluitend wanneer de
passagiersstoel bezet is) niet is
vastgezet en het voertuig rijdt op een
snelheid hoger dan circa 20 km/h. Na
korte tijd stopt de led met knipperen,
maar blijft deze branden.
Als een veiligheidsgordel niet wordt
vastgemaakt, knippert de led nogmaals
gedurende een bepaalde tijd. Maak in
dat geval de veiligheidsgordel vast.
De led knippert opnieuw als de
veiligheidsgordel van de bestuurders- of
passagiersstoel wordt losgemaakt
nadat de led is gaan branden en het
voertuig de snelheid van 20 km/h
overschrijdt.
GORDELSPANNERS
EN KRACHT
BEGRENZERS
GORDELSPANNERS
88) 89) 90) 91)
De veiligheidsgordels van de bestuurder
en de passagiers zijn voor een optimale
bescherming uitgerust met een spanner
en krachtbegrenzingssysteem. De
veiligheidsgordel moet op de juiste wijze
worden gedragen zodat deze systemen
goed kunnen werken.
Als een botsing wordt gedetecteerd,
activeren de spanners tegelijkertijd met
de airbags. Raadpleeg voor meer
informatie over de activatie van de
gordelspanners de paragraaf
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk.
De oprolautomaten van de
veiligheidsgordels verwijderen snel de
speling als de airbags worden
opgeblazen. Elke keer nadat de airbags
en gordelspanners worden geactiveerd,
moeten ze worden vervangen.
Een systeemstoring of werkingsconditie
wordt aangegeven met een
waarschuwing. Raadpleeg "Lampjes en
berichten" en "Waarschuwingsgeluid is
geactiveerd" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Bovendien is het spansysteem voor de
passagier, net als de front- en zijairbag,
ontworpen om alleen te activeren als de
classificatiesensor voor inzittenden een
passagier op de passagiersstoel
detecteert. Zie voor meer informatie
"Classificatiesensor voor inzittenden".
BELANGRIJK Het spansysteem werkt
mogelijk niet; dit is afhankelijk van het
type botsing. Raadpleeg voor meer
informatie de paragraaf
"Activeringscriteria SRS airbag".
BELANGRIJK Er komt een kleine
hoeveelheid rook (niet-giftig gas) vrij als
de airbags en spanners worden
geactiveerd. Dit duidt niet op brand.
Het gas heeft gewoonlijk geen effect op
inzittenden; mensen met een gevoelige
huid kunnen echter een lichte
huidirritatie ervaren. Als rook van de
airbags of het spansysteem op de huid
of in de ogen terechtkomt, was dit dan
zo snel mogelijk weg.
KRACHTBEGRENZER
Het krachtbegrenzingssysteem geeft de
gordel op een gecontroleerde manier
vrij om de kracht van de gordel op de
borsttreek van de inzittende te verlagen.
Hoewel de grootste belasting op de
veiligheidsgordel optreedt bij frontale
botsingen beschikt de krachtbegrenzer
over een automatische mechanische
84
VEILIGHEID
Page 88 of 232

Een kinderzitje dat in de rijrichting wordt
gemonteerd, magNOOITop de
passagiersstoel worden gebruikt als de
airbag is ingeschakeld. In het geval van
een botsing kan een geactiveerde
airbag dodelijk letsel veroorzaken bij het
vervoerde kind.
Om het risico op letsel door een
geactiveerde airbag bij de
passagiersstoel te verkleinen, werkt het
classificatiesysteem voor inzittenden als
onderdeel van een aanvullend
veiligheidssysteem.
Het systeem deactiveert de front- en
zijairbags van de passagiersstoel en het
gordelspansysteem als het
deactivatielampje UIT van de airbag van
de passagier brandt.
Als een baby of klein kind zich op de
passagiersstoel bevindt, schakelt het
systeem de front- en zijairbags en het
gordelspansysteem uit. Let er dus op
dat het deactivatielampje UIT van de
airbag van de passagier brandt.
Raadpleeg voor meer informatie
"Classificatiesensor voor inzittenden" in
de paragraaf "Frontairbags".BELANGRIJK Een veiligheidsgordel of
kinderzitje kan zeer warm worden in
een afgesloten voertuig bij warm weer.
Controleer het zitje en de gordel
alvorens u of uw kind de items aanraakt
om brandwonden te voorkomen.
OPMERKING Uw voertuig is uitgerust
met ISOFIX-bevestigingen voor
ISOFIX-kinderzitjes. Zie de paragraaf
“ISOFIX-bevestiging gebruiken” in dit
hoofdstuk wanneer u een zitje daarmee
vastmaakt.
86
VEILIGHEID
Page 98 of 232

