ESP Alfa Romeo Giulietta 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2013, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2013Pages: 288, PDF Size: 12.99 MB
Page 126 of 288

VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELSGEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELSDe veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl men goed rechtop,
met de rug tegen de rugleuning zit. Pak, om de gordel om te leggen,
de gesp A fig. 100 en steek deze in de sluiting B, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft blokkeren, laat hem dan een
stukje teruglopen en trek hem vervolgens langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de knop C. Begeleid de gordel
tijdens het teruglopen met de hand, zodat hij niet draait.
Druk tijdens het rijden nooit op de knop C fig. 100.
De achterbank is voorzien van driepuntsveiligheidsgordels met
rolautomaat. Leg de achterste veiligheidsgordels om zoals
getoond in fig. 101.
Onthoud dat passagiers op de achterbank die geen
gordel dragen bij een ongeval blootgesteld worden
aan een groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.
fig. 100
A0K0160
fig. 101
A0K0161
122WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 150 of 288

BRANDSTOFBESPARINGHier volgen enkele nuttige tips om brandstof te besparen en de uitstoot
van schadelijke emissies zoveel mogelijk te beperken.ALGEMENE OPMERKINGENOnderhoud van de auto
Voer de controles en registraties uit die in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“ zijn aangegeven (zie het hoofdstuk “Onderhoud
en zorg”).
Banden
Controleer regelmatig en ten minste één keer per maand de
bandenspanning: als de spanning te laag is, wordt de weerstand
groter en neemt het brandstofverbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Het gewicht van de
auto en de gewichtsverdeling beïnvloeden in grote mate het
brandstofverbruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder het imperiaal of de skidrager na gebruik. Deze accessoires
reduceren de aërodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Het is beter om een aanhanger voor het
vervoer van volumineuze voorwerpen te gebruiken.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische apparatuur alleen wanneer nodig. De
achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager
van het ventilatie-/verwarmingssysteem nemen veel stroom op,
waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot 25% in stadsverkeer).
Klimaatregelsysteem
Het gebruik van de klimaatregeling doet het brandstofverbruik
toenemen: gebruik bij voorkeur alleen de ventilatie als de
buitentemperatuur dit toestaat.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische accessoires kan
de aërodynamica nadelig beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.
146WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 153 of 288

WINTERBANDENDe winterbanden moeten dezelfde maat hebben als de standaard
geleverde banden: het Alfa Romeo Servicenetwerk staat u bij om de
meest geschikte band te kiezen.
Gebruik winterbanden alleen in geval van ijs of sneeuw op de wegen.
Voor de bandenmaat en de bandenspanning van de winterbanden
moet men zich exact houden aan de aanwijzingen die zijn
aangegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan 4 mm. Vervang in dergelijke
gevallen de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn de prestaties van
winterbanden onder normale omstandigheden of wanneer lang op de
snelweg wordt gereden, veel lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winterbanden uitsluitend
voor de omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Monteer op de vier wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en het remmen en
voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de
banden zeker niet om.
De maximumsnelheid voor winterbanden met de
indicatie “Q” is 160 km/h; 190 km/h voor
winterbanden met de indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". De snelheidsbeperkingen
moeten echter altijd worden gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen moet aan de plaatselijke
voorschriften voldoen. De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen).
Controleer de spanning van de sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
Sneeuwkettingen met smalle schakels die maximaal 9 mm uitsteken
buiten het bandprofiel kunnen gemonteerd worden op 195/55 R16",
205/55 R16" en 225/45 R17" banden.
BELANGRIJK Monteer nooit sneeuwkettingen op het noodreservewiel.
In geval van een lekke voorband, vervang dan een achterwiel door het
noodreservewiel en monteer het achterwiel op de vooras. Zo heeft de
vooras twee normale wielen waarop sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
Beperk de snelheid als sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen om de auto en het wegdek niet te beschadigen.
149WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 154 of 288

DE AUTO LANGDURIG STALLENTref de volgende voorzorgen als de auto langer dan een maand niet
gebruikt zal worden:
❒zet de auto in een overdekte, droge en indien mogelijk goed
geventileerde ruimte; schakel een versnelling in en controleer of de
handrem niet is aangetrokken;
❒koppel de minpool van de accu los en controleer de laadtoestand.
Gedurende de stilstand moet deze controle iedere drie maanden
worden herhaald;
❒als u de stroomkabels niet van de accu loskoppelt, moet de lading
iedere maand gecontroleerd worden;
❒maak de met lak gespoten delen schoon en behandel ze met een
beschermende was;
❒reinig en bescherm de glanzende metalen delen met speciale
middelen die in de handel verkrijgbaar zijn;❒bestrooi de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruitwisser
met talkpoeder en til ze van de ruit op;
❒zet de ruiten iets open;
❒dek de auto af met een doek of een geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen, omdat het op de carrosserie
aanwezige vocht dan niet kan verdampen.
❒pomp de banden 0,5 bar boven de voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met regelmatige tussenpozen;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de accuvoeding los te koppelen.
150WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 156 of 288

