display Alfa Romeo Brera/Spider 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2010, Model line: Brera/Spider, Model: Alfa Romeo Brera/Spider 2010Pages: 263, PDF Size: 3.91 MB
Page 162 of 263

160
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING
REMLICHTEN
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven als een storing van de remlichten
wordt gesignaleerd.
De storing kan worden veroorzaakt door het door-
branden van de lamp, het doorbranden van de
betreffende zekering of de onderbreking van de
elektrische verbinding.
T
MISTACHTERLICHT
(geel)
Het lampje gaat branden als de mistachter-
lichten worden ingeschakeld.
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen in-
geschakeld worden.
4
5
BUITENVERLICHTING
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting
Het lampje gaat branden als de buitenverlich-
ting wordt ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden (in combinatie met de
weergave van een bericht op het display) als de-
ze functie wordt ingeschakeld (zie de paragraaf
„Follow me home” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”).
3
2
DIMLICHTEN
(groen)
Het lampje gaat branden als de dimlichten in-
geschakeld worden.
DEFECTE
BUITENVERLICHTING
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer een storing van de ver-
lichting is geconstateerd:
– buitenverlichting
– richtingaanwijzers
– mistachterlichten
– kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: het doorbranden van
een of meer lampen, het doorbranden van de
betreffende zekering of de onderbreking van
de elektrische verbinding.
W
Page 163 of 263

161
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht in-
geschakeld wordt.
1
STORING
SCHEMERSENSOR
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de sche-
mersensor.
STORING
PARKEERSENSOREN
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de par-
keersensoren.
STORING
REGENSENSOR
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de re-
gensensor.
1
u
t
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, te-
gelijk met het richtingaanwijzercontrolelamp-
je rechts, als de drukknop voor de waarschu-
wingsknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijk met het richtingaanwijzercontrolelampje
links, als de drukknop voor de waarschu-
wingsknipperlichten wordt ingedrukt.
R
E
BRANDSTOF-
RESERVE –
BEPERKTE
ACTIERADIUS
(geel)
Het lampje gaat branden als in de brandstoftank
nog ongeveer 10 liter brandstof aanwezig is.
Als de actieradius minder dan ongeveer 50 km
(of 31 mijl) bedraagt, wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven.
K
Als lampje Ktijdens het rijden
gaat knipperen, moet u zich
tot het Alfa Romeo Service-
netwerk wenden.
CRUISE CONTROL
(groen)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Het lampje (in combinatie met de weergave
van een bericht op het display) gaat branden
als de draaiknop van de cruise control in de
stand
Üwordt gedraaid.
Ü
Page 164 of 263

162
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING
ANTIBEKLEMMINGS
FUNCTIE RUITEN
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer een storing van de an-
ti-beklemmingsfunctie voor de ruiten is gecon-
stateerd.
Voer voordat u zich tot het Alfa Romeo Service-
netwerk richt eerst de initialisatieprocedure van
de ruiten uit (zie de paragraaf „Elektrisch be-
diende ruiten” in het hoofdstuk „Dashboard en
bediening”). Wend u zich tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk als het probleem blijft bestaan.
5
DPF (ROETFILTER)
WORDT GEREINIGD
(alleen Diesel-uitvoeringen
met DPF- geel)
Als u de sleutel in het contact plaatst, gaat het
lampje branden. Het moet echter na enkele se-
conden doven. Het lampje brandt continu om
de klant te laten weten dat het DPF-systeem
de opgehoopte schadelijke stoffen (roet) mid-
dels het regeneratieproces moet verwijderen.
Het lampje gaat niet bij elk DPF-regeneratie-
proces branden, maar alleen als de rijvoor-
waarden zodanig zijn dat dit aan de klant ge-
meld moet worden. Om het lampje uit te la-
ten gaan moet het voertuig tot aan het einde
van het regeneratieproces in beweging blijven.
Het proces duurt gemiddeld 15 minuten. De op-
timale condities voor beëindiging van het pro-
ces worden bereikt door het voertuig met een
snelheid van 60 km/u te laten rijden met een
toerental boven 2000/min. Als dit lampje gaat
branden betekent dit niet dat er sprake is van
een defect aan het voertuig en is het dus ook
niet nodig om de auto naar de garage te bren-
gen. Als het lampje gaat branden, wordt er te-
vens een melding op het display weergegeven
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, indien
van toepassing).
hDe snelheid moet altijd
worden afgestemd op de
verkeerssituatie en de weersom-
standigheden en de toepasselijke
verkeersregels. De motor kan wor-
den afgezet terwijl het DPF-lampje
brandt, maar herhaalde onderbre-
kingen van het regeneratieproces
kunnen voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie tot gevolg hebben.
Daarom verdient het altijd aanbe-
veling te wachten tot het lampje uit
is gegaan voordat u de motor afzet,
rekening houdend met hetgeen hier-
boven is beschreven. Het verdient
geen aanbeveling de DPF-genera-
tie te voltooien terwijl het voertuig
stilstaat.
OPGELET
Page 165 of 263

