Alfa Romeo 4C 2016 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2016Pages: 193, PDF Size: 7.84 MB
Page 131 of 193

MISTACHTERLICHT/
ACHTERUITRIJLICHT
109)
Om de lampen van de mistachterlichten
A fig. 105 of de achteruitrijlichten B
fig. 105 te vervangen, als volgt te werk
gaan:
draai de lamphouder C
fig. 106 linksom, verwijder de lamp en
vervang hem.
3e REMLICHT
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
druk het lampenglas A op het punt
aangegeven in afbeelding fig. 107 opzij
om de borgveer samen te drukken, trek
vervolgens de lichtunit van de
kentekenverlichting A naar buiten;
draai de lamphouder B
fig. 108 linksom, verwijder lamp C en
vervang hem.
BELANGRIJK
109)Het mistachterlicht en het
achteruitrijlicht bevinden zich vlakbij de
uitlaatpijpen; wees uiterst voorzichtig om u
niet te verbranden tijdens het vervangen
van de lamp.
105A0L0097
106A0L0126107A0L0136
108A0L0099
128
NOODGEVALLEN
g
Page 132 of 193

GLOEILAMP
BINNENVERLICHTING
VERVANGEN
PLAFONDVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder plafondlampje Afig. 109 door het op de met de pijltjes
aangegeven punten los te maken;
open beschermkapje B fig. 110 en
vervang lampje C door het los te maken
uit de zijcontacten. Zorg dat de nieuwe
lamp goed vastzit tussen de contacten;
sluit beschermkapje B fig. 110 weer
en zet plafondlampje A fig. 109 in zijn
zitting en controleer of het goed
vergrendeld is.
BAGAGERUIMTEVER-
LICHTING
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
open de achterklep en verwijder
plafondlampje A fig. 111 vanaf het punt
dat met de pijl is aangegeven;
open bescherming B en vervang het
klemgemonteerde lampje;
sluit beschermkapje B over het
lampenglas;
monteer plafondlampje A weer op
zijn plaats, door het eerst aan een kant
correct te monteren en vervolgens de
andere zijde ervan aan te drukken,
totdat het hoorbaar vastklikt.
109A0L0100
110A0L0101
111A0L0140
129
g
Page 133 of 193

ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
Controleer eerst de toestand van de
zekering wanneer een elektrisch
onderdeel niet meer werkt: de
geleidende band A fig. 112 mag niet
onderbroken zijn.
Als dit wel het geval is, dan moet de
zekering worden vervangen door een
nieuw exemplaar met dezelfde
stroomsterkte (zelfde kleur).
110) 111)
112) 113) 114)17)
B = intacte zekering;
C = zekering met beschadigde
geleidende band.
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen bevinden zich in twee
zekeringenkasten in de motorruimte en
in het interieur.
Zekeringenkast in motorruimte
Deze bevindt zich naast de accu
fig. 113: voor toegang tot de
zekeringen, de schroeven A losdraaien
en het deksel B verwijderen.
Op de achterkant van het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Monteer na het vervangen van de
zekering weer het deksel B op de
zekeringenkast.
18)
Zekeringenkast in dashboard
Deze bevindt onder het dashboard in
de zone vóór de passagiersstoel.
Verwijder het beschermpaneel voor
toegang tot de zekeringenkast fig. 116,
door de hieronder beschreven
procedure te volgen:
draai de vier schroeven A
fig. 115 los;
verwijder het blok B en het plastic
deksel C om de vijfde
bevestigingsschroef te vinden;112A0L0102
113A0L0137114A0L0104
130
NOODGEVALLEN
g
Page 134 of 193

nu kan de vijfde schroef D
losgedraaid worden en het
beschermpaneel van de zekeringenkast
verwijderd worden.
115A0L0105
116A0L0106
131
g
Page 135 of 193

ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTEfig. 114
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Koplampschakelaar (voor bepaalde versies/markten) F09 5
Eentonige claxonF10 10
12 V stopcontact/aansteker F86 15
Verwarming buitenspiegels F88 7.5
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARDfig. 116
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Centrale portiervergrendeling F38 15
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F48 20
BELANGRIJK
110)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
111)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR
112)Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
113)Alvorens een zekering te vervangen, controleren of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uit staan en/of zijn
uitgeschakeld.
114)Als een hoofdzekering van een veiligheidssysteem (airbags, remmen), transmissiesysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
132
NOODGEVALLEN
g
Page 136 of 193

