Alfa Romeo Giulia 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2016Pages: 204, PDF Size: 5.01 MB
Page 141 of 204

128)Doe de beschermende handschoenen
aan die bij de Bandenreparatiekit zijn
geleverd.
129)Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, om
eraan te herinneren dat de band behandeld
is met de Bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.
130)U moet altijd aangeven dat de band
gerepareerd is met behulp van de
Bandenreparatiekit. Overhandig de folder
aan het personeel dat de band zal repareren
die behandeld is met de Bandenreparatiekit.
131)Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van de
groef dat er lucht weglekt). Verwijder niet
het eventueel in de band binnengedrongen
voorwerp (schroef of spijker).
132)Bedien de compressor nooit langer dan
20 minuten achter elkaar. Gevaar voor
oververhitting. De Bandenreparatiekit is niet
geschikt voor definitieve reparatie, dus de
gerepareerde banden mogen slechts tijdelijk
gebruikt worden.133)Zoals wettelijk verplicht door huidige
reglementen omtrent chemicaliën, met
betrekking tot de bescherming van de
menselijke gezondheid en het milieu en het
veilige gebruik van het afdichtmiddel, staat
vermeld op het label van de verpakking.
Naleving van de instructies op het label is
van essentieel belang voor een veilig en
effectief gebruik van het product. Vergeet
niet het label vóór gebruik zorgvuldig te
lezen; de gebruiker van het product is
verantwoordelijk voor eventuele schade
voortvloeiend uit oneigenlijk gebruik. Het
afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Vervang de bus als de
houdbaarheidsdatum van het afdichtmiddel
is verstreken.
134)Rij niet verder als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald: de
Bandenreparatiekit kan de vereiste
afdichting niet garanderen omdat de band te
ernstig beschadigd is. Neem contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
135)De Bandenreparatiekit biedt een
tijdelijke reparatie, daarom moet de band zo
snel mogelijk worden onderzocht en
gerepareerd door een specialist. Het
afdichtmiddel is geschikt voor gebruik bij
temperaturen binnen het bereik tussen
-40°C tot +50°C.
BELANGRIJK
52)Als de band door vreemde voorwerpen
lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden
voor beschadigingen in het loopvlak of de
schouder met een diameter van max. 6 mm.
BELANGRIJK
3)Laat de bus en het afdichtmiddel niet in
het milieu achter. Zorg dat ze worden
weggegooid overeenkomstig de nationale en
plaatselijke voorschriften.
139
Page 142 of 204

NOODSTART
Als de accu leeg is, kan de motor gestart
worden met startkabels en de accu van
een ander voertuig, of met een hulpaccu.
In elk geval moet de gebruikte accu een
capaciteit hebben die gelijk is aan of
enigszins groter is dan de lege accu.
Starten net een hulpaccu kan gevaarlijk
zijn als dit niet correct wordt uitgevoerd:
volg onderstaande procedures
zorgvuldig.
53)
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een spanning
hoger dan 12 V: de accu, de startmotor,
de dynamo en het elektrische systeem
van het voertuig kunnen hierdoor worden
beschadigd.
Probeer niet te starten met een hulpaccu
als de accu bevroren is. De accu kan
kapot gaan en ontploffen!
EXTERNE VERBINDINGSPOLEN ACCU
Om de bediening te vergemakkelijken
bevinden de externe polen van de hulpaccu
zich in de motorruimte: de accu zelf,
daarentegen, is in de kofferbak geplaatst.
De negatieve terminal (–) fig. 141 fig.
8 bevindt zich naast de rechter
vergrendeling van de motorkap.U kunt bij de positieve pool (+) komen
door het deksel te verwijderen fig. 142
open het beschermklepje fig. 143.De pool wordt getoond in fig. 144.
Om de handeling uit te voeren moet u de
juiste kabels hebben om de hulpaccu met
de externe polen van de lege accu te
verbinden. Meestal hebben deze kabels
terminals aan de uiteinden en zijn ze
herkenbaar aan verschillende kleuren
(rood = positief, zwart = negatief).
14108076S0006EM
14208076S0007EM
14308076S0002EM
14408076S0001EM
140
NOODGEVALLEN
Page 143 of 204

