CITROEN JUMPER 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 101 of 292
99
gegevens van de auto
Jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2016
TACHOgRAAF
De tachograaf (volgens uitvoering) is
een apparaat waarin een kaart met alle
gegevens met betrekking tot de auto wordt
bijgehouden.
Voorbeeld: aan het begin van een rit of bij
een chauffeurswissel.Als de kaart in de tachograaf is geplaatst,
kunnen alle gegevens:
-
worden weergegeven op het scherm van
de tachograaf,
-
worden afgedrukt,
-
via een interface extern worden
opgeslagen. Raadpleeg voor meer informatie de
documentatie geleverd door de fabrikant van
de tachograaf.
Als uw auto is uitgerust met een
tachograaf, adviseren wij u de minpool
van de accu los te koppelen als u de auto
langer dan 5
dagen niet gebruikt (de accu
bevindt zich links onder de vloer in het
interieur).
4
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Page 102 of 292
100
Jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2016
PARkee RHU l P ACHT e R M e T gel UI d SSI g NA le N
Dit systeem (volgens uitvoering) bestaat uit
vier parkeersensoren die zijn aangebracht in
de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp achter kan worden
gecombineerd met de achteruitrijcamera.Inschakelen
Schakel de achteruitversnelling in.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
Uitschakelen
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
in combinatie met een melding op
het display.
gebruiksvoorschrift
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven.
Let vooral goed op wanneer u achteruitrijdt
terwijl de achterdeuren zijn geopend.
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Parkeerhulp
Page 103 of 292
101
Parkeerhulp
Jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2016
ACHTeRUITRIJCAMeRA
De achteruitrijcamera (volgens uitvoering)
bevindt zich aan de achterzijde, ter hoogte
van het derde remlicht.
De camerabeelden worden weergegeven
op een scherm in de cabine. Deze
beelden zijn een visueel hulpmiddel bij het
achteruitrijden.
De achteruitrijcamera kan worden
gecombineerd met de parkeerhulp achter.Scherm
De camerabeelden worden weergegeven
op een 5 inch LCD-kleurenscherm. Dit
scherm wordt ook gebruikt door het audio-/
telematicasysteem met touchscreen.
De camera kan worden in- en uitgeschakeld
via het menu "Instellingen" van het audio-/
telematicasysteem met touchscreen.
Inschakelen
De camera wordt automatisch ingeschakeld
zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld en blijft actief tot een snelheid
van ongeveer 15
km/h. Bij een snelheid hoger
dan 18
km/h wordt de camera uitgeschakeld.
De camera wordt ook ingeschakeld als de auto
stilstaat en de achterdeuren worden geopend.
Uitschakelen
Als een vooruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt het laatste beeld nog
ongeveer 5
seconden weergegeven en gaat
het scherm vervolgens uit.
Het laatste beeld wordt op dezelfde wijze
weergegeven als de auto stilstaat en de
achterdeuren worden gesloten.
gebruiksvoorschrift
Onder optimale omstandigheden van de
auto (stand op het wegdek, belading) is het
bereik van de camera ongeveer 3
meter in
diepte en 5,5
meter in breedte.
Het beeldbereik is afhankelijk van de
(weers)omstandigheden buiten de auto
(lichtsterkte, regen, sneeuw, mist, ...), de
belading van de auto en de stand van de
auto ten opzichte van het wegdek.
Gebruik om de camera en het scherm te
reinigen geen schoonmaakmiddelen die
krassen op het glas kunnen veroorzaken.
Het is raadzaam hiervoor gebruik te maken
van een zachte doek of stoffer.
4
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Page 104 of 292
102
Jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2016
lUCHTVeRINg
Als uw auto is voorzien van luchtvering,
kunt u de hoogte van de wagenhoogte
achter wijzigen om het in- en uitladen te
vergemakkelijken.
De schakelaars bevinden zich naast het
stuurwiel.
Naast de standaard wagenhoogte beschikt u
over 6 standen, omhoog (van +1 tot +3) en
omlaag (van -1
tot -3). De ingestelde stand
wordt aangegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Handmatig wijzigen van de
wagenhoogte achter
Wagenhoogte achter omhoog Wagenhoogte achter omlaag
Druk snel op de schakelaar om
een hogere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verhoogd: +1
tot +3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de hoogste stand geselecteerd (+3).
