display Alfa Romeo Brera/Spider 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2010, Model line: Brera/Spider, Model: Alfa Romeo Brera/Spider 2010Pages: 263, PDF Size: 3.91 MB
Page 106 of 263

104
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder de vol-
gende omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in boch-
ten, door verandering van de wielbelasting
of door te felle acceleratie;
❒te veel vermogen naar de wielen, ook in com-
binatie met de toestand van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw
en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten
(aquaplaning). Storingsmeldingen
Bij een storing van het systeem wordt er een
bericht op het display weergegeven (zie het
hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
WAARSCHUWING Het Hill Holder-sys-
teem is geen handrem; verlaat dus nooit de
auto zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te zetten en de eerste versnelling in
te schakelen.
De prestaties van het sys-
teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico's te nemen.
De rijstijl moet altijd worden aan-
gepast aan het wegdek, het zicht
en het verkeer. De verantwoorde-
lijkheid voor de verkeersveiligheid
ligt altijd en overal bij de bestuur-
der van de auto.
OPGELET
ASR-SYSTEEM
(AntiSlip Regulation)
Dit is een onderdeel van het VDC-systeem; dit
systeem controleert de auto en grijpt in als één
of beide aangedreven wielen slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslip-
pen, worden er twee verschillende regelsyste-
men geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslippen,
vermindert het ASR-systeem het motor-
vermogen;
❒als slechts één van de aangedreven wielen
slipt, remt het ASR automatisch het slip-
pende wiel. 
Page 107 of 263

105
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
Inschakeling van het systeem
De ASR wordt automatisch ingeschakeld als het
instrumentenpaneel wordt ingeschakeld.
Tijdens de rit kan de ASR worden uitgeschakeld
door kort op de ASR/VDC-knop op de mid-
denconsole te drukken. 
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het
lampje op de knop ASR/VDC branden en wordt
het symbool 
Vop het display weergegeven.
Als de ASR tijdens de rit wordt uitgeschakeld,
wordt het na de volgende keer starten opnieuw
ingeschakeld.
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuw-
kettingen rijdt: onder deze omstandigheden le-
vert het slippen van de aangedreven wielen juist
meer trekkracht op.MSR-systeem (regeling van de
afremming op de motor)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, ver-
hoogt bij bruusk terugschakelen het motor-
koppel, zodat overmatige vertraging van de
aangedreven wielen wordt voorkomen. Dit
heeft vooral voordelen op een wegdek met wei-
nig grip, waarop de stabiliteit van de auto snel
verloren kan gaan.Voor een juiste werking
van de ASR moeten de ban-
den op alle wielen van hetzelfde
merk en type zijn. Ze moet in goe-
de conditie en van het voorgeschre-
ven type, merk en maat zijn (zie de
paragraaf „Banden” in het hoofd-
stuk „Technische gegevens”).
OPGELET
Storingsmeldingen
Bij een storing van de ASR wordt de ASR au-
tomatisch uitgeschakeld en wordt er op het dis-
play het symbool 
Vweergegeven. Wend u
zich in dit geval zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk. 
Page 108 of 263

106
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
AUTORADIO
De auto is uitgerust met autoradio met cd- of
mp3-lezer (voor uitvoeringen/markten, waar
voorzien). Raadpleeg voor de werking van de
autoradio het supplement dat bij dit boekje is
geleverd.
EOBD-SYSTEEM
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Met het EOBD-systeem (European On Board
Diagnosis) wordt er een doorlopende diagnose
uitgevoerd op de onderdelen van de auto die
van invloed zijn op de emissie.
Bovendien meldt het systeem de toestand van
de onderdelen zelf, aan de hand van het lamp-
je
Uop het instrumentenpaneel (in combi-
natie met de weergave van een bericht op het
display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”).
Het doel is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒aangeven wanneer de emissies door een
storing boven de wettelijk vastgestelde
drempelwaarde uitkomen;
❒aangeven wanneer het noodzakelijk is de-
fecte onderdelen te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een diag-
nosestekker waarmee met behulp van speciale
apparatuur de door de regeleenheid opgeslagen
storingscodes en de specifieke parameters voor
de diagnose en werking van de motor kunnen
worden afgelezen. Deze controle kan ook door
de verkeerspolitie worden uitgevoerd.
Als het lampje Uniet gaat
branden als de sleutel in het
startsysteem wordt ge-
plaatst of als het lampje onder het rij-
den continu of knipperend gaat bran-
den, wend u zich dan zo snel moge-
lijk tot het Alfa Romeo Servicenet-
werk. De werking van het lampje 
U
kan met speciale apparatuur door de
verkeerspolitie gecontroleerd wor-
den. Houd u zich aan de wetgeving
van het land waarin u rijdt.
WAARSCHUWING Na het verhelpen van
de storing moet het Alfa Romeo Servicenetwerk
zorgen voor een complete controle van het sys-
teem, tests uitvoeren en, zonodig, een proef-
rit maken die eventueel een langere afstand
kan omvatten. 
Page 112 of 263

110
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
Als een storing is gesignaleerd, reinig dan, na
het stilzetten van de auto en uitschakelen van
de motor, de sensoren en controleer of u zich
niet nabij een bron van ultrasone geluiden be-
vindt (bijv. pneumatische remmen van vracht-
wagens of pneumatische hamers). 
Als de oorzaak van de storing is verholpen,
werkt het systeem weer volledig en gaan het
bericht + symbool op het display uit. 
Als het lampje blijft branden, wend u zich dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren, ook als het systeem
blijft werken. Als de waargenomen storing geen
nadelige invloed op de werking heeft, blijft het
systeem werken en wordt de storing opgesla-
gen zodat het Alfa Romeo Servicenetwerk ver-
volgens het systeem kan controleren.ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed
op obstakels die zich boven of onder de sen-
soren kunnen bevinden. Obstakels die zich dicht
bij de achterkant van de auto bevinden, wor-
den onder bepaalde omstandigheden niet door
het systeem gesignaleerd en kunnen dus de au-
to beschadigen of zelf beschadigd worden.
De door de sensoren verzonden signalen kun-
nen wijzigen als de sensoren zijn beschadigd,
vuil zijn door modder, sneeuw of ijs op de sen-
soren of door ultrasone systemen (zoals pneu-
matische remsystemen van vrachtwagen of een
pneumatische hamer) in de buurt van de auto.
TREKKEN VAN
AANHANGERS
De sensoren worden automatisch opnieuw inge-
schakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
WEERGAVE VAN
STORINGEN
De regeleenheid van het systeem controleert
alle onderdelen van het systeem als de sleutel
in het startsysteem wordt geplaatst. De sen-
soren en de bijbehorende elektrische aanslui-
tingen worden continu gecontroleerd als het sys-
teem werkt.
De storing van de sensoren wordt aangegeven
door de weergave van een bericht + symbool
op het display (zie het hoofdstuk „Lampjes en
berichten”).
De werking van de sensoren
wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van
de elektrische kabel van de aanhan-
ger wordt aangesloten op de stek-
kerdoos van de trekhaak. 
Page 113 of 263

111
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System) 
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een controle-
systeem voor de bandenspanning, het TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System). Dit systeem
bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt,
op de velg van elk wiel. Deze sensor stuurt in-
formatie over de spanning van iedere band naar
de regeleenheid.
BELANGRIJKE TIPS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en
worden dus niet aangegeven als de motor
wordt uitgezet en vervolgens weer wordt ge-
start. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de
regeleenheid de betreffende meldingen pas
naar het instrumentenpaneel als de auto een
korte tijd rijdt.
De spanning van de banden moet bij koude ban-
den gecontroleerd worden; als om wat voor re-
den dan ook de spanning bij warme banden ge-
controleerd wordt, verminder dan de spanning
niet, ook als deze boven de voorgeschreven
waarde ligt, maar controleer de spanning op-
nieuw bij koude banden (zie de paragraaf „Wie-
len” in het hoofdstuk „Technische gegevens”).Het TPMS kan geen onverwacht spannings-
verlies van de banden signaleren (bijvoorbeeld
bij het klappen van een band). Breng in dit
geval de auto tot stilstand door voorzichtig te
remmen en zonder heftige stuurbewegingen uit
te voeren.
Sterke straling op een radiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt met een
bericht op het display aangegeven. Deze mel-
ding verdwijnt automatisch zodra de storing het
systeem niet meer ontregelt.
Ook al heeft de auto een
TPMS-systeem, de be-
stuurder moet nog altijd regelma-
tig de bandenspanning (ook van het
reservewiel) controleren en de ban-
den rouleren (voor uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien).
OPGELET 
Page 118 of 263

116
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
BESCHERMING VAN
HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemo-
toren zijn:
❒driewegkatalysator;
❒lambdasondes;
❒benzinedampopvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens test-
werkzaamheden, met een of meer losgekop-
pelde bougies draaien.
De emissiereductiesystemen voor dieselmoto-
ren zijn:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒roetfilter (DPF).
Onder normale bedrijfsom-
standigheden bereiken de
katalysator en het roetfilter (DPF)
hoge temperaturen. Parkeer daar-
om niet boven brandbare materia-
len (gras, droge bladeren, dennen-
naalden enz.): brandgevaar.
OPGELET
DPF-ROETFILTER
(Diesel Particulate Filter)
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een
mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat de
deeltjes in de uitlaatgassen van dieselmotoren
opvangt.
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) vangt
bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes op om
te voldoen aan de huidige/toekomstige wet-
telijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto regis-
treert de inspuitregeleenheid een aantal gege-
vens met betrekking tot het gebruik (gebruiks-
duur, type traject, bereikte temperatuur, enz.)
en berekent de hoeveelheid verzameld roet in
het filter.Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet
het regelmatig worden geregenereerd (schoon-
gemaakt) door de roetdeeltjes te verbranden.
De regeneratieprocedure wordt door de rege-
leenheid van de motor geregeld op basis van de
hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de be-
drijfsomstandigheden van de auto. Tijdens de
regeneratie kan het volgende worden waarge-
nomen: een beperkte verhoging van het sta-
tionair toerental, inschakeling van de elektro-
ventilateur, een beperkte toename van de rook
uit de uitlaat en een hogere temperatuur bij de
uitlaat. Dit zijn geen storingen en deze situatie
heeft geen invloed op het milieu of het gedrag
van de auto. 
Verstopt roetfilter
Als het roetfilter is verstopt, wordt op het display
het symbool 
hweergegeven in combi-
natie met een bericht. In dit geval verdient het
aanbeveling om met de auto te blijven rijden
totdat het symbool 
h+ bericht op het
display verdwijnt. 
Page 120 of 263

118
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
Druk tijdens het rijden niet
op de knop C.
SBR-SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
De auto is uitgerust met een SBR-systeem 
(Seat Belt Reminder), dat bestaat uit een waar-
schuwingszoemer die samen met het knippe-
rende lampje 
del niet is omgelegd. 
Het akoestische signaal kan tijdelijk op de vol-
gende wijze worden uitgeschakeld:
❒leg de veiligheidsgordels om;
❒steek de elektronische sleutel in het start-
systeem;
❒wacht langer dan 20 seconden en korter dan
1 minuut en doe een van de gordels af.
Hierdoor blijft de zoemer uitgeschakeld, tot-
dat de motor wordt uitgezet.
Wend u zich voor het permanent uitschakelen
van dit systeem tot het Alfa Romeo Servicenet-
werk. Het SBR-systeem kan uitsluitend m. b. v.
het „Setup-menu” van het display opnieuw wor-
den ingeschakeld (zie de paragraaf „Instelbaar
multifunctioneel display” in het hoofdstuk „Dash-
board en bediening”).  Via de oprolautomaat wordt de lengte van de
gordel automatisch aangepast aan het postuur
van de drager en heeft hij/zij toch voldoende
bewegingsvrijheid.
Als de auto op een steile helling staat, kan de
rolautomaat blokkeren; dit is een normaal ver-
schijnsel. Bovendien blokkeert de rolautomaat
als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook
bij hard remmen, botsingen en bij hoge snel-
heden in bochten.
VEILIGHEID-
SGORDELS
GEBRUIK VAN DE 
VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleu-
ning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel vast door
de gesp A-Afb. 1in de sluiting Bte drukken,
totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als de rolautomaat tijdens het uittrekken van
de gordel blokkeert, laat dan de gordel een
stukje teruglopen en trek de gordel vervolgens
weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de knop
C. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen,
zodat de gordelband niet draait.
OPGELET
A0G0083mAfb. 1 
Page 133 of 263

131
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
WAARSCHUWINGNa een ongeval waar-
bij een of meerdere veiligheidssystemen zijn
geactiveerd, dient u contact op te nemen met
het Alfa Romeo Servicenetwerk om de geacti-
veerde systemen te laten vervangen en de wer-
king van het systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de
vervanging van de airbag moeten door het Alfa
Romeo Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levensduur van uw
auto, moet u contact opnemen met het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het systeem buiten
werking te laten stellen. Bovendien moet bij
verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de
hoogte gesteld worden van het gebruik en de
instructies, en moet hij het instructieboekje ont-
vangen.
Steek nooit het hoofd, de
armen of de ellebogen uit
het raam.
OPGELET
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als u de sleutel in het start-
systeem wordt geplaatst en
het lampje 
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden (in
combinatie met een op het display
weergegeven bericht), is er mogelijk
een storing in de veiligheidssyste-
men; in dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners niet bij een onge-
val worden geactiveerd of, in een
zeer beperkt aantal gevallen, niet op
de juiste manier worden geactiveerd.
Voordat u verder rijdt, dient u con-
tact op te nemen met het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het systeem
direct te laten controleren.
OPGELET
Bedek de rugleuning van de
zitplaatsen niet met hoezen
of kleden die niet zijn voorbereid op
het gebruik met Side-bags.
OPGELETWAARSCHUWINGHet in werking treden
van de gordelspanners, de frontairbags en de
zij-airbags voor wordt door de elektronische re-
geleenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet in
werking treedt, dan duidt dat niet op een sto-
ring in het systeem.
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking treedt,
kan dit ernstig letsel veroorzaken.
OPGELET
Rijd altijd met beide handen
op de stuurwielrand, zodat
bij het in werking treden van de air-
bag, het systeem niet wordt gehin-
derd door obstakels. Rijd niet met
voorover gebogen lichaam, maar ga
goed rechtop zitten en steun tegen
de rugleuning.
OPGELET 
Page 138 of 263

Storing bij het starten van de
motor
Het systeem kan herkennen dat de motor niet
aanslaat of dat de motor afslaat. 
In dat geval wordt de elektronische sleutel ont-
grendeld, zodat de bestuurder de volgende han-
delingen kan uitvoeren:
❒schakel het instrumentenpaneel uit met be-
hulp van de START/STOP-knop of door
de elektronische sleutel uit het startsysteem
te verwijderen;
❒start de motor door het koppelings-/rem-
pedaal in te trappen en de START/
STOP-knop in te drukken.
WAARSCHUWING Als de motor afslaat en
de auto rijdt, kan om veiligheidsredenen, de
elektronische sleutel niet uit het startsysteem
worden verwijderd. Druk om de sleutel te ver-
wijderen op de START/STOP-knop met in-
getrapt rem- of koppelingspedaal en bij stil-
staande auto.
136
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
Bij eventuele problemen met het startsysteem
gaat het lampje 
Yop het instrumentenpa-
neel branden (bij sommige uitvoeringen wordt
er ook een bericht op het display weergege-
ven). Wend u zich in dit geval tot het Alfa 
Romeo Servicenetwerk.
Als na het indrukken van de START/STOP-
knop de motor niet start, herhaal dan de start-
procedure, maar trap het andere pedaal in (kop-
pelings- of rempedaal).  WAARSCHUWINGEN
Als u tijdens het starten de motor uit moet scha-
kelen, is het voldoende om voor het opnieuw
starten van de motor het koppelings- of rem-
pedaal in te trappen en vervolgens op de
START/STOP-knop te drukken.
Als het starten moeizaam verloopt, blijf dit dan
niet langdurig proberen, maar wend u zich tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als de motor draait, wordt de elektronische sleu-
tel in het startsysteem vergrendeld en kan de-
ze alleen uit het startsysteem worden verwijderd
als de motor wordt uitgeschakeld. Als de auto
rijdt en de elektronische sleutel is vergrendeld,
kan het startsysteem worden beschadigd als de
sleutel geforceerd wordt verwijderd. 
Page 150 of 263

148
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH 
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN 
EN RIJDEN
Zeer ernstige storingen
Deze worden op het display weergegeven ge-
durende een niet vastgestelde tijd, waarbij an-
dere weergaven op het display worden onder-
broken. Telkens als de sleutel in het startsys-
teem wordt geplaatst, wordt het bericht op-
nieuw weergegeven, totdat de storing wordt
opgeheven. De cyclus kan worden onderbroken
als de knopMENUwordt ingedrukt: in dat ge-
val blijft het symbool dat de storing aangeeft
zichtbaar rechtsonder op het display, totdat de
oorzaak van de storing is verholpen.LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
De storingsberichten die op het display verschij-
nen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: zeer
ernstige storingen en ernstige storingen.
Als een storingsbericht verschijnt, gaat ook het
lampje op het instrumentenpaneel branden
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
en verschijnt eventueel ook een waarschu-
wingsbericht
In enkele gevallen wordt de storing gesignal-
eerd en kan ook een (instelbaar) geluidssig-
naal worden weergegeven.
Deze berichten zijn samenvattend en waar-
schuwend en hebben het doel om aan te spo-
ren tot snelle actie van de bestuurder als er een
storing van de auto optreedt. Deze berichten
moeten niet als compleet en/of een alterna-
tief voor de informatie in het Instructieboekje
worden gezien; het instructieboekje moet altijd
aandachtig gelezen worden. 
Houd u zich bij een storing altijd aan de aanwij-
zingen die in dit hoofdstuk beschreven worden.Ernstige storingen
Deze worden op het display weergegeven ge-
durende ongeveer 20 seconden en verdwijnen
vervolgens; het bericht verschijnt telkens als de
sleutel in het startsysteem wordt geplaatst. Na
de weergavecyclus van ongeveer 20 seconden
of als de knop MENUwordt ingedrukt, blijft het
symbool dat de storing aangeeft rechtsonder op
het display weergegeven, totdat de oorzaak van
de storing is verholpen.