Alfa Romeo 156 2000 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2000, Model line: 156, Model: Alfa Romeo 156 2000Pages: 291, PDF Size: 3.73 MB
Page 171 of 291

170
ZEKERINGEN EN RELAIS
BEREIKBAAR VANUIT HET
DASHBOARDKASTJE
(fig. 53)
De zekeringen en relais voor enkele sys-
temen die als optional worden geleverd
of standaard aanwezig zijn op bepaalde
uitvoeringen, bevinden zich op een hou-
der achter het dashboardkastje. De zekeringen zijn bereikbaar nadat het
geklemde klepje (A-fig. 53) is verwij-
derd.
De systemen die door de zekeringen in
de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
Voor het bereiken van de zekeringen
moet het dashboardkastje worden verwij-
derd: wendt u hiervoor tot de Alfa Ro-
meo-dealer.
A. Relais mistlampen voor.
B. Relais dimlichten.
C. Tijdschakeling koplampsproeiers.
D. Relais opendak, stoelverwarming en
elektrische ruitbediening achter.
ZEKERINGEN OP DE
ZEKERINGENKAST (
fig. 52)
De zekeringen van enkele componenten
zijn gegroepeerd in drie houders op de
hoofdzekeringenkast en bereikbaar nadat
het paneel is verwijderd ( A-fig. 50).
Zie voor de beveiliging de noot (*) op
pag. 173.
De systemen die door de zekeringen in
de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
fig. 52
P4U00423
fig. 53
P4U00422
Page 172 of 291

171
ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE
MOTORRUIMTE
In de motorruimte, op een houder voor
de accu, bevinden zich enkele afge-
schermde zekeringen en relais (het aan-
tal is afhankelijk van de uitvoering).
BELANGRIJK De plaats van de zeke-
ringen en relais is afhankelijk van de uit-
voering en het land; het is daarom raad-
zaam, ook in geval van een eventuele
storing, contact op te nemen met de Alfa
Romeo-dealer. Ver
wijder de bescherming (A-fig. 54)
om de volgende relais te bereiken ( fig.
55):
A. Relais 2esnelheid elektroventilateur
(bij uitvoering T.SPARK met airconditio-
ning).
B. Relais 1
esnelheid elektroventilateur.
C. Relais brandstofpomp.
D. Relais elektronische inspuiting.
E. Relais aircocompressor.
F. Relais nokkenasversteller (alleen
1.6 T.SPARK), of relais 2
esnelheid elek-
troventilateur (alleen uitvoering 2.5 V6
24V en JTD).
G. Relais brandstoffilterverwarming (al-
leen JTD-uitvoeringen).
P4U00195
fig. 54
P4U00196
fig. 55
P4U00197
fig. 56 Op de JTD-uitvoeringen is, afhankelijk
van de in de auto gemonteerde accessoi-
res, een tweede houder gemonteerd te-
gen de achterwand van de motorruimte
met de volgende relais ( fig. 56):
A. Relais hulpverwarming niveau 1.
B. Relais hulpverwarming niveau 2.
C. Beveiligingsrelais hulpverwarming.
Page 173 of 291

172
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Parkeerlicht linksvoor7 10A fig. 50
Parkeerlicht rechtsvoor6 10A fig. 50
Achterlicht links 6 10A fig. 50
Achterlicht rechts7 10A fig. 50
Dimlicht links 8 10A fig. 50
Dimlicht rechts4 10A fig. 50
Grootlicht links2 10A fig. 50
Grootlicht rechts1 10A fig. 50
Remlicht links 6 10A fig. 50
Remlicht rechts7 10A fig. 50
Derde remlicht13 10A fig. 50
Kentekenverlichting links 7 10A fig. 50
Kentekenverlichting rechts6 10A fig. 50
Achteruitrijlichten13 10A fig. 50
Mistachterlicht links 7 10A fig. 50
Mistachterlicht rechts6 10A fig. 50
Richtingaanwijzers -
W aarschuwingsknipperlichten 14 10A fig. 50
Mistlampen voor 15 15A fig. 52
Interieurverlichting - verlichting
dashboardkastje 12-13 10A fig. 50
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Ruitenwissers, ruitensproeiers 10 20A fig. 50
Claxon 11 20A fig. 50
Elektrische ruitbediening
en portiervergrendeling 13 10A fig. 50
Elektrische ruitbediening voor 5 30A fig. 50
Elektrische ruitbediening
linksachter 4 20A fig. 52
Elektrische ruitbediening rechtsachter 5 20A fig. 52
Portiervergrendeling -
Bagageruimteverlichting 3 20A fig. 50
Elektrische achterklepontgrendeling 7 30A fig. 52
Achterruitverwarming15 30A fig. 50
Elektrische spiegelverstelling 13 10A fig. 50
Verwarming van buitenspiegels 15 30A fig. 50
Aansteker 9 15A fig. 50
Koplampsproeiers1 20A fig. 53
Koplampverstelling4 10A fig. 50
Instrumentenpaneel12 10A fig. 50
Controlelampje grootlicht 2 10A fig. 50
Controlelampje achterruitverwarming 15 30A fig. 50
Autoradio12 10A fig. 50
Diefstalalarm12 10A fig. 50
Page 174 of 291

173
(*) Componenten en amperage afhankelijk van uitvoering/markt. Bij twijfel en\
vooral bij het vervangen van de zekeringen voor de veiligheidssystemen (Airbag, ABS,enz.) verdient het aanbeveling de Alfa Romeo dealer te raadplegen, die \
bovendien de oorzaak voor het doorbranden van de zekering kan vaststellen.
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Afstandsbediening13 10A fig. 50
Verlichting bedieningsorganen 3 10A fig. 52
Opendak 6 25A fig. 52
Stoelverwarming8 30A fig. 52
Airbagsysteem(2)* (10A)* fig. 52
ABS 9 50A fig. 49
(10)* (10A)* fig. 52
Alfa Romeo CODE startblokkering 12 7,5A fig. 52
Klimaatregeling 9 15A fig. 50
Elektroventilateur van
motorkoelsysteem:
Eerste snelheid
– T.SPARK uitvoeringen met verwarming 6 40A fig. 49
– T.SPARK uitvoeringen met airco 6 50A fig. 49
– JTD-uitvoeringen 6 60A fig. 49
– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 6 40A fig. 49
T weede snelheid
– T.SPARK uitvoeringen met airco 7 30A fig. 49
– JTD-uitvoeringen 7 40A fig. 49
– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 7 30A fig. 49
Aanjager van klimaatregeling 4 40A fig. 49
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Elektronische inspuiting/ - 12 7,5A fig.
52
ontsteking 13 15A fig. 52
14 15A fig. 52
530A fig.
49
V oorgloeibougies en brandstofvoorverwarming
op brandstoffilter (alleen dieseluitvoeringen 8 70A fig.
49
Brandstofvoorverwarming
(alleen JTD-uitvoeringen) – 25Afig. 55
Tijdens starten uitgeschakelde verbruikers 1 7,5A fig. 52
Verbruikers met permanente voeding
ook bij uitgenomen sleutel 11 7,5A fig. 52
V erbruikers met voeding bij
contactsleutel op MAR 2 30A fig.
49
Alle overige systemen en elektrische 1 80A fig. 49
componenten3 70A fig.
49
Extra verwarming
(alleen dieseluitvoeringen) 10 70A fig. 49
Selespeed versnellingsbak 7 30A fig. 49
(Uitvoering 2.0 T. SPARK)8 20A fig.
49
Automatische versnellingsbak 7 40A fig. 49
(Uitvoering 2.5 V6 24V)8 20A fig.
49
Page 175 of 291

EEN LEGE ACCU
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is (bij een accu met op-
tische zuurweger: donkere kleur zonder
groen in het midden), kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet hebben
als de lege accu (zie hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”).
Ga als volgt te werk ( fig. 57):
– Verbind de pluspolen(
+teken nabij
de pool) van de beide accu’s met een
startkabel.
– Sluit een tweede startkabel aan op
de minpool (– ) van de hulpaccu en op
de massakabel op de motor of de versnel-
lingsbak van de auto die gestart moet
worden. BELANGRIJK
Verbind de minpolen
van de twee accu’s niet rechtstreeks:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen.
– Start de motor.
– Neem, als de motor draait, de kabels
in de omgekeerde volgorde los.
– Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.
Laat deze procedure
door gespecialiseerd
personeel uitvoeren.
Onjuiste handelingen kunnen
leiden tot vonken en ernstige be-
schadiging van de accu. De vloei-
stof in de accu is giftig en corro-
sief. Vermijd het contact met de
huid of de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu
met open vuur of een brandende
sigaret en veroorzaak geen von-
ken.
P4U00198
fig. 57 Houd de instructies
aan die de fabrikant
van de kabels heeft ge-
leverd zodat schade aan de elek-
trische installatie wordt voorko-
men. De diameter van de kabels
moet voldoende zijn. Bovendien
moeten de kabels een zodanige
lengte hebben dat de twee au-
to’s elkaar niet kunnen raken.
Gebruik voor een
noodstart beslist nooit
een accusnellader. De
elektronische systemen kunnen
beschadigen; in het bijzonder de
regeleenheden van de ontsteking
en de inspuiting.
Bij het loskoppelen en
aansluiten van de accu-
klemmen kunnen er
spanningen worden opgewekt die
problemen in de elektronische sys-
temen veroorzaken. Deze werk-
zaamheden moeten daarom door
ter zake kundige personen worden
uitgevoerd.
174
Page 176 of 291

175
fig. 58
P4U00199
HET SLEPEN
VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd.
Het sleepoog bevindt zich in de gereed-
schaphouder onder de bekleding van de
bagageruimte.
Sleepoog bevestigen:
– Verwijder het sleepoog uit de hou-
der.
–V erwijder het geklemde dekseltje
( A ) op de voor- (fig. 58) of achter-
bumper (fig. 59) op de volgende wij-
ze:
DEKSELTJE OP DE VOORBUMPER: druk
met een vinger op de onderzijde van het
dekseltje totdat het dekseltje loshaakt uit
de borgveer.
fig. 59
P4U00200
DEKSELTJE OP DE ACHTERBUMPER: Neem
de schroevendraaier uit de gereedschaphou-
der onder de bekleding in de bagageruimte. Gebruik de platte punt van de schroeven-
draaier en bescherm de punt met een
zachte doek; steek vervolgens de schroe-
vendraaier in de bovenzijde van het dek-
seltje en druk licht op de schroevendraaier
zodat de borgveer loshaakt uit de zitting.
– Draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen. Draai voor het slepen
de sleutel in stand MAR
en vervolgens in STOP
zonder de contactsleutel uit het
slot te verwijderen. Als de con-
tactsleutel uit het contactslot
wordt genomen, schakelt automa-
tisch het stuurslot in waardoor het
onmogelijk wordt de auto te be-
sturen. Houd er rekening mee dat de
rem- en stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen
elastische kabels en rijd zo gelijk-
matig mogelijk. Controleer tijdens
het slepen of de sleepkabel geen
carrosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het slepen van een
auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Dit geldt zowel voor het sle-
pen zelf als voor het gedrag naar
andere weggebruikers.
Controleer of het sleep-
oog volledig op de pen
is gedraaid (circa 8 vol-
ledige slagen); maak de schroef-
draad voor het sleepoog voor de
montage zorgvuldig schoon.
Page 177 of 291

SLEPEN VAN DE
2.0 T.SPARK SELESPEED
BELANGRIJKHoudt u bij het slepen
van de auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Controleer of de versnellingsbak in
de vrijstand (N ) staat (controleer of de
auto rolt als er tegen wordt geduwd) en
sleep de auto zoals een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak, zoals
hiervoor is beschreven.
Als de versnellingsbak niet in de vrij-
stand kan worden gezet, dan mag de
auto niet worden gesleept. Wendt u in
dat geval tot de Alfa Romeo-dealer.
SLEPEN VAN AUTO
MET AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
(2.5 V6 24V Q-SYSTEM)
BELANGRIJK Houdt u bij het slepen
van de auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Houdt u aan de hiervoor beschreven
aanwijzingen.
Houdt u bij het slepen aan de volgende
aanwijzingen:
– vervoer de auto, indien mogelijk, op
de laadvloer van een bergingsauto;
– als er geen bergingsauto beschikbaar
is, moet de auto met de aangedreven
wielen (voorwielen) los van de grond ge-
sleept worden;
–a ls ook deze oplossing onmogelijk is,
kan de auto over een afstand van maxi-
maal 50 km en met een snelheid lager
dan 50 km/h, gesleept worden.
Bij het slepen moet de versnellingspook
in stand N staan.
Start de motor niet als
de auto wordt gesleept.
Start de motor niet als
de auto wordt gesleept.
Als de hierboven be-
schreven aanwijzingen
niet worden opgevolgd,
kan ernstige schade aan de auto-
matische versnellingsbak worden
toegebracht.
Auto’s met een auto-
matische versnellings-
bak kunnen slechts over
korte afstanden en met lage
snelheid gesleept worden: indien
over een langere afstand wordt
gesleept, moet dit gebeuren met
de aangedreven wielen los van de
grond, zodat de versnellingsbak
tijdens het slepen niet wordt aan-
gedreven.
176
Page 178 of 291