BELANGRIJK
17)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
18)Als de motorruimte moet worden gereinigd, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringenkast wordt gericht.
133
g
Page 137 of 193

DE ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt om deze werkzaamheden
uit te laten voeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
Geadviseerd wordt een acculader te
gebruiken met een nominale spanning
van 12V en maximumstroom van 15A,
gedurende een periode van 12–24 uur.
De accu langer opladen, kan de accu
beschadigen.
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de minklem los van de accu;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
sluit de minklem aan op de accu.
OPKRIKKEN VAN DE
AUTO
Als de auto opgekrikt moet worden,
neem dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt, dat naast de
benodigde specifieke apparatuur over
geschikte garagekrikken en hefbruggen
beschikt.
Het is indien nodig ook mogelijk om
geschikte verlaagde hydraulische
krikken voor het opkrikken te
gebruiken.
De hefpunten van de auto zijn
gemarkeerd op de zijskirts met de
symbolen
(zie punten getoond in
fig. 117 ).
De juiste steunpunten voor het
opkrikken van de voor- en achterkant
van de auto worden getoond in
fig. 118en fig. 119.
BELANGRIJK Onthoud bij het plaatsen
van de auto op de hefarmen dat demotor zich aan de achterkant bevindt,
wat derhalve van invloed is op de
gewichtsverdeling. Om die reden
moeten de kortere armen de achterkant
en de langere armen de voorkant
ondersteunen.
19) 20)
117A0L0029
118A0L0128
119A0L0127
134
NOODGEVALLEN
g
Page 138 of 193

BELANGRIJK
19)Zorg ervoor dat de hefarmen correct in
de getoonde punten worden geplaatst, om
schade aan het koolstofvezelchassis en de
carrosseriedelen te voorkomen.
20)Om schade aan het
koolstofvezelchassis te voorkomen, mag de
auto niet worden opgekrikt met standaard
hydraulische krikken, maar alleen met
geschikte verlaagde hydraulische krikken.
Neem contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
SLEPEN VAN DE
AUTO
21)
Het bij de auto geleverde sleepoog
bevindt zich in de gereedschapshouder
in de bagageruimte.
MONTAGE VAN HET
SLEEPOOG
Neem sleepoog A en draai het helemaal
vast op de pen met schroefdraad
fig. 120.
115) 116) 117)
BELANGRIJK
21)Het sleepoog kan alleen bevestigd
worden aan de voorzijde van de auto.
BELANGRIJK
115)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar MAR en vervolgens
naar STOP worden gedraaid, zonder hem
uit het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd. Controleer ook of de
versnellingsbak in vrijstand (N) staat
116)Vergeet niet dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging ook niet werkt. Daarom is
er meer kracht nodig bij het intrappen van
het pedaal om te remmen. Gebruik voor
het slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Controleer of er
tijdens het slepen geen delen van de auto
door de sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Neem bij het slepen in elk
geval de wettelijke voorschriften in acht van
het land waarin wordt gereden en pas uw
rijgedrag aan. Start de motor niet wanneer
de auto wordt gesleept. Maak voor de
montage van het sleepoog de
schroefdraad zorgvuldig schoon.
Controleer of het sleepoog volledig op de
schroefdraadpen is gedraaid alvorens de
auto te slepen.
120A0L0107
135
g
Page 139 of 193

117)Het sleepoog mag uitsluitend worden
gebruikt voor het slepen op wegen in geval
van nood. Het is toegestaan de auto over
korte afstanden te slepen met geschikte
middelen conform de
wegenverkeerswetgeving (starre stang) en
om de auto over de weg te verplaatsen om
hem gereed te maken voor het slepen of
voor transport met takelwagen. Sleepogen
MOGEN NIET worden gebruikt om
voertuigen off-road (onverharde wegen) te
slepen of waar hindernissen zijn en/of voor
het slepen met kabels of andere niet-starre
hulpmiddelen. In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moeten er
voor het slepen twee voertuigen worden
gebruikt (een slepend en een gesleept
voertuig), die zich beide zo veel mogelijk op
één lijn bevinden.
136
NOODGEVALLEN
g
Page 140 of 193

ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van de auto, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD..............138
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDSSCHEMA.......139
PERIODIEKE CONTROLES......142
INTENSIEF GEBRUIK VAN DE
AUTO...................142
NIVEAUS CONTROLEREN......143
LUCHTFILTER..............149
ACCU...................149
WIELEN EN BANDEN.........151
.......................152
CARROSSERIE.............153
INTERIEUR................155
137
g