Alfa Romeo 4C 2016 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2016Pages: 193, PDF Size: 7.84 MB
Page 151 of 193

BELANGRIJK
22)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
23)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
24)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
25)PARAFLU
UPantivriesvloeistof wordt
gebruikt in het motorkoelsysteem; gebruik
voor het bijvullen hetzelfde vloeistoftype als
het type dat al in het koelsysteem zit.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen
antivriesvloeistoffen worden gemengd. Als
er toch bijgevuld is met een ongeschikt
product, start dan in geen enkele
omstandigheid de motor en neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
26)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
27)Wees uiterst voorzichtig bij het bijvullen
van de remvloeistof, het zou kunnen lekken
uit de verlengbuis en terechtkomen onder
de motorkap en op delen van de
carrosserie en de voorruit, waardoor deze
gaan roesten en beschadigd raken.
Gebruik geschikte bescherming (bijv.
absorberend papier) om dit risico zo veel
mogelijk te beperken.
BELANGRIJK
118)De Alfa Romeo 4C is ontworpen en
gefabriceerd voor gebruik op de weg, in
overeenstemming met de wettelijke
bepalingen die op dit gebied van kracht
zijn. Het gebruik van het voertuig op het
circuit moet beschouwd worden als
incidenteel en valt in ieder geval onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker. Er
MOGEN GEEN veranderingen aan het
voertuig worden aangebracht en er mag
op geen enkele wijze aan geknoeid
worden, dit zou van invloed zijn op de
typegoedkeuring van de Fabrikant en/of de
veiligheidsvereisten. Het gebruik van een
voertuig waaraan wijzigingen zijn
aangebracht of waaraan geknoeid is,
ontheft de Fabrikant van elke
aansprakelijkheid voor het product en kan
mensen blootstellen aan ernstige risico's.
119)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
120)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden.
121)Wacht voor het bijvullen van de olie
tot de motor is afgekoeld alvorens de
vulplug los te maken. Dit geldt in het
bijzonder voor auto's met een aluminium
vulplug (voor bepaalde versies/markten).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!122)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
123)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.
124)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
125)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
126)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
148
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 152 of 193

BELANGRIJK
3)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Geadviseerd wordt naar een
Speciaal Alfa Romeo Servicepunt te gaan
om de olie en de filters te laten vervangen.
LUCHTFILTER
Neem voor het vervangen van het filter
contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
ACCU
Het elektrolyt van de accu A
fig. 130 hoeft niet te worden bijgevuld
met gedestilleerd water. Een periodieke
controle bij een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt is echter noodzakelijk om
de efficiëntie te verifiëren.
ACCU VERVANGEN
127) 128) 129) 130)
28)
4)
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
130A0L0138
149
g
Page 153 of 193

NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren en de
achterklep goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de verlichting in
respectievelijk het interieur en de
bagageruimte blijft branden.
schakel de interieurverlichting uit; de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem dat de binnenverlichting
automatisch uitschakelt;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of decontactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
zie dan de paragraaf "Langdurige
stilstand van de auto” in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
Als men na aanschaf van de auto
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt;
het gekwalificeerde personeel zal dan
het totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
BELANGRIJK
127)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
128)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.129)Als de auto langere tijd niet gebruikt
wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing te
voorkomen.
130)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
28)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt als u, na aanschaf van de
auto, accessoires wilt installeren
(diefstalbeveiliging, enz.). Zij kunnen de
meest geschikte apparaten aanraden en
vooral beoordelen of een accu met grotere
capaciteit nodig is.
BELANGRIJK
4)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
150
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 154 of 193

WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange reis en elke
twee weken de bandenspanning.
Controleer de bandenspanning
wanneer de banden koud zijn.
131) 132) 133) 134) 135)
Het is normaal dat de spanning tijdens
het rijden toeneemt. Zie voor de
correcte bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning leidt tot
abnormale slijtage van de banden
fig. 131:
Anormale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak;
Bte lage spanning: overmatige slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak;
Cte hoge spanning: overmatige slijtage
in het midden van het loopvlak;
Banden moeten worden vervangen
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
Respecteer in elk geval de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt
gereden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor bepaalde versies/markten kan de
4C uitgerust zijn met banden die hoge
prestaties leveren en die een betere grip
kunnen garanderen; dit leidt echter wel
tot snellere slijtage. Alfa Romeo heeft, in
samenwerking met Pirelli, inderdaad
speciale banden voor de 4C
ontwikkeld: een speciale serie Pirelli
PZero, aanvankelijk aangegeven met de
letters AR, die voldoen aan de
technische specificaties die
noodzakelijk zijn voor de beste
prestaties van de auto.
Pas de volgende voorzorgsmaatregelen
toe om schade aan de banden te
voorkomen:
vermijd harde stoten tegen de
stoeprand, kuilen of obstakels evenals
langdurig rijden over een slecht
wegdek;
controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen, oneffenheden
of onregelmatige slijtage op het
loopvlak;
rijd niet met een te zwaar beladen
auto. Stop onmiddellijk bij een lekke
band en verwissel het wiel;
banden verouderen, ook als zeweinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar
onder de auto zijn gemonteerd;
monteer in geval van vervanging
altijd nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel worden vervangen.
BELANGRIJK
131)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
132)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
133)Verwissel de banden niet van de
linkerzijde naar de rechterzijde en
andersom, om omkering van de
draairichting te vermijden.
134)Voer geen lakspuitwerkzaamheden op
de lichtmetalen wielvelgen uit met
temperaturen boven 150°C. De
mechanische kenmerken van de wielen
kunnen hierdoor veranderen.
135)De auto is altijd uitgerust met voor- en
achterwielen van verschillende afmetingen.
Daarom kunnen de achterwielen niet aan
de voorzijde gemonteerd worden en
andersom.
131A0L0085
151
g
Page 155 of 193