163
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING KAP
TIJDELIJKE STORING
KAP
Storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap of tijdens
het plaatsen van de elektronische sleutel in het
startsysteem, wanneer er sprake is van een per-
manente storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
Tijdelijke storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap, wanneer
er sprake is van een tijdelijke storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
†
TE LAAG
RUITENSPROEIERVL
OEISTOFNIVEAU
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer het ruitensproeier-
vloeistofniveau lager is dan het voorziene mi-
nimumniveau.
)
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Als met de auto sneller wordt gere-
den dan de m. b. v. het „Setup-menu” ingestelde
snelheid (bijvoorbeeld 120 km/h) (zie de pa-
ragraaf „Instelbaar multifunctioneel display” in
het hoofdstuk „Dashboard en bediening”), ver-
schijnt op het display een waarschuwingsbericht
+ een rood symbool en klinkt een geluidssignaal.X
STORING
TPMS-SYSTEEM
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een bericht
en een symbool (geel) op het display als er een
storing is in het controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS: Wend u zich in dit geval zo
snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sensor ge-
monteerd zijn, verschijnt er een waarschu-
wingsbericht op het display, totdat de oor-
spronkelijke situatie weer is hersteld.n
BANDENSPANNING
CONTROLEREN
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele versies worden op het display een
bericht + symbool (geel) weergegeven, om de
zachte band te identificeren.
Als er twee of meer banden te zacht zijn, dan
wordt achtereenvolgens iedere band apart aan-
gegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel moge-
lijk de juiste bandenspanning te herstellen (zie
de paragraaf „Bandenspanning in koude toe-
stand” in het hoofdstuk „Technische gegevens”).n
Page 166 of 263

164
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
TE LAGE
BANDENSPANNING
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen wordt op het display een
bericht + een rood symbool weergegeven, om
aan te geven dat de spanning van één of meer
banden lager is dan de aanbevolen waarde. Op
deze manier waarschuwt het TPMS-systeem de
bestuurder op het mogelijk leeglopen van de
band (en) en dus op een mogelijke lekke band.
WAARSCHUWINGRijd niet verder met één
of meerdere zachte banden omdat de rijveilig-
heid van de auto in gevaar kan worden gebracht.
Stop de auto zonder bruusk te remmen en ver-
mijd heftige stuurbewegingen. Vervang het wiel
onmiddellijk door het reservewiel (voor uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien) of voer de re-
paratie met de betreffende set (zie „Wiel ver-
wisselen” in hoofdstuk „In noodgevallen”) en
wend u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BANDENSPANNING
NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Als waarschijnlijk harder gereden gaat worden
dan 160 km/h, moet de bandenspanning wor-
den verhoogd naar de waarde voor volledige
belading (zie de paragraaf „Bandenspanning
bij koude banden” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”).
Bij enkele uitvoeringen verschijnen, als het TPMS
een bandenspanning signaleert bij één of meer
banden die niet geschikt is voor de snelheid waar-
mee wordt gereden, op het display een bericht
+ symbool (geel), die aanwezig blijven totdat
de voertuigsnelheid weer onder de drempel-
waarde zakt.WAARSCHUWINGVerlaag in dat geval on-
middellijk de snelheid om oververhitting van de
banden te voorkomen; door oververhitting kan
de band onherstelbaar beschadigen en wordt de
levensduur aanzienlijk korter.
WAARSCHUWINGAls u de reis met een
hoge snelheid wilt voortzetten (sneller dan
160 km/h) en het symbool op het display gaat
branden, dan moet de auto tot stilstand wor-
den gebracht en de bandenspanning worden
aangepast (zie de paragraaf „Bandenspanning
bij koude banden” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”).
nn
Page 206 of 263