93)Volg de instructies van de fabrikant en
zorg ervoor dat de riemen in het zitje zijn
bevestigd. Het is gevaarlijk als de riemen
van het kinderzitje niet zijn bevestigd. Bij
een noodstop of een botsing kan het zitje
verplaatsen en ernstig letsel of het
overlijden van kinderen of andere
passagiers veroorzaken. Zorg ervoor dat
het kinderzitje correct is bevestigd volgens
de instructies van de fabrikant van het
kinderzitje. Als het zitje niet in gebruik is,
verwijder het dan uit de auto, bevestig het
met de veiligheidsgordel of vergrendel het
met BEIDE ISOFIX-bevestigingen en
bevestig de bijbehorende hoofdsteunriem.
94)Bevestig een kind altijd correct in een
kinderzitje. Het is zeer gevaarlijk om een
kind in uw armen te houden terwijl de auto
rijdt. Het maakt niet uit hoe sterk iemand is;
bij een noodstop of een botsing is niemand
in staat een kind vast te houden en dit kan
leiden tot ernstig letsel of overlijden van het
kind of andere passagiers. Zelfs bij een
licht ongeluk kan het kind worden
blootgesteld aan de kracht van de airbag
dat kan leiden tot ernstig letsel of overlijden
van het kind, of het kind wordt met kracht
tegen een volwassene geduwd, hetgeen
letsel van zowel het kind als de volwassene
kan veroorzaken.95)Zorg er altijd voor dat het
deactivatielampje UIT van de airbag van de
passagier brandt bij gebruik van een
kinderzitje. Het is zeer gevaarlijk om een
kind in een kinderzitje te plaatsen dat is
geïnstalleerd op de passagiersstoel als het
deactivatielampje UIT van de airbag niet
brandt. Bij een ongeluk kan de airbag
worden geactiveerd en leiden tot ernstig
letsel of zelfs overlijden van het kind in het
kinderzitje. Zorg er altijd voor dat het
deactivatielampje UIT van de airbag van de
passagiersstoel brandt.
96)Zeer gevaarlijk! Zet nooit een naar
achteren gericht kinderzitje op de
passagiersstoel met een airbag die kan
worden geactiveerd: Gebruik NOOIT een
kinderzitje dat achterstevoren geplaatst
moet worden, op een voorstoel met een
GEACTIVEERDE FRONTAIRBAG; hierdoor
kan het KIND ERNSTIG of DODELIJK
LETSEL oplopen. Voertuigen met een
passagiersairbag zijn voorzien van een
waarschuwingslabel zoals hieronder is
getoond. Dit waarschuwingslabel wordt in
overeenstemming met de wettelijke
voorschriften aangebracht.
97)Zelfs bij een licht ongeluk kan een
kinderzitje worden geraakt door een
opgeblazen airbag en met kracht naar
achteren worden geduwd, hetgeen kan
leiden tot ernstig letsel of overlijden van het
kind. Als uw voertuig is uitgerust met een
passagiersdetectiesysteem, zorg er dan
altijd voor dat het deactivatielampje UIT van
de airbag van de passagier brandt als er
een kinderzitje tegen de rijrichting op de
passagiersstoel wordt geïnstalleerd.98)Verplaats de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achter voordat u een
kinderzitje op de passagiersstoel installeert.
Sommige kinderzitjes kunnen niet met de
passagiersstoel in de achterste stand
worden geïnstalleerd. Bij een botsing kan
de kracht van een geactiveerde airbag
leiden tot ernstig letsel of overlijden van het
kind. Zorg er voor dat het deactivatielampje
UIT van de airbag van de passagiersstoel
brandt.
99)Onder bepaalde omstandigheden is
het gevaarlijk om een kinderzitje te
installeren op de passagiersstoel. Uw
voertuig is uitgerust met een
classificatiesensor voor inzittenden. Zelfs
met een classificatiesensor voor inzittenden
wordt onder de volgende omstandigheden
bij gebruik van de passagiersstoel met een
kind in een kinderzitje het gevaar van een
airbag die wordt geactiveerd verhoogd; dit
kan leiden tot ernstig letsel of overlijden van
het kind. Het deactivatielampje UIT van de
airbag van de passagier brandt niet
wanneer een kind in het kinderzitje wordt
gezet / Bagage of andere voorwerpen
worden op de stoel gelegd terwijl het kind
in het kinderzitje zit / De stoel is gewassen /
Er is vloeistof gemorst op de stoel / De
passagiersstoel is naar achteren
verschoven en drukt tegen bagage of
andere voorwerpen / Bagage of andere
voorwerpen worden tussen de
passagiersstoel en de bestuurdersstoel
geplaatst / Er is een elektrisch apparaat op
de passagiersstoel gelegd / Er is een extra
elektrisch apparaat, zoals stoelverwarming,
op de passagiersstoel gemonteerd.
96
VEILIGHEID
Page 101 of 232

