CITROEN JUMPER 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2017Pages: 292, PDF Size: 9.1 MB
Page 141 of 292

139
Motorruimte
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Binnenzijde
Deze handeling mag alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat en het
bestuurdersportier geopend is.
Trek aan de hendel aan de zijkant van het
dashboard.
Buitenzijde
Duw de veiligheidshaak aan de bovenzijde
van de grille omhoog en til de motorkap op.Plaats de motorkapsteun in de houder
alvorens de motorkap te sluiten.
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
MOTORkAP
OP e N e N
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Zet het contact altijd met de sleutel af
als u handelingen onder de motorkap
wilt uitvoeren om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand van het
Stop & Start-systeem te voorkomen.
MOTORkAP S l UIT e N
Motorkapsteun
Maak de motorkapsteun los en steek deze
in de eerste en vervolgens de tweede
uitsparing van de motorkap.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische uitrustingen in
de motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
7
ONDERHOUD
Page 142 of 292

140
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
1. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiervloeistof.
2.
Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof.
3.
Reservoir koelvloeistof.
4.
Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
5.
Brandstoffilter.
6.
Zekeringkast.
7.
Luchtfilter.
8.
Motoroliepeilstok.
9.
Motorolie (bij)vullen.
ONdeR de MOTORkAP
(d I e S el MOTOR e N )
Accu-aansluitingen:
+
Metalen positieve aansluiting.
-
Metalen negatieve aansluiting (massa).
Raadpleeg voor de betekenis van de
waarschuwingen op de stickers de
rubriek "Snel weer op weg - Verklaring
van de stickers".
Motorruimte
Page 143 of 292

141
Niveaus en controles
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend
en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen
niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
NIVeAUS
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid
van de motoren en de emissieregelsystemen
mogen in geen geval additieven aan de
motorolie worden toegevoegd.
Let erop dat u bij het eventueel
verwijderen en monteren van de
afdekkap van de motor, de bevestigingsclips
niet beschadigt. Oliepeilstok
2 merktekens op de
peilstok:
Bijvullen
Neem voordat u olie bijvult de peilstok uit de
houder.
Haal de vulpijp voor het (bij)vullen van
motorolie uit de gereedschapskist.
Draai de olievuldop open.
Steek de vulpijp in de vulopening.
Vul motorolie bij.
Verwijder de vulpijp uit de vulopening.
Draai de olievuldop dicht.
Steek de oliepeilstok weer in de
peilstokhouder.
A
= maxi.
Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als het oliepeil
boven dit merkteken uitkomt.
B = mini.
Laat het oliepeil nooit onder
dit merkteken uitkomen.
Verklikkerlampjes
Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto in goede
staat te houden. Raadpleeg de voorschriften
in het CITROËN-netwerk of in het
onderhoudsschema van de fabrikant dat bij
dit instructieboekje zit.
Zie de rubriek "Voordat u gaat rijden -
Cockpit" voor meer informatie over de
verklikkerlampjes.
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen twee
verversingen eventueel olie bijvullen
(maximum olieverbruik: 0,5 liter per
1.000
km). De controle dient bij koude
motor en horizontaal geplaatste auto te
geschieden, met behulp van de oliepeilstok.
7
ONDERHOUD
Page 144 of 292