Het is raadzaam het wisserblad
ongeveer jaarlijks te vervangen.
136)
Met enkele eenvoudige
voorzorgsmaatregelen kan de
beschadiging van het wisserblad
worden gereduceerd:
bij temperaturen onder het vriespunt
moet men controleren of het wisserblad
niet op de ruit is vastgevroren. Gebruik
zo nodig een antivriesmiddel om het
wisserblad vrij te maken;
verwijder eventuele sneeuw van de
ruit;
laat de ruitenwisser nooit op een
droge ruit werken.
BELANGRIJK Til de arm van de
ruitenwisser nooit op wanneer deze
zich in zijn ruststand bevindt. Zie de
volgende aanwijzingen om het
wisserblad op de juiste wijze van de
voorruit op te tillen.
Wisserblad optillen
Als het wisserblad van de voorruit
opgetild moeten worden (bijv. in geval
van sneeuw of als de bladen vervangen
moeten worden), ga dan als volgt te
werk:
zet de draaischakelaar A fig. 132 op
(wisser uit).
draai de contactsleutel naar de stand
MAR en daarna naar STOP.
plaats, nadat de contactsleutel op
STOP is gezet, de rechterhendel binnen
2 minuten minstens een halve seconde
in de onstabiele ("anti-paniek") stand
naar boven. De ruitenwisser voert
vervolgens een gedeelte van een slag
uit; bij elk commando wordt circa 1/3
van een normale wisserslag uitgevoerd.
de vorige handeling kan maximaal 3
keer herhaald worden om het
wisserblad in de geschiktste stand te
zetten;
til het wisserblad van de voorruit op
en voer de vereiste werkzaamheid uit;
laat het wisserblad zakken en breng
het weer in contact met de voorruit;
breng het wisserblad weer in de
ruststand door de contactsleutel naar
MAR te draaien.
29)
Wisserblad voorruit
vervangen
Ga als volgt te werk:til het wisserblad op volgens de
eerder gegeven aanwijzingen;
druk op lipje A fig. 133 van de
koppelingsveer en verwijder het
wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
breng de wisserarm voorzichtig
tegen de ruit.
RUITENSPROEIERS
Ruitensproeiers
De ruitensproeiers zijn verstelbaar
fig. 134. Ze zijn oorspronkelijk in de
fabriek afgesteld. Neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt
om ze indien nodig opnieuw af te
132A0L0021
133A0L0086
152
ONDERHOUD EN ZORG
g
stellen.
Page 156 of 193

Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
BELANGRIJK
136)Rijden met versleten wisserblad is
bijzonder gevaarlijk, doordat het zicht onder
slechte weersomstandigheden wordt
beperkt.
BELANGRIJK
29)Schakel de ruitenwisser niet met van de
ruit opgetilde wisserbladen in.
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE
INVLOEDEN
De auto is van geavanceerde
technologische oplossingen voor een
doeltreffende bescherming van de
externe carrosserie en structuur
voorzien.
De beste producten en de beste
verfsystemen verlenen de externe
carrosserie een bijzonder hoge
weerstand tegen atmosferische
invloeden (zonnestraling, zure regen,
enz.) en grind, door een specifieke
bescherming te bieden.
Ook het chassis, dat gemaakt is van
een lichte, corrosiebestendige legering,
is behandeld om de vorming van
oppervlakteoxidatie te voorkomen.
CORROSIEGARANTIE
De auto bezit een garantie tegen
doorroesten, veroorzaakt door corrosie,
van alle originele structuurelementen.
Voor de algemene voorwaarden van
deze garantie wordt verwezen naar het
garantieboekje.
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lakwerk5)
Werk krassen en schuurplekken
onmiddellijk bij.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de
134A0L0087
153
g
30) 31)
Page 157 of 193

auto: de frequentie is afhankelijk van het
gebruik van de auto en van de
omgeving. Zo is het bijvoorbeeld
raadzaam de auto vaker te wassen in
gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Ga als volgt te werk om de auto correct
te wassen:
maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk.
Onthoud dat stagnerend water op
lange termijn de auto kan beschadigen;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. De auto moet na het
wassen niet onmiddellijk binnengezet
worden, maar even buiten gelaten
worden zodat waterresten kunnen
verdampen.
Was de auto nooit als hij in de zon heeft
gestaan of als de achterklep nog warm
is: de glans van de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van de
auto gewassen worden.
Parkeer de auto zo min mogelijk onderbomen: de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat.
BELANGRIJK Vogelpoep moet zo snel
en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de plastic
lampglazen van de koplampen te
reinigen.
Motorruimte
Aan het einde van de winter moet de
motorruimte zorgvuldig worden
gewassen, zonder de straal op de
regeleenheden te richten. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de contactsleutel
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
5)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
BELANGRIJK
30)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.
31)Vermijd wassen met waterkanonnen,
rollen en/of borstels in autowasstraten.
Gebruik voor het wassen van de auto,
uitsluitend met de hand, pH-neutrale
reinigingsmiddelen; afdrogen met een
vochtige zeem.
154
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 158 of 193

INTERIEUR
137) 138)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, onder de matten, ook om
beschadigingen aan de koolstofdelen te
voorkomen.
Om de matten in het interieur te
verwijderen en weer op hun plaats te
leggen, als volgt te werk gaan:
draai de bouten met vouwring A
fig. 135 los, aan bestuurders- en
passagierszijde;
trek de klittenbandstrips B uit elkaar
in het voorste deel onder de matten, til
de matten op van de vloer.
Leg de matten weer op de vloer,
controleer of de openingen aan de
achterkant van de matten samenvallen
met de zittingen van de bouten op de
vloer.
Ga als volgt te werk om de matten weerop hun plaats te leggen:
draai de bouten met vouwring A
fig. 135 vast in de zittingen op de vloer;
plak de klittenbandstrips van de
matten aan die op de vloer, oefen een
lichte druk uit en controleer of de
matten goed vast zitten.
139)
STOELEN EN STOFFEN
OF MICROVEZEL
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Om de bekleding van
microvezel beter schoon te kunnen
maken (inclusief die van het stuurwiel,
voor bepaalde versies/markten)
adviseren wij u de borstel vochtig te
maken. Reinig de stoelen met een
spons bevochtigd met een oplossing
van water en neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige
doek, zonder al te veel druk uit te
oefenen. Verwijder vlekken van
vloeistoffen of vet met een
absorberende, droge doek zonder te
wrijven. Reinig vervolgens met een
zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is,
gebruik dan een speciaal
reinigingsmiddel en volgt deaanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF, KOOLSTOF
EN GECOATE
INTERIEURDELEN
Reinig kunststof interieurdelen en
zichtbare koolstof delen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel. Gebruik voor het
reinigen van olieachtige of hardnekkige
vlekken speciale producten zonder
oplosmiddelen die het originele
voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water. Het
gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol,
benzine of afgeleide producten om het
glas van het instrumentenpaneel te
reinigen.
135A0L0143
155
g
Page 159 of 193

LEDEREN
INTERIEURDELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten op
basis van alcohol. Controleer alvorens
een specifiek product voor
interieurreiniging te gebruiken, of het
geen alcohol en/of stoffen op basis van
alcohol bevat.
BELANGRIJK
137)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
138)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet blootgesteld worden aan temperaturen
boven 50°C. Wanneer het voertuig in de
zon staat, kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.
139)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer onder de pedalen liggen; verzeker u
ervan dat de matten altijd vlak liggen en
geen contact met de pedalen maken.
156
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 160 of 193

TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw auto is gemaakt en
hoe hij werkt is in dit hoofdstuk vermeld
en wordt toegelicht met gegevens,
tabellen en grafieken. Voor de
liefhebbers en de monteurs, maar ook
gewoon voor degenen die elk detail van
hun auto willen kennen.IDENTIFICATIEGEGEVENS......158
MOTORCODE -
CARROSSERIEVERSIES.......160
MOTOR..................161
BRANDSTOFTOEVOER........162
TRANSMISSIE..............163
REMMEN.................164
WIELOPHANGING...........165
STUURINRICHTING..........166
VELGEN EN BANDEN.........167
AFMETINGEN..............171
PRESTATIES...............172
GEWICHTEN...............173
TANKEN..................174
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN...........175
BRANDSTOFVERBRUIK.......178
CO2-EMISSIE..............179
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN HET VOERTUIG
AAN HET EINDE VAN DE
LEVENSDUUR..............180
157
g