ROLLEND STARTENProbeer de motor nooit te starten door het voertuig te duwen, te slepen
of van een helling af te laten rijden.
EEN WIEL VERVANGENALGEMENE INSTRUCTIESDe auto is uitgerust met de kit "Fix&Go Automatic": zie de paragraaf
“Fix&Go automatic kit” voor de beschrijving van de werking van
de kit.
Ter vervanging voor de kit “Automatic Fix&Go” kan de auto zijn
uitgerust met een ruimtebesparend reservewiel: zie de instructies op de
volgende pagina's om een band te vervangen.
Het noodreservewiel is specifiek voor de auto. Monteer
het niet op andere automodellen. Monteer ook geen
reservewielen van andere auto’s op uw voertuig.
Gebruik het noodreservewiel alleen in noodgevallen. Het
noodreservewiel mag alleen voor korte afstanden gebruikt
worden en mag niet bij hogere snelheden dan 80 km/h worden
gebruikt. Op het noodreservewiel is een oranje plakplaatje
aangebracht met de belangrijkste waarschuwingen en de
gebruiksbeperkingen. Verwijder dit plakplaatje nooit en dek het
niet af. Monteer nooit een wieldeksel op het noodreservewiel.Waarschuw de andere weggebruikers voor de
stilstaande auto conform de plaatselijke wettelijke
voorschriften: alarmknipperlichten, gevarendriehoek
enz. Alle inzittenden moeten de auto verlaten, vooral als de auto
zwaar beladen is. Passagiers moeten op een veilige afstand van
het verkeer wachten wanneer het wiel wordt verwisseld.
Blokkeer de wielen met wiggen of ander geschikt materiaal als
de auto op oneffen wegdek of op een helling staat.
fig. 120
A0K0247
152WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 197 of 288

PERIODIEKE CONTROLESElke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof, remvloeistof en ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, etc.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en stand/slijtage wisserbladen
voor/achter.
Elke 3.000 km controleren en eventueel bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK VAN DE
AUTOAls vooral een intensief gebruik van de auto wordt gemaakt, zoals:
❒het trekken van aanhangers of caravans;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
❒vaak lang stationair draaiende motor of lange afstanden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt gebruikt;
dan moeten de volgende controles vaker worden uitgevoerd dan is
aangegeven in het Geprogrammeerd onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen voor op conditie en slijtage
controleren;
❒slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren;
❒visueel de toestand controleren van: motor, versnellingsbak,
transmissie, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem)
en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.);
❒laadtoestand accu en niveau accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
❒conditie van aandrijfriemen hulporganen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en zo nodig vervangen;
❒pollenfilter controleren en zo nodig vervangen;
❒luchtfilter controleren en zo nodig vervangen.
193WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 204 of 288

VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIERAls het niveau te laag is, maak de reservoirdop D los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
BELANGRIJK Het koplampsproeisysteem werkt niet als het vloeistofpeil
laag is, zelfs als de ruitensproeiers/achterruitsproeier blijven werken.
Bij sommige versies/markten staat er een referentienok E op de
peilstok (zie vorige pagina's): ALLEEN de ruitensproeier/
achterruitsproeier werken als het vloeistofpeil onder dit referentieteken
staat.
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: het
ruitensproeisysteem is essentieel voor het verbeteren
van het zicht. Herhaaldelijke bediening van het
systeem zonder vloeistof kan sommige onderdelen van het
systeem beschadigen of leiden tot snelle verslechtering.Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeieradditieven zijn ontvlambaar: de
motorruimte bevat hete onderdelen die tot brand
kunnen leiden als ze met dergelijke middelen in aanraking
komen.
REMVLOEISTOFControleer of het vloeistofniveau op het maximum peil staat. Als het
vloeistofniveau te laag is, maak de reservoirdop E los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Vermijd elk contact tussen de uiterst corrosieve remvloeistof
en de gelakte delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief. Als
remvloeistof per ongeluk wordt gemorst, moeten de
betrokken delen onmiddellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep en vervolgens met rijkelijk water worden
afgespoeld. Raadpleeg bij inslikken onmiddellijk een arts.Het symbool
op het reservoir geeft aan dat een
synthetische remvloeistof moet worden gebruikt, dus
geen minerale remvloeistof. Het gebruik van minerale
vloeistoffen kan de speciale rubbers in het remsysteem
onherstelbaar beschadigen.
200WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 206 of 288