STARTEN MET HULPACCU
136) 137) 138)
Ga als volgt te werk:
schakel alle elektrische apparaten in
het voertuig uit;
schakel de parkeerrem in, zet de
versnellingspook in stand P (Parkeren),
voor versies met automatische
versnellingsbak, of in de vrijstand, voor
versies met handgeschakelde
versnellingsbak, en zet de startinrichting
in STOP;
bij gebruik van de accu van een ander
voertuig, het voertuig parkeren binnen
het bereik van de kabels die gebruikt
worden voor de verbinding, de
parkeerrem inschakelen en controleren
of de startinrichting uitgeschakeld is.
BELANGRIJK Indien de hulpaccu
geïnstalleerd is op een ander voertuig,
controleren of er geen onbedoeld
contact is van metalen onderdelen
tussen de twee voertuigen, aangezien dit
kan leiden tot kortsluiting naar massa,
met het risico van ernstig letsel aan
mensen die in de buurt staan.
BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren van
onderstaande procedure kan leiden tot
ernstige letsel bij mensen of schade aan
het laadsysteem van één of beide
voertuigen. Volg de onderstaande
instructies nauwkeurig op.
Kabels aansluiten
54)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu:
sluit een terminal aan het einde van de
positieve kabel aan vanaf de afstands-
positieve pool (+) van de auto met lege
accu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
positieve (+) kabel naar de positieve (+)
pool van de hulpaccu;
sluit een negatieve kabeleindterminal
aan op de negatieve (-) pool van de
hulpaccu;
sluit de terminal aan op het
tegenovergestelde uiteinde van de
negatieve (-) kabel naar het aardepunt (-)
op het voertuig met de lege accu;
start de motor van de auto met een
hulpaccu, laat deze enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met lege accu. In het geval
dat een draagbare accu wordt gebruikt,
wacht enkele secondenna het voltooien
van de aansluiting, voordat u het voertuig
start.
Kabels loskoppelen
Zodra de motor is gestart, verwijder de
aansluitingskabels in omgekeerde
volgorde, zoals hieronder getoond:
sluit de negatieve kabel eindterminal
(-) af van het aardepunt (-) van de auto
met lege accu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
negatieve (-) pool van de hulpaccu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
positieve (+) kabel van de positieve (+)
pool van de hulpaccu;
sluit de terminal af aan het einde van
de positieve kabel vanaf de afstands-
positieve pool (+) van de auto met lege
accu.
BELANGRIJK
136)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor verwondingen.
Sjaals, dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
137)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
138)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst brandbaar
en explosief is. Houd ze daarom uit de buurt
van vlammen of apparaten die vonken
kunnen afgeven.
141
Page 144 of 204

BELANGRIJK
53)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
54)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De afgegeven
vonk kan explosie van de accu tot gevolg
hebben en ernstige schade veroorzaken.
Gebruik alleen het specifieke massapunt;
gebruik geen andere blootgestelde metalen
onderdelen.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
139)
Afhankelijk van het type en het geweld
van de botsing, bepaalt de regeleenheid
van de ORC-beschermingssystemen voor
inzittenden of de airbags en de voorste
veiligheidsgordelaanspanners moeten
worden geactiveerd en of de stroom
onmiddellijk moet worden gestopt in de
batterijen om pompen te voeden en naar
apparatuur dat de motor bedient. De
kracht van de accu wordt onderbroken
door de pyrotechnische zekering "over te
slaan" geplaatst op de zekeringenkast
naast de positieve pool van de accu.
Wanneer de zekering wordt
"overgeslagen", blijven alleen sommige
diensten, noodzakelijk voor de veiligheid
van het voertuig (bijv.
portiervergrendeling,
antidiefstalapparaat, etc.), gevoed.
BELANGRIJK Controleer na de aanrijding
het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
BELANGRIJK Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK
139)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
142
NOODGEVALLEN
Page 145 of 204

SLEPEN VAN VOERTUIG MET
PECH
VERSIES MET
ACHTERWIELAANDRIJVING (RWD)
Het wordt aanbevolen het voertuig te
slepen met alle vier de wielen van de
grond getild op het platform van een
takelwagen.
Als er geen voertuig voor pech onderweg
met platform beschikbaar is, moet het
voertuig gesleept worden met de
achterwielen OPGEHEVEN van de grond
(met behulp van een aanhanger of
speciale inrichtingen die het opheffen
van de achterwielen mogelijk maken).
BELANGRIJK Het slepten van voertuigen
zonder te voldoen aan bovenstaande
voorschriften kan ernstige schade aan
het voertuig toebrengen.
VERSIES MET VIERWIELAANDRIJVING
(AWD)
Het wordt aanbevolen het voertuig te
slepen met alle vier de wielen van de
grond getild op het platform van een
takelwagen.
BELANGRIJK Vermijd het optillen van de
voor- of de achterwielen alleen, met
gebruik van een trailer of voertuig
waarmee de wielen van een as alleen
kunnen worden opgetild. Als alleen devoor- of de achterwielen tijdens het
slepen worden opgetild, kan de
transmissie of de tussenbak beschadigd
raken.
BELANGRIJK Als een voertuig gesleept
wordt zonder aan bovenstaande
vereisten te voldoen, kan de transmissie
en/of de tussenbak ernstig beschadigd
raken. Schade door verkeerd slepen
wordt niet gedekt door de garantie.
SLEPEN VAN HET VOERTUIG
140) 141)
Om het voertuig, dat bij een ongeval was
betrokken of stuk is, te kunnen slepen op
het wegdek en alleen over korte
afstanden, is er een sleepoog voorzien in
de gereedschapskist in de bagageruimte.
Ga als volgt te werk om toegang te
hebben tot de sleepoog:
haak de kap fig. 145 aan de achterste
of voorste fender (waar voorzien)
fig. 145, door op het bovenste deel te
drukken;
14508136S0001EM
143
Page 146 of 204

