display Alfa Romeo Brera/Spider 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2010, Model line: Brera/Spider, Model: Alfa Romeo Brera/Spider 2010Pages: 263, PDF Size: 3.91 MB
Page 71 of 263

69
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Schakel de regensensor niet
in als de auto in een auto-
matische wasstraat wordt
gewassen.
Schakel het systeem bij ijs-
vorming op de voorruit uit.
Als de elektronische sleutel uit het startsysteem
wordt verwijderd, wordt de regensensor uitge-
schakeld en als opnieuw wordt gestart niet in-
geschakeld als de hendel in stand 1-Afb. 43
blijft staan. In dat geval moet, om de regen-
sensor in te schakelen, de hendel in stand 0of
2en vervolgens opnieuw in stand 1worden
gezet.
Als de regensensor opnieuw wordt ingescha-
keld wordt, ook op een droge ruit, een slag van
de ruitenwissers uitgevoerd.WAARSCHUWINGAls de regensensor de-
fect is, werken de ruitenwissers als de rechter
hendel in stand 1-Afb. 43staat in de inter-
valstand. Als de storing van de regensensor op-
treedt tijdens de automatische werking, blijft
het systeem werken volgens de laatst inge-
stelde werking van de ruitenwissers. Als de hen-
del in de andere standen wordt gezet, blijven
de ruitenwissers werken.
De regensensor is in staat om de volgende om-
standigheden te herkennen en zijn gevoelig-
heid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zoutaan-
slag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.Storingsmeldingen
Bij een storing in de regensensor wordt er een
bericht op het display weergegeven (zie hoofd-
stuk „Lampjes en berichten”).
Page 73 of 263

71
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
CRUISE CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
ALGEMENE INFORMATIE
De snelheidsregeling (CRUISE CONTROL)
is een elektronisch systeem waarmee de auto
met de gewenste snelheid blijft rijden, zonder
dat het gaspedaal ingetrapt hoeft te worden.
Hierdoor neemt de vermoeidheid af tijdens een
rit op de snelweg, vooral bij lange ritten, om-
dat de opgeslagen snelheid automatisch in
stand wordt gehouden.
WAARSCHUWINGHet systeem kan alleen
worden ingeschakeld met een snelheid tusen
40 en 190 km/h.A0G0095mAfb. 46
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai draaiknop A-Afb. 46opÜ.
Het systeem kan niet worden ingeschakeld als
de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld;
het verdient aanbeveling om het systeem in te
gebruiken in de 4e versnelling of hoger. Bij af-
dalingen kan de snelheid bij een ingeschakelde
cruise control iets hoger dan de opgeslagen snel-
heid liggen.
Als de cruise- controle wordt ingeschakeld, gaat
het lampje
Üop het instrumentenpaneel bran-
den (bij sommige uitvoeringen wordt er ook
een bericht op het display weergegeven)
(zie het hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒draai de draaiknop A-Afb. 46in stand
Üen trap het gaspedaal in tot de auto
met de gewenste snelheid rijdt;
❒druk de hendel omhoog (+) of omlaag (–)
en laat de hendel los: de snelheid van de
auto wordt opgeslagen en het gaspedaal
kan nu worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de
snelheid simpel verhoogd worden door het in-
trappen van het gaspedaal: als u daarna het
gaspedaal loslaat, wordt teruggekeerd naar de
opgeslagen snelheid.
Page 85 of 263

83
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
KAP OPENEN/SLUITEN
Waarschuwingen
Bij de handelingen voor openen/sluiten dient
u zich strikt te houden aan hetgeen hieronder
wordt aangegeven:
❒De kap alleen bij stilstaande auto bedie-
nen, aangezien het niet is toegestaan de
kap te openen/sluiten als de auto rijdt (op
het display worden hoe dan ook een be-
richt + waarschuwingssymbool voor de be-
stuurder weergegeven). Als per ongeluk
een activeringspoging wordt gedaan bij rij-
dende auto, wordt de manoeuvre auto-
matisch verhinderd.
❒Als de activering van de kap begonnen is
met stilstaande auto en de auto vervolgens
wordt gestart, kan het opgestarte proces
alleen worden voltooid door de auto op-
nieuw stop te zetten. Duidelijk aanwezig vuil/vlekken
Gebruik een specifiek product voor het was-
sen van stoffen of vloeibare zeep voor het was-
sen van de handen met schoon water, steeds
werkende in de richting van het weefsel naar
de achterkant van de auto toe.
Vervolgens voorzichtig afspoelen met schoon
water en de doek in de open lucht laten drogen.
De kap mag niet worden afgedroogd met zeem-
leer of iets dergelijks.
Aanbevelingen
❒De kap niet wassen met hogedrukwater-
straal.
❒Geen petroleum, alcohol of andere oplos-
middelen gebruiken om de stof schoon te
maken.
❒Geen sneeuw of ijs verwijderen met behulp
van scherpe instrumenten (bijv. borstel om
het ijs van de ruiten te verwijderen).
❒De kap niet in het opbergvak terugplaat-
sen, als de stof niet helemaal droog is, om
vlekken te voorkomen.
❒De auto niet in een automatische wasap-
paraat met borstels wassen.
DE KAP WASSEN
Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo goed
mogelijk van de lak verwijderd te worden, om-
dat door de agressieve bestanddelen de lak kan
beschadigen.
Normaal vuil
Gebruik een zachte borstel of een speciale
spons voor de reiniging van de auto en schoon
water werkende in de richting van het weef-
sel naar de achterkant van de auto.
Vervolgens voorzichtig afspoelen met schoon
water en de doek in de open lucht laten drogen.
De kap mag niet worden afgedroogd met zeem-
leer of iets dergelijks.
Page 87 of 263

Vanuit de positie voortvloei-
ende uit de „short drop”
worden de zijruiten van de
portier weer gesloten door de knop
ingedrukt te houden na voltooiing van
de manoeuvre voor volledige opening
of sluiting van het dak. De zijruiten
daarom niet sluiten door middel van
de betreffende activeringstoetsen
voor de volledige sluiting, anders is
de perfecte grip van de zijruiten op de
rubberen pakkingen van de kap niet
gegarandeerd.
85
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Onderbreking openings-
/sluitingsmanoeuvre
Door het loslaten van de knop C-Afb. 61tij-
dens de openings-/sluitingsmanoeuvre wordt
de beweging van de kap meteen automatisch
onderbroken. In dit geval wordt er een bericht
+ waarschuwingssymbool op het display weer-
gegeven.
De openings-/sluitingshandeling kan worden
voortgezet door na enkele minuten opnieuw
op de knop te drukken in de gewenste rich-
ting (opening of sluiting).
HANDMATIGE ACTIVERING
KAP IN GEVAL VAN
ELEKTRISCH DEFECT
Sluiting kap
Zonodig kan de kap handmatig gesloten wor-
den, waarbij u als volgt te werk gaat:
❒open het opbergvak dat zich achter de rech-
terstoel bevindt;
❒bedien de kabel A-Afb. 63. De kabel is
uitgerust met een aansluitoog, dat kan wor-
den geactiveerd door middel van de bijge-
leverde schroevendraaier, waarmee de
noodklep voor vrijgave van de hydraulische
installatie geopend kan worden. Bovendien
is er een kaartje aanwezig met de waar-
schuwingen om accidentele activeringen
van de kabel zelf te voorkomen;
A0G0280iAfb. 62A0G0287mAfb. 63
De knop Cingedrukt houden in de modus die
overeenkomt met het gewenste type activering
(opening of sluiting) gedurende de hele han-
deling. De manoeuvre wordt aangegeven door
de weergave van een bericht + symbool op het
display (Afb. 62).
De voltooiing van de manoeuvre wordt aan-
gegeven door een akoestisch signaal („beep”)
en door de weergave van een bericht + sym-
bool op het display.
Page 92 of 263

90
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENAls de functie is ingeschakeld (ON), kan het
slot van het portier worden ontgrendeld door
op de knop
q(Afb. 79) op de middencon-
sole te drukken.
Portierontgrendeling van buitenaf
Druk op de knop
Áop de elektronische sleu-
tel of steek de metalen baard (in de sleutel)
in het portierslot aan de bestuurderszijde en
draai de sleutel.
PORTIEREN
PORTIEREN CENTRAAL VER-/
ONTGRENDELEN
Portiervergrendeling van buitenaf
Druk met gesloten portieren op de knop
Áop
de elektronische sleutel of steek de metalen
baard (in de sleutel) in het portierslot aan de
bestuurderszijde en draai de sleutel.
Alleen als alle portieren gesloten zijn, wordt de
portiervergrendeling ingeschakeld.
Als één of meer portieren zijn geopend, dan
gaan na het indrukken van de knop
Áop de
elektronische sleutel de richtingaanwijzers en
de LED op het bestuurdersportier gedurende
3 seconden snel knipperen.
A0G0025mAfb. 79
Als één of meer portieren zijn geopend nadat de
metalen baard van de elektronische sleutel is ge-
draaid, gaat alleen de LED op het bestuurder-
sportier snel gedurende ongeveer 3 seconden snel
knipperen.
Als alle portieren zijn gesloten, maar de baga-
geruimte is geopend, dan worden de portie-
ren vergrendeld: de richtingaanwijzers (druk
om alleen te vergrendelen op de knop
Á) en
de LED op het bestuurdersportier knipperen snel
gedurende ongeveer 3 seconden.
Via het „Setup-menu” (of bij sommige uitvoe-
ringen via het radio-/navigatiesysteem) van de
auto kan een functie worden geactiveerd, waar-
door, als de knop
Ëop de elektronische sleu-
tel wordt ingedrukt, alleen het bestuurderspor-
tierslot wordt ontgrendeld (zie de paragraaf „In-
stelbaar multifunctioneel display” in dit hoofd-
stuk).
Page 93 of 263

91
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
De knop qwordt uitgeschakeld als de por-
tieren worden vergrendeld met de afstandsbe-
diening, met het vergrendelknopje op het be-
stuurdersportier of na het automatisch ver-
grendelen na 2,5 minuten; de knop wordt weer
ingeschakeld als de portieren worden ontgren-
deld met behulp van de knop
Ëop de sleutel,
door de metalen baard in het bestuurderspor-
tierslot te draaien of door de sleutel in het start-
systeem te steken.
WAARSCHUWINGAls een van de portie-
ren van binnenuit wordt geopend terwijl de por-
tieren centraal zijn vergrendeld, worden alle por-
tieren ontgrendeld. Als de elektrische voeding
onderbroken is geweest (doorgebrande zeke-
ring, losgekoppelde accu enz.), blijft het altijd
mogelijk de portieren handmatig te vergrende-
len. Omdat het automatisch openen van de rui-
ten in dat geval niet beschikbaar is, moet voor
het openen of sluiten van het portier met ge-
sloten ruit druk worden uitgeoefend op de ruit
naar de binnenzijde van de auto (zie Afb. 80),
om de overgang van de ruit op de lijst te
vergemakkelijken.WAARSCHUWINGAls de accu losgekop-
peld is geweest of als er een zekering is door-
gebrand, moet het ont-/vergrendelmechanis-
me van de portieren worden geïnitialiseerd. Ga
hiervoor als volgt te werk:
❒sluit alle portieren;
❒druk op de knop Áop de afstandsbedie-
ning of op de knop
qop de midden-
console;
❒druk op de knop Ëop de afstandsbedie-
ning of op de knop
qop de midden-
console. Ver-/ontgrendeling van het portier
van binnenuit
Druk op de knop
q(Afb. 79) om alle por-
tieren te ver-/ontgrendelen. De knop is voor-
zien van een ronde LED die de status aangeeft
(portieren vergrendeld of ontgrendeld).
Als de portieren zijn vergrendeld, brandt de LED:
als er dan opnieuw op de knop wordt gedrukt,
worden de portieren centraal ontgrendeld en
gaat de LED uit. Als de sleutel wordt verwijderd,
gaat de LED na ongeveer 2 minuten uit.
Als de portieren zijn ontgrendeld, is het lamp-
je gedoofd; als de knop wordt ingedrukt, wor-
den alle portieren vergrendeld. Alleen als alle
portieren goed gesloten zijn, wordt de portier-
vergrendeling ingeschakeld.
Met het „Setup-menu” (of bij sommige uit-
voeringen met het radio-/navigatiesysteem)
van de auto kan het automatisch vergrendelen
van de portieren bij een snelheid hoger dan 20
km/h worden geactiveerd (zie de paragraaf
„Instelbaar multifunctioneel display” in dit
hoofdstuk).
A0G0110mAfb. 80
Page 96 of 263

94
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENAls de bagageruimte is ontgrendeld, dan kan
deze vanaf de buitenzijde worden geopend
door op het elektrische logo Afb. 81te druk-
ken, totdat u merkt dat de bagageruimte is ont-
grendeld.
Het openen van de bagageruimte wordt mak-
kelijker gemaakt door de gasdempers aan de
zijkant.
Als de bagageruimte wordt geopend, gaat er
een interieurlampje branden: de verlichting gaat
automatisch uit als de bagageruimte wordt ge-
sloten. Als u vergeet de bagageruimte te slui-
ten, gaat de verlichting na enkele minuten au-
tomatisch uit.WAARSCHUWINGAls de accu losgekop-
peld is geweest of als er een zekering is door-
gebrand, moet het ont-/vergrendelmechanis-
me van de achterklep worden geïnitialiseerd.
Ga hiervoor als volgt te werk:
❒sluit alle portieren en de bagageruimte;
❒druk op de knop Áop de afstandsbedie-
ning of op de knop
qop de midden-
console;
❒druk op de knop Ëop de afstandsbedie-
ning of op de knop
qop de midden-
console.
BAGAGERUIMTE
De ontgrendeling van de bagageruimte vindt
elektrisch plaats en kan niet worden uitgevoerd
bij een rijdende auto.
Met behulp van het „Setup-menu” (of bij som-
mige uitvoeringen met behulp van het radio-/
navigatiesysteem) kan de ontgrendeling van
de bagageruimte worden ingesteld door de op-
tie „Bagageruimte onafhankelijk” te activeren
(zie de paragraaf „Instelbaar multifunctioneel
display” in dit hoofdstuk); als deze functie is
geactiveerd, wordt alleen de bagageruimte ont-
grendeld als de knop
`op de elektroni-
sche sleutel wordt ingedrukt.
Als de bagageruimte niet goed is gesloten,
wordt dit aangegeven door het verschijnen van
het symbool
Ren door een bericht op het
display (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”).
A0G0152mAfb. 81
Page 103 of 263

101
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Storing in EBD
Dit wordt aangegeven door de brandende lamp-
jes
>+xop het instrumentenpaneel (in
combinatie met de weergave van een bericht
op het display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de ach-
terwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de au-
to kan slippen. Rijd uiterst voorzichtig verder
naar het dichtstbijzijnde bedrijf in het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
BRAKE ASSIST
(regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan wor-
den, herkent noodstops (afhankelijk van de
snelheid waarmee het rempedaal wordt inge-
trapt) waardoor het sneller op het remsysteem
kan ingrijpen.
Brake Assist wordt bij een auto met VDC uit-
geschakeld als een storing wordt gesignaleerd
(een storing wordt aangegeven door het bran-
den van het lampje
áop het instrumenten-
paneel (in combinatie met de weergave van
een bericht op het display).
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Dit wordt aangegeven door een brandend lamp-
je
>op het instrumentenpaneel (in combi-
natie met de weergave van een bericht op het
display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”). In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkhe-
den van het ABS.
Rijd voorzichtig verder naar het dichtstbijzijn-
de bedrijf in het Alfa Romeo Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.
Page 104 of 263

102
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
VDC (Vehicle
Dynamics Control)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de au-
to als de wielen hun grip verliezen, waardoor
de auto beter op koers blijft.
De werking van het VDC is uitermate nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje áop het ins-
trumentenpaneel knipperen, om de bestuurder
er op te wijzen dat de auto de stabiliteit en de
grip dreigt te verliezen.
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het VDC-systeem wordt automatisch ingescha-
keld als de motor wordt gestart. Tijdens de rit
kan het VDC worden uitgeschakeld door ge-
durende 2 seconden de ASR/VDC-knop op de
middenconsole in te drukken Afb. 90.
Als het VDC-systeem wordt uitgeschakeld, wordt
ook de ASR uitgeschakeld. Beide functies kun-
nen opnieuw worden ingeschakeld door de
ASR/VDC-knop in te drukken.De uitschakeling van het systeem wordt weer-
gegeven met een bericht op het display.
Als het VDC-systeem tijdens de rit wordt uitge-
schakeld, wordt het na de volgende keer star-
ten opnieuw ingeschakeld.
A0G0026mAfb. 90
Page 105 of 263

103
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
De prestaties van het VDC-
systeem mogen de be-
stuurder er niet toe verleiden onno-
dige en onverantwoorde risico's te
nemen. Het rijgedrag moet altijd
worden aangepast aan de toestand
van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De verantwoordelijkheid
voor de verkeersveiligheid ligt altijd
en overal bij de bestuurder.
OPGELET
Bij eventueel gebruik van
het noodreservewiel (voor
uitvoeringen/markten, waar voor-
zien) blijft het VDC-systeem wel
werken. Het noodreservewiel is
kleiner dan de normale band en
biedt daarom minder grip dan bij de
andere banden van de auto.
OPGELET
Voor een juiste werking van
het VDC-systeem moeten
de banden op alle wielen van het-
zelfde merk en type zijn. Ze moeten
in goede toestand en van het voor-
geschreven type, merk en maat zijn.
OPGELET
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het VDC geïntegreerde systeem helpt bij het
wegrijden op een helling omhoog. Het systeem
schakelt automatisch in als:
❒helling omhoog: stilstaande auto op een hel-
ling van meer dan 6% met draaiende mo-
tor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal en
versnellingsbak in vrij of als een andere ver-
snelling dan de achteruit is ingeschakeld;
❒helling omlaag: de auto stilstaat op een hel-
ling van meer dan 6% met draaiende mo-
tor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal en
als de achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van
het VDC-systeem ervoor dat er op de wielen
wordt geremd totdat het noodzakelijke motor-
koppel wordt bereikt om weg te rijden (of in
ieder geval 1 seconde, zodat de rechtervoet
van het rempedaal naar het gaspedaal kan wor-
den verplaatst).
Als de auto na het verstrijken van deze tijd niet
is vertrokken, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en wordt de remdruk geleidelijk
verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch schurend
geluid horen. Dit geluid betekent dat de auto
ieder moment in beweging kan komen.
STORINGSMELDINGEN
Bij een eventuele storing van het VDC wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en gaat
het lampje
áop het instrumentenpaneel con-
tinu branden (in combinatie met de weergave
van een bericht op het display weergegeven)
(zie het hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
Wend u zich in dat geval zo snel mogelijk tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.