BELANGRIJK Als de accu werd losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden geïnitialiseerd. Het
lampje gaat
branden om dit aan te geven. Ga hiervoor als volgt te werk: draai het
stuurwiel van het ene uiteinde naar het andere terwijl op een
rechtlijnig traject van ongeveer honderd meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau gedurende langere tijd onder 50%
blijft, raakt de accu door sulfatering beschadigd. Hierdoor
verminderen de capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger voor bevriezing (dit kan reeds
bij temperaturen van -10°C gebeuren). Als de auto langere tijd niet
gebruikt wordt, zie dan "Langdurige stilstand van de auto” in het
hoofdstuk "Starten en rijden".
Als men na aanschaf van het voertuig accessoires wil monteren die
constante elektrische voeding nodig hebben (diefstalalarm, enz.)
of veel stroom verbruiken, dient men contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Zij kunnen het totale benodigde stroomverbruik beoordelen.
Accuvloeistof is giftig en corrosief. Vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur en bronnen van vonken
uit de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.Als de accu met onvoldoende vloeistof werkt, kan dit
de accu onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
Verkeerde installatie van elektrische en elektronische
apparatuur kan ernstige schade aan de auto toebrengen.
Als men na aanschaf van de auto accessoires wil monteren
(alarm, mobiele telefoon enz.), wordt geadviseerd contact op te nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk, dat de meest geschikte apparaten
zal aanraden en zal controleren of een accu met een grotere capaciteit
gemonteerd moet worden.Accu’s bevatten stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor het
milieu. Neem steeds contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt onder
extreem koude weersomstandigheden, dan moet de
accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats
worden bewaard om bevriezing te voorkomen.Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de
accu, moeten de ogen altijd met een speciale bril
beschermd worden.
202WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 207 of 288

WIELEN EN BANDENControleer voor een lange reis en elke twee weken de spanning van de
banden en van het noodreservewiel. Controleer de bandenspanning
wanneer de banden koud zijn.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning onder normale
omstandigheden toe: zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning veroorzaakt abnormale slijtage van de
banden fig. 171:
A normale spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak;
B te lage spanning: overmatige slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak;
C te hoge spanning: overmatige slijtage in het midden van het
loopvlak.
De banden moeten worden vervangen wanneer de profieldiepte van
het loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.BELANGRIJK
Pas de volgende voorzorgsmaatregelen toe om bandschade te
voorkomen:
❒voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde
schokken van de banden tegen stoepranden, kuilen en andere
hindernissen. Voorkom ook het langdurig rijden op een slecht
wegdek;
❒controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage op het loopvlak;
❒rijd niet met een te zwaar beladen auto. Stop zo snel mogelijk in
geval van lekke band en verwissel het wiel;
❒verwissel de banden elke 10-15 duizend kilometer van as; houd de
banden aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd zodat de
draairichting niet wordt omgekeerd;
❒banden verouderen, ook als ze weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in
het loopvlak en op de wangen betekenen dat de band verouderd
is. Laat de banden door gespecialiseerd personeel controleren als ze
langer dan 6 jaar onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet ook niet
het reservewiel zorgvuldig te laten controleren;
❒Monteer altijd nieuwe banden en vermijd banden waarvan de
herkomst dubieus is;
❒bij de montage van een nieuwe band moet ook een nieuw ventiel
worden voorzien.
Onthoud dat de wegligging van de auto in grote mate
van een juiste bandenspanning afhankelijk is.Als de spanning te laag is, raakt de band oververhit,
met mogelijke ernstige beschadiging tot gevolg.
fig. 171
A0K0023
203WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER 
Page 208 of 288

Verwissel de banden niet kruiselings door de banden
van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd te
monteren.Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen
boven 150°C. Dit kan de mechanische eigenschappen
van de wielen in gevaar brengen.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSERWISSERBLADENHet is raadzaam de wisserbladen jaarlijks te vervangen.
Met enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen kan de beschadiging
van het wisserblad worden gereduceerd:
❒bij temperaturen onder het vriespunt moet men controleren of er ijs
tussen het wisserblad en de ruit is. Gebruik zo nodig een
antivriesmiddel om de wissers vrij te maken;
❒verwijder sneeuw van de ruit;
❒gebruik de ruitenwissers/achterruitwisser nooit op een droge ruit.
Rijden met versleten wisserbladen is bijzonder
gevaarlijk, doordat het zicht onder slechte
weersomstandigheden wordt beperkt.
204WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER