Alfa Romeo Giulia 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2016Pages: 204, PDF Size: 5.01 MB
Page 111 of 204

daarentegen op de schakelaar en trap
tegelijkertijd het rempedaal in om de rem
uit te schakelen;
Drive Away Release": (voor bepaalde
versies/markten) de elektrische handrem
wordt automatisch uitgezet als de
veiligheidsgordel van de bestuurder is
omgelegd en als er een door de
bestuurder uitgevoerde handeling wordt
gedetecteerd om het voertuig te
verplaatsen (vooruit- of
achteruitversnelling);
"Safe Hold": wanneer de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h, bij
voertuigen met automatische versnelling,
de versnellingspook niet in P (Parkeren)
staat en de intentie van de bestuurder om
het voertuig te verlaten wordt
gedetecteerd, wordt de elektrische
parkeerrem automatisch ingeschakeld
zodat het voertuig in veilige
omstandigheden verkeert;
"Auto Park Brake": indien de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h, zal
de elektrische parkeerrem wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
versnellingspook in de P (Parkeer) positie
is. De LED op de schakelaar op de
tunnelconsole fig. 101 gaat tegelijk
branden met het lampje
op het
instrumentenpaneel wanneer de
parkeerrem is ingeschakeld en op de
wielen is toegepast. Elke automatische
inschakeling van de parkeerrem kangeannuleerd worden door de schakelaar
op de tunnelconsole in te drukken en
tegelijkertijd de versnellingspook voor de
automatische versnellingsbak naar stand
P (Parkeren) te zetten.
VEILIGE GREEP
Dit is een veiligheidsfunctie die
automatisch de elektrische parkeerrem
inschakelt in het geval van een
omstandigheid die gevaarlijk is voor het
voertuig.
Als:
de voertuigsnelheid is lager is dan
3 km/h;
op voertuiten met automatische
versnelling is een andere versnelling dan
P (Parkeren) geactiveerd;
de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is omgelegd;
het bestuurdersportier open staat;
er zijn geen pogingen om druk uit te
oefenen op het rempedaal gedetecteerd.
de elektrische parkeerrem wordt
automatisch ingeschakeld om beweging
van het voertuig te voorkomen.
De functie Safe Hold kan tijdelijk worden
uitgeschakeld door de schakelaar op de
tunnelconsole in te drukken en
tegelijkertijd het rempedaal in te
trappen, als het voertuig stilstaat en het
bestuurdersportier geopend is.
Eenmaal uitgeschakeld zal de functieweer ingeschakeld worden zodra de
voertuigsnelheid 20 km/h bereikt of
wanneer de startinrichting naar STOP en
daarna naar AAN wordt gezet.
BELANGRIJK
103)In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde richting
als het voertuig op een helling omhoog is
geparkeerd. Als de auto op een steile helling
wordt geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
104)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter; zorg ervoor dat wanneer u
het voertuig verlaat, u de contactsleutel bij u
hebt.
105)De elektrische parkeerrem moet altijd
ingeschakeld zijn als het voertuig verlaten
wordt.
109
Page 112 of 204

HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
106)
34)
Trap, om de versnellingen in te schakelen,
het koppelingspedaal volledig in en
plaats de pook in de gewenste stand (het
schakelschema is aangegeven op de
pookknop).
Om de achteruitrijschakelaar R vanuit de
stationaire positie in te schakelen, drukt
u naar links (tot u niet verder kunt) om te
voorkomen dat u per ongeluk de 1
e
versnelling inschakelt.
Om de 6eversnelling in te schakelen, de
pook naar rechts duwen om te
voorkomen dat per ongeluk de 4
e
versnelling wordt ingeschakeld.
Hetzelfde geldt bij het schakelen van de
6
enaar de 5eversnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaand voertuig worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende motor
minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen om
beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
BELANGRIJK Het koppelingspedaal mag
uitsluitend voor het schakelen gebruikt
worden. Laat tijdens het rijden de voet
nooit, zelfs niet licht, op het
koppelingspedaal rusten. In sommige
omstandigheden kan de elektronische
regeling van het koppelingspedaal een
foutieve rijstijl als een defect
interpreteren.
BELANGRIJK
106)Trap het koppelingspedaal helemaal in
om op de juiste wijze te schakelen. Daarom is
het van fundamenteel belang dat er niets
onder het pedaal ligt: let erop dat de matten
vlak liggen en dat ze de slag van de pedalen
niet hinderen.
BELANGRIJK
34)Rijd niet met de hand op de
versnellingspook aangezien de uitgeoefende
druk, hoe licht ook, na verloop van tijd kan
leiden tot slijtage van de interne onderdelen
van de versnellingsbak.
10207056S0001EM
110
STARTEN EN RIJDEN
Page 113 of 204

AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
automatische versnellingsbak met
8 versnellingen.
De versnellingsbak/transmissie kan op
twee manieren worden bediend:
"Automatisch" or "Sequentieel".
VERSNELLINGSPOOK
107) 108) 109)
35) 36)
De werking van de versnelling wordt
beheerd door de versnellingshendelknop
1 fig. 103, die de volgende standen kan
aannemen:
P= Parkeren
R= Achteruitversnelling
N= Vrijstand
D= Drive, (automatische
vooruitversneling)
AutoStick: + naar een hogere
versnelling schakelen in sequentiële
rijmodus; – naar een lagere versnelling
schakelen in sequentiële rijmodus.Het positiediagram bevindt zich bovenop
de hendel.
De letter overeenkomend met de
geselecteerde modus licht op en is te zien
op het instrumentenpaneeldisplay.
Om een van de werkingsmodi te kiezen,
beweeg de hendel achteruit of vooruit en
trap tegelijkertijd op het rempedaal.
Om de R (Achteruit) modus in te
schakelen, het pedaal intrappen en knop
3 fig. 104 in combinatie indrukken.
Om van stand P (Parkeren) direct naar
stand D (Vooruit) te schakelen, is het
noodzakelijk om het rempedaal in te
trappen en knop 3 in te drukken.
Om van stand R (Achteruit) direct naar
stand D (Vooruit) te schakelen en
omgekeerd, is het noodzakelijk om het
rempedaal in te trappen en knop 3 in te
drukken.De stand P (parkeren) kan ingeschakeld
worden door op de knop P (parkeren) 2
fig. 103 te drukken.
Het is niet mogelijk om vanuit stand N
(Vrijstand) naar stand P (Parkeren) te
schakelen.
De stand P (parkeren) wordt automatisch
ingeschakeld als gelijktijdig aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
stand D (vooruit) of R (achteruit) is
ingeschakeld;
de voertuigsnelheid ligt in de buurt van
0;
het rempedaal wordt losgelaten;
de veiligheidsgordel van de bestuurder
is niet omgelegd;
het bestuurdersportier staat open.
Bij gebruik van de versnelling in
"sequentieel" modus, kunt u deze
activeren door de pook te bewegen van D
(Drive) naar links en dan naar voren naar
10307076S0002EM
10407076S0005EM
111
Page 114 of 204

het - symbool of terug naar het + symbool
en de versnelling is gewijzigd.
Om stand P (Park) te verlaten, of om van
stand N (Neutral) naar stand D (Drive) of
R (Reverse) te gaan wanneer het voertuig
stilstaat of op lage snelheid rijdt, moet
ook het rempedaal worden ingetrapt.
BELANGRIJK GEEF GEEN gas bij het
schakelen van stand P (of N) naar een
andere stand.
BELANGRIJK Wacht na het selecteren
van een versnelling enkele seconden
alvorens gas te geven. Deze
voorzorgsmaatregel is bijzonder
belangrijk bij een koude motor.
AutoStick - Handmatige (sequentiële)
schakelmodus
In het geval van veelvuldig schakelen
(bijv. voor de sportieve rijmodus, wanneer
het voertuig gebruikt wordt met een
zware lading, op hellingen, sterke
tegenwind of bij het trekken van zware
aanhangwagens), wordt geadviseerd de
modus AutoStick (sequentieel schakelen)
te gebruiken om een lagere vaste
overbrengingsverhouding te selecteren
en behouden.
In deze omstandigheid verbetert het
gebruik van de laagste versnelling de
prestaties van de auto en voorkomt het
oververhitting.
Het is mogelijk om te schakelen vanstand D (Drive) naar de sequentiële
modus onafhankelijk van de
voertuigsnelheid.
Inschakelen
Beginnende in stand D (Drive) de hendel
naar links verplaatsen om de sequentiële
rijmodus in te schakelen (indicatie – en +
op de bekleding). De ingeschakelde
versnelling wordt weergegeven op het
display.
Schakelen vindt plaats door de
versnellingspook naar voren te
verplaatsen, naar symbool – of naar
achteren, naar symbool +.
Hendels op het stuurwiel
(indien aanwezig)
De versnelling kan handmatig worden
verplaatst ook door het gebruik van de
hendels achter het stuurwiel, trek aan de
rechter versnellingshendel (+) naar het
stuurwiel en laat hem los om een hogere
versnelling in te stellen; doe hetzelfde
met de linkerhendel (-) om een lagere
versnelling in te stellen fig. 105.
Om N (Neutral) in te schakelen: aan beide
hendels tegelijk trekken.
Stand D (Drive) inschakelen vanuit N
(Neutral), P (Parkeren) en R (Achteruit):
trap het rempedaal in en de
rechterhendel (+).
BELANGRIJK Wanneer er maar een
handmatige verplaatsing is uitgevoerd,
blijft de letter D op het display met de
ingeschakelde versnelling ernaast.
Uitschakelen
Om de sequentiële rijmodus uit te
schakelen, de versnellingspook
terugzetten in stand D (Drive)
("automatische" rijmodus).
WERKING VERSNELLINGSBAK IN EEN
NOODGEVAL
(indien aanwezig)
De werking van de versnellingsbak wordt
continu bewaakt om elke eventuele
storing te detecteren. Als er een
omstandigheid wordt gedetecteerd die
tot schade aan de versnellingsbak zou
kunnen leiden, wordt de functie
"noodgeval versnellingsbak" geactiveerd.
In deze toestand blijft de versnellingsbak
in de 4
eversnelling staan, onafhankelijk
10507076S0006EM
112
STARTEN EN RIJDEN
Page 115 of 204

van de geselecteerde versnelling.
Standen P (Parkeren), R
(Achteruitversnelling) en N (Vrijstand)
werken nog.
Het symbool
kan op het display gaan
branden.
In het geval van een "noodgeval
versnellingsbak" onmiddellijk contact
opnemen met het dichtstbijzijnde Alfa
Romeo Servicepunt.
Tijdelijke storing
Als het waarschuwingslampje aan gaat,
kunt u bevestigen of de storing tijdelijk is
en de juiste werking van de versnelling
herstellen door als volgt te werk te gaan:
breng het voertuig tot stilstand;
zet hem in P (Parkeren);
draai de startinrichting naar STOP;
wacht ongeveer 10 seconden, start
daarna de motor weer;
selecteer de gewenste versnelling: als
het probleem niet opnieuw wordt
vastgesteld is de correcte werking van de
versnellingsbak hersteld.
BELANGRIJK In het geval van een
tijdelijke storing wordt toch geadviseerd
zo spoedig mogelijk contact op te nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.UITSCHAKELINGSSYSTEEM
VERSNELLING INSCHAKELEN ZONDER
INGETRAPT REMPEDAAL
Dit systeem maakt het onmogelijk de
versnellingspook uit de stand P
(Parkeren) te verplaatsen als het
rempedaal niet eerst is ingetrapt.
Om de versnellingspook in een andere
stand dan P (Parkeren) te zetten, moet de
startinrichting in stand AVV (motor aan of
uit) staan en moet het rempedaal zijn
ingetrapt.
BELANGRIJK
107)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
108)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken. Zorg
ervoor dat de versnellingspook in stand P
staat en dat de elektrische parkeerrem is
ingeschakeld, voordat u het voertuig verlaat.
109)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af wanneer
heuvelafwaarts wordt gereden. Deze manier
van rijden is gevaarlijk en beperkt de
mogelijkheid om in te grijpen in geval van
wijziging van de verkeerssituatie of het
wegdek. U loopt het risico de controle over
het voertuig te verliezen en ongevallen te
veroorzaken.
BELANGRIJK
35)Zet, alvorens de modus P (Parkeren) te
selecteren, de startinrichting in stand ON en
trap het rempedaal in. Anders kan de
versnellingspook beschadigd raken.
36)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stil staat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
113
Page 116 of 204

"ALFA DNA™"SYSTEEM
"ALFA DNA™"SYSTEEM
Dit systeem wordt bediend met de
selector (op de tunnelconsole) fig. 106,
hiermee kunnen verschillende rijmodi
geselecteerd worden overeenkomstig de
rijstijl en de conditie van het wegdek:
d = Dynamic (sportieve rijmodus)
n = Normal (rijmodus voor normale
omstandigheden)
a = Advanced Efficiency
(ECO-rijmodus voor maximale
brandstofbesparing).
Op het display van het
instrumentenpaneel worden de
verschillende modi gekenmerkt door
verschillende kleuren:
Normal - Blauw,
Dynamic - Rood
Advanced Efficiency - Groen
RIJMODI
"Normale" modus
Inschakelen/uitschakelen
Deze wordt geactiveerd door de
kiesschakelaar naar de letter "n" te
draaien, het display wordt blauw verlicht.
Om de Normaal modus uit te schakelen,
de kiesschakelaar bewegen naar een
andere modus ("d" of "a").
Modus "Dynamic"
Inschakelen/uitschakelen
Deze wordt ingeschakeld door de
kiesschakelaar naar de letter "d" te
draaien, het display wordt rood verlicht.
Om de Dynamische modus uit te
schakelen, de selector naar "n", Normale
modus, bewegen.
"Advanced Efficiency" Modus
Inschakelen/uitschakelen
Deze wordt ingeschakeld door de
kiesschakelaar naar de letter "a" te
draaien, het display wordt groen verlicht.
Om de Advanced Efficiency modus uit te
schakelen, de selector naar "n", Normale
modus, bewegen.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Wanneer de motor de volgende keer
gestart wordt, blijft de eerdere keuze
"Advanced Efficiency", "Dynamic" en
"Normal" modus ingeschakeld. Het
systeem zal heractiveren in "AdvancedEfficiency", "Dynamic" of "Normal"
afhankelijk van welke modus
geselecteerd was voordat de motor werd
uitgeschakeld.
Direct schakelen van de “Dynamic”
naar de “Advanced Efficiency” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Eerst moet
altijd de "Normal" modus worden
geactiveerd en dan de andere modus
selecteren.
10607076S0504EM
114
STARTEN EN RIJDEN
Page 117 of 204

START & STOP-EVO
Het Start & Stop Evo-systeem zet
automatisch de motor af wanneer het
voertuig stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met mechanische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met automatische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig en ingetrapt
rempedaal, wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook in
een andere stand dan R staat.
Het systeem werkt niet als de
keuzehendel in R staat, om
parkeermanoeuvres makkelijker te
maken.
Als het voertuig heuvelopwaarts totstilstand wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert om
de "Hill Start Assist" functie beschikbaar
te houden (die alleen bij draaiende motor
werkt).
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van ongeveer 10 km/u. Na een
automatische herstart, hoeft u, om de
motor af te zetten, het voertuig slechts
over een korte afstand (met een snelheid
hoger dan 0,5 km/h) te verplaatsen.
Het afzetten van de motor wordt
aangegeven door hetsymbool op de
display van het instrumentenpaneel.
De motor opnieuw starten
Versies met mechanische
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Als het voertuig niet start door het
intrappen van het koppelingspedaal, de
versnellingspook in de vrijstand zetten en
de procedure herhalen. Als het probleem
aanhoudt, contact op nemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor
weer te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als deversnellingspook in automatische modus
- D (Drive) staat - kan de motor weer
gestart worden door de pook naar R
(Achteruit) of N (Vrijstand) of "AutoStick"
te verplaatsen.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart worden
door de pook naar "+" of "–", of R
(Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is
afgezet kan, door het rempedaal
ingetrapt te houden, de rem gelost
worden terwijl de motor uit blijft, door de
versnellingspook snel naar P (Parkeren)
te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook uit
een stand halen die niet P is.
HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
110)
37)
Om het systeem handmatig
inschakelen/uitschakelen druk op de
knop aangebracht in het controlepaneel
links van het stuurwiel, fig. 107
115
Page 118 of 204

Led uit: systeem ingeschakeld;
Led aan: systeem uitgeschakeld.
BELANGRIJK
110)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
BELANGRIJK
37)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
SNELHEIDSBEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden die
door de bestuurder ingesteld kunnen
worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt de
snelheid van het voertuig af van de druk
op het gaspedaal, tot de ingestelde
snelheidslimiet wordt bereikt.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connectsysteem.
Het systeem inschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “aan”.
De activering van het apparaat wordt
aangegeven door een groen symbool die
samen verschijnt met de laatst
ingestelde snelheid.
PROGRAMMERING SNELHEIDSGRENS
Om deze functie te gebruiken moeten in
het hoofdmenu achtereenvolgens de
items “Instellingen”, “Veiligheid” en
"Speed Limiter - Instellen" worden
geselecteerd.
Door de Rotary Pad te blijven laten
draaien, neemt de snelheid met 5 km/u.
Toe, van een minimum van 30 km/u tot
een maximum van 180 km/u.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem uitschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “uit”.
Automatische uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring. Neem in dit geval
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
10707126S0001EM
116
STARTEN EN RIJDEN
Page 119 of 204

CRUISE-CONTROL
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
40 km/h op lange, droge en rechte wegen
met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
Dij het afdalen van een helling, zou het
systeem de auto kunnen afremmen om
de ingestelde snelheidslimiet te
behouden.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
111) 112) 113)
Om het systeem in te schakelen op knop
fig. 108 drukken.
De activering van het apparaat wordt
gesignaleerd door het aanzetten van het
witte waarschuwingslampje
op het
display.
De Cruise-Control-functie kan gelijktijdig
actief met het
Snelheidsbegrenzersysteem blijven. Als
een snelheidslimiet onder degeneaangeduid in de Cruise-Control
geselecteerd wordt, dan zal de
Cruise-Controlsnelheid worden verlaagd
naar die van de Snelheidsbegrenzer.
Deze functie blijft beschikbaar (waar
voorzien) in RACE-modus.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1
e
versnelling of in de achteruit staat. Het is
raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 3
eversnelling of
hoger.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als het
niet gebruikt wordt. Er bestaat een risico
van per ongeluk inschakelen en de
controle over het voertuig te verliezen
vanwege onverwachte overmatige
snelheid.DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
Het systeem inschakelen;
zet, wanneer het voertuig de gewenste
snelheid heeft bereikt, op knop SET
omhoog/omlaag en laat de knop
fig. 108 los om het systeem in te
schakelen. Wanneer het gaspedaal wordt
losgelaten, zal het voertuig automatisch
op de geselecteerde snelheid verder
rijden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid gewoon verhoogd worden
door het gaspedaal in te trappen; als het
gaspedaal vervolgens wordt losgelaten,
keert het voertuig terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Voor het indrukken van de
schakelaar SET moet het voertuig met
constante snelheid op een vlak wegdek
rijden.
SNELHEID VERHOGEN/VERLAGEN
Zodra de Cruise-Control is ingeschakeld,
kan de snelheid verhoogd/verlaagd
worden door de SET schakelaar
fig. 108 omhoog te zetten.
Als de knop (hoog/laag) ingedrukt
gehouden wordt, zal de ingestelde
snelheid verhoogd worden tot de knop
10807146S0001EM
117
Page 120 of 204

wordt losgelaten, daarna wordt de
nieuwe snelheid opgeslagen.
Gas geven bij inhalen
Trap het gaspedaal in: wanneer dit wordt
losgelaten zal het voertuig geleidelijk
terugkeren naar de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Het systeem bewaart de
opgeslagen snelheid ook bij het bergop
en bergaf rijden. Een geringe variatie in
de snelheid op lichte hellingen is volledig
normaal.
DE SNELHEID WEER OPROEPEN
Bij versies met automatische
versnellingsbak in de automatische
modus D (Drive - automatisch), om de
eerder ingestelde snelheid op te roepen,
de knop RES fig. 108 indrukken en
loslaten.
Bij versies met handgeschakelde
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak in Autostick (sequentiële
modus), om de eerder ingestelde snelheid
op te roepen, accelereren tot deze
snelheid wordt benaderd en de knop RES
indrukken en loslaten.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Door het rempedaal een klein stukje in te
trappen wordt de elektronische
Cruise-Control opgeslagen zonder dat de
snelheid gewist wordt.
De Cruise-Control kan ook wordenuitgeschakeld door de elektrische
parkeerrem in te schakelen of door het
remsysteem te gebruiken (door bijv.
gebruik van het ESC-systeem).
In de volgende gevallen wordt de
opgeslagen snelheid gewist:
het drukken op de aan/uit-knop of het
uitschakelen van de motor;
als zich een storing in de elektronische
Cruise-Control voordoet.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
De Cruise-Control wordt uitgeschakeld
door het indrukken van activering/
deactiveringsknop of door de
startinrichting op STOP te zetten.
BELANGRIJK
111)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
112)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
113)De Cruise-Control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid kan
handhaven. In bepaalde omstandigheden
kan de snelheid overmatig zijn, hetgeen kan
leiden tot verlies van controle over het
voertuig en ongevallen. Gebruik het systeem
niet in druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
PARKEERSENSORENSYSTEEM
(indien aanwezig)
114)
38) 39) 40)
VERSIES MET 4 SENSOREN
De parkeersensoren in de achterste
bumper fig. 109 detecteren de
aanwezigheid van obstakels en
waarschuwen de bestuurder erover via
een geluidssignaal en, waar voorzien,
visuele indicaties op het
instrumentenpaneeldisplay.
Inschakelen/uitschakelen
Om het systeem buiten werking te stellen
op knop fig. 110 drukken.
De led in de knop licht op of niet wanneer
het systeem van aan naar uit schakelt (en
omgekeerd).
10907176S0001EM
118
STARTEN EN RIJDEN