Hyundai Azera 2011 Handleiding (in Dutch)
Page 211 of 304
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
26
OTG070111
5. Maximum toelaatbare overbouw van trekhaak : 1255 mm. Bevestigingspunt
LET OP:
De volgende specificaties worden aanbevolen bij het rijden met aanhanger. Het gewicht van de beladen aanhanger mag deonderstaande waarde om veiligheidsredenen niet overschrijden.
! Max. aanhangergewicht
kg
!WAARSCHUWING:
Het onjuist beladen van de aanhanger en de wagen kan het rijgedrag en het remvermogennadelig beïnvloeden. Hierdoor kunnen ongevallen ontstaan die tot ernstige verwondingen kunnenleiden.Kogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1800750
Benzinemotor
Max. aanhangergewicht kgKogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1800750
Max. aanhangergewicht kg
Kogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1100550
Dieselmotor
Page 212 of 304
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
27
9. Als de aanhanger is voorzien van een elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng de wagen/aanhanger-combinatie inbeweging en bedien de aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op dezemanier kunnen tegelijkertijd de elektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, dewerking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel
accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak afremmen. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken waardoor de remwerking afneemt.
C190F01A-GAT Tips voor het rijden met aanhanger of het slepen van eenauto
1. Controleer vóór het wegrijden de
trekhaak, de veiligheidskabel en de werking van de normale verlichting,de remlichten en de richtingaanwijzers van de aanhanger.
2. Rijd met aangepaste snelheid (maximaal 80 km/h).
3. Rijden met een aanhanger kost meer brandstof dan rijden zonder aanhanger.
4. Om gebruik te kunnen maken van het remmend vermogen van demotor en om te zorgen dat de accu goed geladen blijft, mag er nietgereden worden in de vijfde versnelling (handgeschakelde versnellingsbak) of in overdrive(automatische transmissie).
5. Zorg ervoor dat de belading van de
aanhanger goed vast zit omschuiven van de belading tijdens het rijden te voorkomen. 6. Controleer de bandenspanning van
de wagen en de aanhanger. Te lage bandenspanning kan het rijgedrag nadelig beïnvloeden. Controleer ook de bandenspanningvan het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie
heeft meer last van zijwind enturbulentie. Als u gepasseerd wordt door een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuurrechtuit. Verminder snelheid als de wervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het anderevoertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de
wagen/aanhanger-combinatie,vooral op een helling, alle normale voorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richtingstoeprand, trek de parkeerrem stevig aan en schakel de eerste- of achteruitversnelling in(handgeschakelde versnellingsbak) of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendienwielblokken aan voor de wielen van de aanhanger.
Page 213 of 304
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
28
14. Schakel bij het afdalen van eenhelling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijdenmoet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en met gematigde snelheid wordengereden om de kans op overbelasting en oververhitting van de motor te verkleinen.
15.Houd de wagen tijdens een stop bij heuvelopwaarts rijden niet op zijnplaats door gas te geven. Hierdoorkan de automatische transmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met aanhanger de olie in de transmissie vaker.
! LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger oververhitting plaatsvindt (tempera- tuurmeter gaat naar het rodegebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaartsrijden een lagereversnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneldstationair draaien met detransmissie in neutraal of de parkeerstand.
Page 214 of 304
3
Als de motor niet aanslaat ........................................... 3-2
Starten met hulpstartkabels ......................................... 3-3
Als de motor te heet wordt ........................................... 3-4Reservewiel................................................................. 3-5
Handelingen bij een lekke band ................................... 3-5
Lekke band verwisselen .............................................. 3-6
Als uw auto moet worden gesl eept............................. 3-10
Slepen in noodgevallen ............................................... 3-12
Bij verlies van sleutels ................................................ 3-13
IN GEVAL VAN PECH
3
Page 215 of 304
3IN GEVAL VAN PECH
2
!
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT
D010A01A-AXT D010B01TG-AXT Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Controleer of de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat en dat de handrem is aangetrokken. WAARSCHUWING:
De motor mag niet worden gestart door de wagen te duwen of te slepen. Dit kan schade veroorzaken. Bovendien kan door het aanduwen of-slepen de katalysator te heet worden waardoor brandgevaar ontstaat. D010D01A-AXT Wat te doen als de motor tijdens het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen,
blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant van de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwings-
knipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de
motor niet aanslaat, raadpleeg dan "ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT".