Druk snel op de schakelaar om
een lagere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verlaagd: -1
tot -3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de laagste stand geselecteerd (-3).
Laadhulp
Page 105 of 292
103
laadhulp
Jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2016
Uitschakelen
Druk de twee schakelaars gelijktijdig lang in
om het systeem uit te schakelen. De lampjes
blijven branden. Terugkeren naar de nominale
wagenhoogte achter
Druk op de schakelaar "omhoog" (bij een
lage stand van de vering) of "omlaag" (bij een
hoge stand) tot de optimale stand is bereikt.
Opnieuw inschakelen
Door de twee schakelaars opnieuw gelijktijdig
lang in te drukken, wordt het systeem weer
ingeschakeld. De lampjes gaan uit.
Automatisch wijzigen van de
wagenhoogte achter
Bij een wagensnelheid hoger dan 20 km/h,
wordt de wagenhoogte achter automatisch
op de nominale stand teruggebracht.
Storing
In het geval van een storing in dit
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden.
gebruiksvoorschrift
Het rijden met een te lage of te hoge
wagenhoogte kan schade aan de onderzijde
van de auto veroorzaken.
De wagenhoogte kan automatisch worden
bijgesteld afhankelijk van eventuele
wijzigingen in temperatuur of lading.
Gebruik dit systeem niet onder de volgende
omstandigheden:
-
werkzaamheden onder de auto,
-
het verwisselen van een wiel,
-
vervoeren van de auto met een
vrachtauto, trein, ferryboat, veerpont, ...
Controleer alvorens de wagenhoogte
hoger of lager in te stellen of er zich geen
voorwerpen of personen dicht bij de auto
bevinden om beschadiging van de auto of
letsel aan personen te voorkomen.
Bij een wagensnelheid hoger dan
5
km/h, wordt het systeem weer
automatisch ingeschakeld. Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
4
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Page 106 of 292
104
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
HANdReMAlARM k NIPP e R l ICHT e N
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.Trek de handrem uitsluitend bij
stilstaande auto aan.
Vrijzetten
Trek licht aan de hendel van de handrem
en druk op de knop om de handrem vrij te
zetten.Trek, in het uitzonderlijke geval dat
de handrem wordt gebruikt als de
auto rijdt, deze voorzichtig aan om de
achterwielen niet te blokkeren (slipgevaar).
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling,
draai dan de wielen richting trottoir en trek de
handrem aan.
Het is dan niet voldoende om alleen een
versnelling in te schakelen bij het parkeren van
de auto, zeker niet bij een beladen auto. Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 107 of 292
105
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
ClAxON
Druk op het midden van het stuurwiel.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking.Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los.
Uitschakelen
De bestuurder kan deze systemen niet
uitschakelen.
HUlPSySTeMeN BIJ HeT ReMMeN
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
-
het antiblokkeersysteem (ABS),
-
de elektronische remdrukregelaar
(EBD),
-
Brake
Assist System (BAS).
5
VEILIGHEID
Page 108 of 292
106
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt
en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500
km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 109 of 292
107
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
STABIlITeITSCONTROleSySTeMeN
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
dynamische stabiliteitscontrole
(C d S)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in
via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-
systeem, stuur dan niet tegen om de auto in
de juiste koers te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
-
Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen
van de wielen door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wielen en op
het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd
zodra de wielen te weinig grip
hebben of de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
5
VEILIGHEID
Page 110 of 292
108
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet.
-
Druk nogmaals op deze knop om
het systeem handmatig weer in te
schakelen.
Storing Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op een storing
in het ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.g ebruiksvoorschrift
Het ASR- en het CDS-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's of
tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een
bedrijfsauto is sterk afhankelijk van de mate
van belading. De plaats van het zwaartepunt
kan dus veranderen in lengterichting, maar
ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het
remmen, de tractie, het bochtgedrag en de
neiging tot omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen
te analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.
Veiligheid tijdens het rijden