pak de sleepoog van zijn plaats in de
bagageruimte en zorgvuldig reinigen van
de schroefdraad behuizing op het
voertuig alvorens het te gebruiken;
draai sleepoog van het voertuig op zijn
plaats gedurende ongeveer
11 windingen.
BELANGRIJK De grootste werkhoek van
de kabel om te bevestigen aan het
sleepoog mag de 15° niet overschrijden,
zoals getoond in fig. 147.
BELANGRIJK
140)Beweeg de startinrichting naar ON en
dan naar STOP, zonder het portier te openen.
141)Onthoud dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken. Om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen soepele kabels
en vermijd bruuske bewegingen. Zorg tijdens
het slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden beschadigd.
Neem bij het slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin
wordt gereden en pas uw rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog volledig
op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens
de auto te slepen.
14608136S0003EM14708136S0002EM
144
NOODGEVALLEN
Page 147 of 204

Dankzij correct onderhoud kunnen de prestaties van het voertuig,
evenals beperkte bedrijfskosten en het behoud van de efficiëntie
van de veiligheidssystemen gedurende langere tijd gegarandeerd
worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD..................146
MOTORRUIMTE..............................150
ACCU OPLADEN..............................153
ONDERHOUDSPROCEDURES......................155
HET VOERTUIG OPKRIKKEN.......................157
WIELEN EN BANDEN . . .........................157
CARROSSERIE...............................159
Page 148 of 204

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Alfa Romeo een reeks
controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die op vaste
afstandsintervallen uitgevoerd moeten
worden en, voor bepaalde
versies/markten, op vaste
tijdsintervallen, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Vóór elke onderhoudsbeurt is het altijd
noodzakelijk de aanwijzingen in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema
zorgvuldig op te volgen (bijv. regelmatige
controle van de vloeistofniveaus,
bandenspanning, enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het Alfa
Romeo Servicenetwerk uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens
het uitvoeren van de diverse inspecties en
controles van het geprogrammeerd
onderhoud, mogen uitsluitend worden
uitgevoerd na uitdrukkelijke toestemming
van de eigenaar.
BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren ervan kan het vervallen van degarantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Alfa Romeo
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
PERIODIEKE CONTROLES
Elk jaar of elke1000km of vóór een
lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil (indien onvoldoende,
ga zo snel mogelijk naar een Alfa Romeo
Servicenetwerk);
vloeistofniveau ruitensproeier;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwisser/-
sproeiersysteem en stand/slijtage van
wisserbladen.
Elke3000km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK VAN DE AUTO
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
in het geval van een lange periode van
stilstand;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen
voor/achter op conditie en slijtage
controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen;
slecht brandstoffilter controleren en
indien nodig (waar aanwezig).
146
ONDERHOUD EN ZORG
Page 149 of 204

GEPLAND ONDERHOUDSPROGRAMMA (2.2 JTD diesel motor versies)
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 200.000 km/10 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Laadtoestand van de accu controleren met het juiste
instrument●●●●●●●●●●
Controle condities/slijtage banden en eventuele
spanningsregeling; controle condities/vervallen opladen Tire
Repair Kit
●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
●●●●●●●●●●
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie (2)
●●●●●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en leidingen
(uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, slangen, bussen enz.)
●●●●●
(1) Het bijvullen moet uitgevoerd worden met de in de paragraaf “Vloeistoffen en smeermiddelen” in het hoofdstuk “Technische gegevens“
aangegeven vloeistoffen en alleen nadat gecontroleerd is dat het systeem onbeschadigd is.
(2) Als de olie volgens de voertuigdiagnose is verslechterd tot minder dan 20%, wordt vervanging van de motorolie en het filter aangeraden.
147
Page 150 of 204

km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser voorruit controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen
voor/achter visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensoren controleren
●●●●●●●●●●
Controleer visueel de conditie en spanning van de extra
aandrijfriem(en)●●
De getande distributieriem visueel controleren●●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen(3)
Olie vervangen Transfer Case (voor AWD-uitvoeringen)
●
Vervang motorolie centrifugefilter (blow-by) (8)●●
(3) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van het voertuig en
wordt aangegeven met een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Nooit 2 jaar/40.000 km overschrijden. Wordt het voertuig
voornamelijk tijdens stadsritten gebruikt of gebruikt het niet uitsluitend brandstof volgens de Europese specificatie EN590, dan moeten olie en
filter jaarlijks of om de 20.000 km vervangen worden.
(8) Zware omstandigheden (stadsverkeer, lange periodes waarin de motor stationair loopt): wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km
aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet het centrifugefilter elke 3 jaar bij de vervanging van de hulpriem worden vervangen.
148
ONDERHOUD EN ZORG