D010C02A-GXT Als de startmotor werkt, maar de motor niet aanslaat
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer de stekkeraansluitingen op de bobine en de bougies (benzinemotor) of de aansluitingen op de gloeibougies en het relais vande gloeibougies (dieselmotor). Zet loszittende aansluitingen weer vast.
3. Controleer de brandstofleidingen in de motorruimte
4. Als de motor niet aanslaat, raadpleeg
dan uw Hyundai dealer of schakel professionele hulp in.
2. Controleer of de accupolen schoon
zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt ofuitgaat bij het starten van de motor,is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten
door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor "Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's.
F020100AUN-EU Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt Zet de selectiehendel in stand N als de motor afslaat op een kruising ofkruispunt en duw de auto naar een veilige plek.
OTG070011
Page 216 of 304
3
IN GEVAL VAN PECH
3
HTG4001Hulpaccu
!
STARTEN MET HULPSTARTKABELS
D020A02A-AXT
WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan gevaarlijk zijn. Het niet exact opvolgen van de richtlijnen kanernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben! Roep in geval van twijfel deskundigehulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Draag bij het starten methulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanraking komt met de huid, uw kleding of dewagen. o Als accuzuur op de huid of in de
ogen komt, spoel dan dedesbetreffende plaats gedurende tenminste 15 minuten met water af. Raadpleeg direct een arts. Moet unaar een eerste hulppost worden vervoerd, houd de desbetreffende plaats dan m.b.v. een spons of doekmet water nat.
o Bij het starten met hulpstartkabels
produceert een accu een explosiefgas. Rook niet en voorkom open vuur of vonken.
o Als hulpaccu moet een 12-volt accu
worden gebruikt. Probeer in gevalvan twijfel de wagen niet te starten m.b.v. hulpstartkabels.
o Volg bij het starten m.b.v. hulp- startkabels en een ontladen accude volgende richtlijnen exact op:
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagensniet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en
accessoires in beide wagens uit.
3. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkeleminuten draaien. Laat de motor indeze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met 2000t/min.
4. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan in de volgordezoals in de afbeelding wordtweergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op de pluspool van de ontladen accu. Sluitvervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op de pluspool van de hulpaccu. Sluit vervolgenséén klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool van de hulpaccu. Sluit vervolgens hetandere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor. Sluit de kabel niet aan opeen bewegend gedeelte.
5. Start de motor. Laat nadat de motor
is aangeslagen de hulpstartkabelsaangesloten en laat de motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de overbruggingskabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u het laadsysteem laten controleren dooruw Hyundai dealer.
Ontladen accu
Page 217 of 304
3IN GEVAL VAN PECH
4
!
!
ALS DE MOTOR TE HEET WORDT
D030A02TG-GXT Staat de koelvloeistof- temperatuurmeter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, dan is de motor waarschijnlijkte heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op
een veilige plaats tot stilstand.
2. Zet de keuzehandel in stand "P" en
trek de handrem aan. Schakel, eventueel, de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of
stoomvorming onder de motorkap;zet de motor dan af. Wacht met het openen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekt en geenstoom zichtbaar is. Is er geen merkbaar verlies van koelvloeistof en geen stoom, laat demotor dan draaien en controleer of de ventilator werkt. Is dit niet het geval zet dan de motor af. 4. Controleer of de V-riem van de
waterpomp ontbreekt. Is dit niet hetgeval controleer dan of deze strak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen en onderde wagen op koelvloeistoflekkage. (Is de airconditioning ingeschakeld geweest, dan is het gebruikelijk dater koud water uitstroomt).
WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt vanbewegende delen zoals de ventila-tor en V-riemen terwijl de motor draait. WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten aan het injectiesysteem wanneer de mo- tor draait of binnen 30 seconden nadat deze is afgezet.Hogedrukpomp, rail, verstuivers en verstuiverleidingen staan onder hoge druk, zelfs nadat de motor is afgezet.De brandstofstraal die ontstaat door brandstoflekkage kan ernstige verwondingen veroorzaken wanneerdeze met het lichaam in aanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30 cm van deECU of de bedrading in de motorruimte komen als de motor draait, aangezien de hoge stroomwaarmee het common-rail-systeem werkt een groot magnetisch veld veroorzaakt.
5. Is de V-riem van de waterpomp gebroken of is er sprake van koelvloeistoflekkage, zet de motor dan direct af en neem contact op metde dichtstbijzijnde Hyundai dealer.