204
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is een belangrijke factor voor
een lange levensduur, de beste prestaties en een
zo zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Voor deze Alfa Romeo is een aantal controles en
onderhoudswerkzaamheden vastgesteld die el-
ke 35 000 km (of 21 000 mijl) moeten worden
uitgevoerd.
WAARSCHUWINGHet werkelijke vervan-
gingsinterval van de motorolie en het oliefilter is
afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van
de auto en wordt aangegeven met een brandend
waarschuwingslampje of een melding op het in-
strumentenpaneel (voor uitvoeringen/ markten,
waar voorzien).
WAARSCHUWING2 000 km voor de vol-
gende onderhoudsbeurt verschijnt een bericht op
het display. Onthoud echter dat het geprogrammeerd on-
derhoud niet volledig toereikend is om de au-
to in optimale staat te houden: zowel in de be-
ginperiode voor de servicebeurt bij 35 000 ki-
lometer (of 21 000 mijl) als daarna, tussen
twee servicebeurten in, moet regelmatig wat
aandacht aan de auto worden geschonken.
Controleer bijvoorbeeld regelmatig de banden-
spanning en de vloeistofniveaus en vul deze
laatste zo nodig bij.
BELANGRIJKDe servicebeurten van het ge-
programmeerd onderhoud zijn door de fabrikant
voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze ser-
vicebeurten kan het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het geprogrammeerd
onderhoud kunnen door het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk op vooraf bepaalde momenten wor-
den uitgevoerd.
Reparaties, die niet tot de normale onder-
houdsbeurt behoren en tijdens het uitvoeren
van de onderhoudsbeurt nodig blijken te zijn,
worden uitsluitend na toestemming van de
klant uitgevoerd.WAARSCHUWINGHet verdient aanbeveling
eventuele kleine defecten onmiddellijk door het
Alfa Romeo Servicenetwerk te laten verhelpen
en daarmee niet te wachten tot de volgende ser-
vicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken
van aanhangers, moeten er kortere intervallen
worden aangehouden voor de werkzaamheden
van het geprogrammeerd onderhoud.
Page 254 of 263

252
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Interieuruitrusting............................ 78
Kap ............................................... 81
– de kap afspoelen/wassen.............. 81
– in noodgevallen openen ................. 85
– ont-/vergrendelen......................... 83
– voorzorgsmaatregelen/
waarschuwingen........................... 81
Kentekenplaatverlichting ................... 186
Kinderen veilig vervoeren................... 122
Kinderzitjes
(geschiktheid voor gebruik) ............. 123
Klimaatregeling................................ 48
Klimaatregeling, automatisch met
gescheiden regeling........................ 53
Klimaatregeling, handbediend ............ 50
Koplampen (reiniging) ..................... 224
Koplampen
– aanpassen aan het buitenland......... 99
– koplampen afstellen ..................... 98
– koplampverstelling....................... 98
– verstelling mistlampen................... 99
Koplampsproeiers
– bediening.................................... 70Lak ............................................... 223
Lamp buitenverlichting vervangen ....... 181
Lamp in interieur vervangen .............. 187
Lampjes en berichten................. 147
Luchtfilter/pollenfilter....................... 215
Luchtroosters.................................. 49
Middelste armsteun........................ 78
Mistachterlichten
– bediening.................................... 66
– lamp vervangen ........................... 185
Mistlampen voor
– bediening.................................... 66
– lamp vervangen ........................... 184
Motor starten................................. 134
Motor
– code ........................................... 229
– identificatiecode........................... 230
– technische specificaties ................ 231
Motorkap........................................ 97
Motorolie
– niveau controleren ....................... 210
– technische specificaties .................. 243 Fix&Go automatic (systeem) ............. 172
Follow me home (systeem) ............... 65
Gewichten ..................................... 241
Gloeilamp (vervangen van een lamp) .. 178
– algemene aanwijzingen ................ 178
– lamptypen .................................. 179
Gordelspanners............................... 119
Grootlicht
– bediening................................... 64
– lamp vervangen............................ 181
Grootlichtsignaal.............................. 64
Handrem........................................ 139
Hill Holder (systeem) ....................... 103
Hoofdsteun .................................... 44
Hulpverwarming.............................. 63
I
dentificatiegegevens....................... 228
Instelbaar multifunctioneel display....... 26
Instrumenten .................................. 22
Instrumentenpaneel......................... 8
Intelligente wis-/wasregeling ............ 68
Interieur ........................................ 224