142
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
koelvloeistofniveau
Controleer het koelvloeistofniveau
van uw auto regelmatig, afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden (elke
5000
km/3 maanden); vul indien nodig bij
met de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Het is normaal om tussen twee
onderhoudsbeurten koelvloeistof te moeten
bijvullen.
Het controleren en bijvullen moet altijd
worden uitgevoerd bij koude motor.
Een te laag koelvloeistofniveau kan leiden
tot ernstige motorschade. Om bij de vuldop te kunnen komen moet
de beschermkap worden verwijderd. Doe
dit door de drie bevestigingsschroeven een
kwart omwenteling te draaien.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator. Wacht voor werkzaamheden
aan het koelsysteem ten minste 1
uur
nadat de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken als de
sleutel uit het contactslot is verwijderd en
het koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen met
behulp van een doek de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten dalen.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop los en vul koelvloeistof bij.Remvloeistof verversen
De remvloeistof dient volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant te
worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de fabrikant
wordt aanbevolen en aan de DOT4-normen
voldoet.
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MA
x I van het reservoir
te staan.
Raadpleeg als het reservoir vaak bijgevuld
moet worden zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
k
euze van de viscositeitsgraad
De olie die wordt gebruikt voor het bijvullen
of het verversen dient aan de door de
fabrikant voorgeschreven normen te
voldoen. Olie verversen
Dit dient volgens het onderhoudsschema van
de fabrikant te worden uitgevoerd. Raadpleeg
de voorschriften in het CITROËN-netwerk.
Vul het carter met motorolie volgens de
procedure die is beschreven voor het
bijvullen.
Controleer na het bijvullen het
motorolieniveau (het niveau mag niet boven
het bovenste merkteken uitkomen).
Niveaus en controles
Page 145 of 292

143
Niveaus en controles
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MA
x I van het
expansievat te staan.
Het is raadzaam om het niveau zo dicht
mogelijk bij het merkteken MA
x I te houden.
Laat het koelsysteem, als meer dan
1
liter moet worden bijgevuld, controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MA
x I staat.
Om bij de dop van het reservoir te
kunnen komen moet de beschermkap
worden verwijderd door de drie
bevestigingsschroeven een kwart
omwenteling te draaien. Vervolgens
moet een tweede kap op de dop worden
verwijderd.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter.
T rek om bij de dop van het reservoir te
kunnen komen aan de telescoopbuis en
maak de dop los.
Om een optimale reiniging te garanderen en
bevriezing te voorkomen, dient het bijvullen
of vervangen van deze vloeistof niet met
water te worden uitgevoerd.
Gebruik in de winter bij voorkeur vloeistof op
basis van ethanol of methanol.
7
ONDERHOUD
Page 146 of 292

144
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Slijtage remschijven
Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat als dit verklikkerlampje
gaat branden de staat van de
remblokken controleren door het
CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats. Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto in goede
staat te houden. Raadpleeg de voorschriften
in het CITROËN-netwerk of in het
onderhoudsschema van de fabrikant dat bij
dit instructieboekje zit.
CONTROleS
Accu
Laat uw accu voor de winter controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan stankoverlast in het interieur
veroorzaken. Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor informatie over het
vervangingsinterval van de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto (veel
stadsverkeer) daartoe aanleiding geven,
moeten de filters twee keer zo vaak worden
vervangen.
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud -
Motorruimte"
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema van de
fabrikant.
Niveaus en controles
Page 147 of 292

145
Niveaus en controles
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
gebruiksvoorschrift
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
raadzaam geen gebruik te maken van een
hogedrukreiniger voor het reinigen van de
motorruimte.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht,
of in de winter ijs, vormen op de remschijven
en remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om de
remmen vocht- en ijsvrij te maken. Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door CITROËN specifieke producten
geselecteerd en aangeboden.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich
in de motorruimte, vlak bij het
remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt,
moet het filter worden afgetapt.
Dit kunt u ook (laten) doen bij
elke periodieke onderhoudsbeurt.
Aftappen van water in het filter
-
Sluit een transparante slang aan op de
kop van de aftapschroef 1 .
-
Laat het andere uiteinde van de
transparante slang uitkomen in een
opvangbak.
-
Draai de aftapschroef
2
open.De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren altijd
uitvoeren door gekwalificeerde technici
van het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. -
Zet het contact aan.
-
W acht tot de opvoerpomp stopt.
- Zet het contact af.
-
Draai de aftapschroef
2
vast.
-
V
erwijder de transparante slang en de
opvangbak en maak ze leeg.
-
Start de motor
.
-
Controleer op lekkage.
7
ONDERHOUD
Page 148 of 292

146
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft,
negeer deze dan niet. De waarschuwing
duidt op een storing in het uitlaatsysteem/
roetfilter.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij het gevaar van verstopping
van het roetfilter gaat dit lampje
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Verzadiging/regeneratie Vanwege de hoge uitlaattemperatuur
als gevolg van de normale werking van
het roetfilter is het raadzaam de auto uit de
buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, ...) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Roetfilter (dieselmotor)
Als aanvulling op de katalysator levert dit
filter een actieve bijdrage aan het verbeteren
van de luchtkwaliteit door het tegenhouden
van onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt
zwarte uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op.
De motormanagementcomputer regelt
automatisch en periodiek de verbranding
van de opgeslagen roetdeeltjes
(regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt,
kunt u dit merken aan enkele verschijnselen
(een hoger stationair toerental, inschakelen
van de koelventilator, meer rook uit de
uitlaat en hogere temperatuur van de uitlaat)
die geen gevolgen hebben voor de werking
van de auto en het milieu. Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het
in uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu. Om het filter te regenereren wordt
aangeraden zo spoedig mogelijk, als de
verkeerssituatie en -regels dit toelaten,
gedurende ongeveer 15
minuten met
een snelheid van meer dan 60
km/h en
een toerental hoger dan 2000
t/min te
gaan rijden (tot het lampje uitgaat en de
waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de
auto stilstaat.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen…).
Niveaus en controles
Page 149 of 292

147
Brandstof
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Te laag brandstofniveau
B
RAN
d
STOF
TAN
ke
N
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde "winter" brandstof
te tanken die speciaal geschikt is voor (zeer)
lage temperaturen.
T
ank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel. Als het brandstofniveau e
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van
de brandstoftank en de motoruitvoering
bevat de tank nog ongeveer 10 of 12 liter
brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om
een lege brandstoftank te voorkomen.
Het tanken dient met afgezette motor te
geschieden.
-
Open de brandstofvulklep.
-
Houd de zwarte dop met één hand vast.
-
Steek met de andere hand de sleutel in
het slot en draai deze linksom.
-
V
erwijder de zwarte dop uit de
vulopening en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van de vulklep. Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
-
V
ergrendel na het tanken de zwarte dop
en sluit de vulklep.
BlueH d i en AdBlue
De blauwe dop is uitsluitend aanwezig bij de
BlueHDi-dieseluitvoeringen.
Raadpleeg voor meer informatie de rubriek
"AdBlue".
Raadpleeg voor de betekenis van de
waarschuwingen op de stickers de
rubriek "Snel weer op weg - Verklaring van
de stickers".
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer
90
liter
.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 120 liter, afhankelijk van
de motoruitvoering.
7
ONDERHOUD
Page 150 of 292

148
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Brandstof voor dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:De brandstof B20
of B30 die
voldoet aan de richtlijn
EN16709 is ook geschikt voor
de dieselmotor van uw auto.
Maar als deze brandstof, ook al
is het slechts incidenteel, wordt
gebruikt, moeten de bijzondere
onderhoudsvoorschriften (voor
"Zware rijomstandigheden")
strikt worden nageleefd.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000
is
toegestaan.
-
Diesel die voldoet aan de
richtlijn EN590
gemengd
met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn
EN14214
(met een gehalte
aan methyl-estervetzuren
van 0
tot 7%),
-
Diesel die voldoet aan de
richtlijn EN16734
gemengd
met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn
EN14214
(met een gehalte
aan methyl-estervetzuren
van 0
tot 10%),
-
Paraf
finehoudende diesel
die voldoet aan de richtlijn
EN15940
gemengd met
biobrandstof die voldoet aan
de richtlijn EN14214
(met
een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0
tot 7%).Neem voor meer informatie contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de
motor beschadigen. In bepaalde
landen kan het nodig zijn een specifieke
brandstofsoort te gebruiken (specifiek
octaangetal, specifieke commerciële
benaming enz.) om de goede werking van
de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met
uw dealer.
Brandstof