Page 218 of 304
3
IN GEVAL VAN PECH
5
!
RESERVEWIEL
D040A01TG-GXT Onderstaande instructies voor het volwaardige reservewiel moeten worden opgevolgd: Na het aanbrengen van het reservewielmoet de bandenspanning zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd. De bandenspanning moet regelmatigworden gecontroleerd en op de voorgeschreven waarden worden gehouden. Voorgeschreven bandenspanning voor het reservewiel.
!WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop niet wanneer de motor warm is. Hierdoorkan koelvloeistof uit de radiateur spuiten hetgeen ernstige brand- wonden tot gevolg kan hebben.
6. Als de oorzaak van de oververhitting niet duidelijk is, wachten tot de temperatuur tot normaal is gedaald. Wanneer koelvloeistof verloren is gegaan, voorzichtig koelvloeistof inhet expansiereservoir bijvullen tot het peil de middelste markering bereikt.
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen van oververhitting.Raakt de motor opnieuw oververhit,neem dan contact op met uw Hyundai dealer. Bandenmaat
Bandenspanning Eenheid
210 kPa (30 psi)
D040B01TG-GXT Reservewiel verwijderen/ plaatsen
1. Open het kofferdeksel.
2. Verwijder de mat in de bagageruimte.
3. Verwijder het gereedschapvak.
4. Draai de bout linksom en verwijder het reservewiel.
5. Plaats het reservewiel, plaats de bout en draai de bout met de hand stevig vast, totdat het reservewielniet meer kan worden bewogen. HNF4008
LET OP:
Ernstig verlies van koelvloeistofwijst op een lek in het koelsysteemhetgeen zo snel mogelijk door uw Hyundai dealer moet worden gerepareerd.
Page 219 of 304
3IN GEVAL VAN PECH
6LEKKE BAND
VERWISSELEN
D060A01TG-AXT
De op de volgende pagina’s beschreven procedure kan worden gebruikt om wielen te verwisselen of om een lekke band te vervangen. Als een lekke bandmoet worden vervangen, controleer dan of de keuzehandel in "P" staat en dat de handrem is aangetrokken. Ga daarnaals volgt verder: N.B.: Schakel de alarmknipperlichten in. D060B01NF-AXT
1. Reservewiel en gereedschap
verwijderen
7D060B01NF-1
Verwijder het gereedschapvak en draai de bevestigingsbout linksom, zodat het reservewiel uit de bagageruimte kan worden verwijderd.HANDELINGEN BIJ EEN LEKKE BAND
D050A01TG-AXT Wanneer u onder het rijden een lekke band krijgt, ga dan als volgt te werk:
1. Neem uw voet van het gaspedaal
en minder snelheid. Probeer niet direct te remmen of de wagen van de weg af te rijden aangezien uhierbij de controle over de wagen kunt verliezen. Wanneer de wagen tot een veilige snelheid vaart heeftverminderd, druk dan licht op het rempedaal en rijd de wagen van de weg af. Breng de wagen zo vermogelijk van de weg op een stevige ondergrond tot stilstand.
2. Als de auto tot stilstand is gebracht, schakel dan dewaarschuwingsknipperlichten in, trek de handrem aan en zet dekeuzehandel in stand "P".
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Let
erop dat zij zich niet aan deverkeerszijde van de wagen bevinden.
4. Verwissel het wiel volgens de hierna beschreven richtlijnen.
Page 220 of 304
3
IN GEVAL VAN PECH
7
D060C01A-AXT
2. Wiel blokkeren Blokkeer het wiel diagonaal tegenover het wiel met de lekke band teneinde tevoorkomen dat de wagen wegrolt als deze wordt opgekrikt.
HTG4009
Lekke band
D060E01A-AXT
4. Krik aanbrengen De voet van de krik moet op een stevige vlakke ondergrond staan. Breng de krikzoals in de afbeelding is weergegeven aan.
D060D01A-AXT
3. Wielmoeren losdraaien
Draai de wielmoeren iets los voordat de wagen wordt opgekrikt. Draai hiertoede wielmoersleutel linksom. Let erop dat de dop goed op de bout zit zodat hij er niet af kan glijden. Plaats dewielmoersleutel voor een maximaal hefvermogen met de hefboom naar rechts, zie afbeelding. Pak het uiteindevan de hefboom vast en trek hem gelijkmatig omhoog. Verwijder de moeren niet. Draai ze ongeveer eenhalve slag los.OTG060100 1JBA6025