177
HET OPKRIKKEN VAN
DE AUTO
MET DE BOORDKRIK
Zie de paragraaf “Een lekke band” in
dit hoofdstuk.
De richtlijnen geven aan dat:
– de krik 2,100 kg moet wegen;
– de krik geen afstelwerkzaamheden
mag vereisen;
– de krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van hetzelfde
type;
– buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd mag
worden.
MET DE HEFBRUG OF
GARAGEKRIK
De auto mag uitsluitend aan de zijkant
worden opgekrikt door de hefarm van de
garagekrik of de hefbrug in het aange-
geven gebied te plaatsen, op ongeveer
40 cm van de wielkuip ( fig. 60).
P4U00201
fig. 60De auto mag worden
opgekrikt met een werk-
plaatskrik of de armen
van een hefbrug uitsluitend op de
aangegeven punten (fig. 60).
De krik dient uitslui-
tend voor het verwisse-
len van een wiel van de
auto waarbij de krik geleverd is
of voor auto’s van hetzelfde mo-
del. Gebruik de krik niet voor het
opkrikken van andere auto’s. En
beslist nooit voor het uitvoeren
van werkzaamheden onder de
auto.
Als de krik niet juist
geplaatst wordt, kan de
opgekrikte auto van de
krik vallen. Op een sticker op de krik is het
maximum hefvermogen aangege-
ven; de krik mag nooit voor een
zwaardere last worden gebruikt.
Page 179 of 291

178
BIJ EEN ONGEVAL
– Het is belangrijk altijd rustig te
blijven.
– Als u niet direct bij het ongeval be-
trokken bent, stopt u dan op een afstand
van ten minste een tiental meters van het
ongeluk.
– Stop bij ongevallen op de snelweg zo
mogelijk in de berm en laat de vlucht-
strook vrij.
– Zet de motor uit en schakel de waar-
schuwingsknipperlichten in.
– Verlicht als het donker is met de kop-
lampen de plaats van het ongeval.
– Wees voorzichtig, voorkom het risico
van een aanrijding.
– Geef het ongeval aan door de geva-
rendriehoek goed zichtbaar en op de wet-
telijk voorgeschreven afstand te plaatsen.
– Waarschuw de hulpinstanties en geef
zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik
op de snelweg de daarvoor bestemde
praatpalen. – Bij kettingbotsingen, in het bijzonder
bij mist, is het risico om bij volgende bot-
singen betrokken te raken groot. Verlaat
onmiddellijk de auto en zoek bescher-
ming achter de vangrail.
– Probeer bij geblokkeerde portieren de
auto niet te verlaten door de gelaagde
voorruit in te slaan. De zijruiten en de
achterruit kunnen makkelijker worden in-
geslagen.
– Neem bij de betrokken auto’s de con-
tactsleutel uit.
– Als u brandstof of andere chemische
producten ruikt, rook dan niet en doof
sigaretten.
– Gebruik voor het blussen van bran-
den, zelfs als deze klein zijn, de brand-
blusser, een wollen deken, zand of
grond. Gebruik nooit water.
ALS ER GEWONDEN ZIJN
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de
personen die niet direct bij het ongeval
betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bie-
den.
– Blijf niet om de gewonde heen staan.
– Stel de gewonde gerust over het tij-
dig komen van de hulp. Blijf bij de ge-
wonde om eventuele paniekaanvallen te
vermijden.
– Maak of snijd de veiligheidsgordel,
die de gewonde op zijn plaats houdt, los.
– Geef niets te drinken aan de gewon-
de.
– De gewonde mag nooit worden ver-
plaatst behalve in de gevallen die bij het
volgende punt worden behandeld.
– Haal de gewonde uitsluitend uit de
auto bij gevaar voor brand, verdrinking of
naar beneden storten. Als u een gewonde
uit de auto haalt: trek niet aan de lede-
maten, buig nooit het hoofd en houd,
voor zover mogelijk, het lichaam in hori-
zontale positie.
Page 180 of 291

P4U00202
179
VERBANDTROMMEL (fig. 61)
De verbandtrommel moet ten minste
bevatten:
– steriele gaasdeppers, om de wond
te bedekken en schoon te maken;
– verschillende soorten verband;
– pleisters van verschillende afmetingen;
– hechtpleister;
– een pak hydrofiele watten;
– een flesje jodium;
– een pak zakdoekjes;
– een schaar met afgeronde punten;
– een pincet;
– twee bloedstelpende zwachtels. De verbandtrommel is opgenomen in
het Alfa Romeo Lineaccessori-programma.
fig. 61