ONDERDELEN AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS)
1Opblaassystemen en airbags voor bestuurders en passagiers
2Botssensoren en diagnostische module (SAS-unit)
3Veiligheidsgordels - gordelspanners
4Frontairbagsensoren
5Botssensoren zijkant
6Waarschuwingslampje airbag/gordelspansysteem
7Opblaassystemen en airbags zijkant
8Indicatielampje uitschakeling passagiersairbag
9Passagiersdetectiesensor
10Passagiersdetectiemodule
7303040300-121-002AB
99
Page 102 of 232

WERKING VAN DE
SRS-AIRBAGS
115) 116) 117) 118) 119) 120) 121) 122) 123) 124) 125) 127)
Uw voertuig is uitgerust met de
volgende typen SRS-airbags.
SRS-airbags zijn ontworpen om samen
met de veiligheidsgordels letsel tijdens
een ongeval te beperken. Ze bieden de
inzittenden bescherming in aanvulling
op de beveiligende functie van de
veiligheidsgordels. Zorg er altijd voor
dat u de veiligheidsgordels op de juiste
manier draagt.
Gordelspanners
De spanners van de veiligheidsgordels
zijn ontworpen voor activatie bij matige
of ernstige frontale, of bijna frontale
botsingen. Bovendien werkt de spanner
bij een zij-aanrijding aan de zijde waar
de botsing optreedt. De spanners
werken verschillend naar gelang the
type airbag dat is geïnstalleerd. Zie voor
bijzonderheden over de werking van de
gordelspanners de paragraaf
"Activeringscriteria SRS-airbag".
Bestuurdersairbag
De frontairbag aan de bestuurderszijde
bevindt zich in het stuurwiel fig. 74.Wanneer de botsingsensor van de
airbag een frontale botsing met een
kracht die groter dan middelmatig is
waarneemt, zal de bestuurdersairbag
snel opblazen om voornamelijk letsel
aan het hoofd of de borst van de
passagier, veroorzaakt door het stoten
tegen het stuurwiel, te voorkomen.
Raadpleeg de "Activeringscriteria SRS
airbag" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over het opblazen van de
airbag.
Passagiersairbag
(Eentraps)
De passagiersairbag is in het
dashboard van de passagier
aangebracht fig. 75.Het opblaasmechanisme van de
passagiersairbag is hetzelfde als dat
van de bestuurdersairbag dat hierboven
is beschreven. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De passagiersairbag is bovendien zo
ontworpen dat deze uitsluitend
opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
Zijairbags
De zijairbags zijn in de buitenzijden van
de rugleuningen gemonteerd fig. 76.
Het systeem blaast de zijairbag
uitsluitend op aan de zijde waar het
7406010203-126-123AB7506010204-126-123AB
100
VEILIGHEID
Page 103 of 232

voertuig geraakt is wanneer de
botsingsensoren van de airbag een
zijbotsing waarnemen met een kracht
die groter dan middelmatig is.
De zijairbag wordt snel opgeblazen om
het letsel aan het hoofd en de borst van
de bestuurder of de passagier door het
stoten tegen de inwendige onderdelen,
zoals het portier of het raam, te
voorkomen. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dithoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De zijairbag van de passagier is
bovendien zo ontworpen dat deze
uitsluitend opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit.
Waarschuwingslampje/-pieptoon
Een systeemstoring of werkingsconditie
wordt aangegeven met een
waarschuwing.
Zie de paragraaf "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Zie de paragraaf
"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Frontairbag passagierszijde en
kinderzitjes
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 77 in acht.
7606010205-126-123AB
7703030100-133-555
101
Page 105 of 232

BELANGRIJK Bij een frontale botsing kunnen afhankelijk van de richting, de hoek en de kracht van de botsing alle airbags en
gordelspanners worden geactiveerd.
103
X: de SRS-airbag apparatuur is ontworpen om bij een botsing te worden geactiveerd.
(*) Bij een zijbotsing worden de gordelspanners en zijairbags geactiveerd (uitsluitend aan de zijde waar de botsing zich heeft
voorgedaan).
(**) De front- en zijairbags en de gordelspanner van de passagier zijn ontworpen om geactiveerd te worden wanneer de
passagiersdetectiesensor waarneemt dat een passagier op de passagiersstoel zit.
Page 107 of 232

PASSAGIERSDETECTIE
SYSTEEM
128) 129)
First, please read
"Voorzorgsmaatregelen aanvullend
veiligheidssysteem (SRS) Precautions"
carefully.
Passagiersdetectiesensor
Uw voertuig is uitgerust met een
passagiersdetectiesensor die onderdeel
van het aanvullende veiligheidssysteem
uitmaakt. Deze sensor is aangebracht
in het kussen van de passagiersstoel.
Deze sensor meet de elektrostatische
capaciteit van de passagiersstoel.
De SAS-unit is ontworpen om te
voorkomen dat de front- en zijairbags
aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem in werking treden
als het indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag gaat branden.Om de kans op letsel door de activering
van de passagiersairbag te voorkomen,
schakelt het systeem de front- en
zijairbags aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem uit wanneer het
indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag gaat branden.
Het systeem schakelt de front- en
zijairbags aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem uit. Verzeker u er
daarom van dat het indicatielampje
uitschakeling passagiersairbag gaat
branden.
Het waarschuwingslampje
airbag/gordelspansysteem knippert en
het indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag gaat branden als de
sensoren een mogelijke storing
vertonen. In dit geval zullen de front- en
zijairbags aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem niet worden
geactiveerd.
BELANGRIJK Als een persoon is
gezeten zoals is getoond op de
volgende fig. 82, kan de
passagiersdetectiesensor niet correct
waarnemen dat een passagier op de
passagiersstoel zit en kan de
activering/niet-activering van de airbags
niet gecontroleerd worden volgens de
voorwaarden gegeven in de tabel
indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag aan/uit.
8103040600-124-002AB
8203040702-12A-001AB
105