Hyundai Terracan 2005 Handleiding (in Dutch)
Page 141 of 245
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
14
o Als de auto naast de weg raakt,
moet niet scherp worden teruggestuurd, maar moet de snelheid worden verminderd voordat wordt geprobeerd om deauto weer op de weg terug te krijgen.
o Nooit de geldende
snelheidslimiet overschrijden.
o Veel gas geven als de auto is
vastgereden, bijv. in modder of sneeuw, etc, kan ernstige schade aan de eindaandrijving veroorzaken. Laat de auto zo nodig vrij trekken.!
o Plaats de keuzehandel niet alleen instand "P" om de auto in stilstand te houden, maar trek altijd de handrem aan.
o Wees uiterst voorzichtig bij het rijden
op een glad wegdek. Wees vooralvoorzichtig bij het remmen, het gas geven en het schakelen. Op eenglad wegdek en bij een abrupte wijziging van het motortoerental kunnen de aangedreven wielen hungrip verliezen waardoor de wagen in een slip raakt.
o Maak gebruik van de overdrive voor een gunstig brandstofverbruik encomfortabel rijden. Als op de motor moet worden afgeremd moet stand"D" worden gekozen; dit geldt ook als herhaaldelijk tussen de derde en de vierde versnelling wordtgeschakeld; bij voorbeeld bij het oprijden van hellingen. Schakel de overdrive zo snel mogelijk weer in. WAARSCHUWING:
o Voorkom hoge bochtsnelheden.
o Maak geen snelle stuurwielbewegingen, zoalsplotseling van rijbaan veranderenof snelle scherpe bochten.
o Draag altijd veiligheidsgordels.
Bij een ongeval heeft eeninzittende die geen veiligheidsgordel gebruikt duidelijk meer kans op ernstigletsel dan iemand die wel een veiligheidsgordel gebruikt.
o Als bij hogere snelheden de macht over het stuur verloren gaat, neemt de kans opomkantelen sterk toe.
o De macht over het stuur gaat
vaak verloren als twee of meerwielen naast de weg komen en de bestuurder het stuur te ver verdraait om weer op de wegterug te komen.
Page 142 of 245
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
15
C350A01HP-GXT Part-time 4WD (bij in-/uitschakelbarevierwielaandrijving) 1. Keuzeschakelaarstand Deze wordt gebruikt om de verschillende standen te kiezen. 2H (Achterwielaandrijving) Als wordt gereden op verharde wegen. 4H (Vierwielaandrijving, hoge overbrenging) Als in het terrein of op natte of met sneeuw bedekte wegen wordt geredenVIERWIELAANDRIJVING (4WD)
D090A01P-GXT Het volledig motorvermogen kan zowel over de voor- als de achterwielen worden verdeeld. 4WD is nuttig als wordt gereden op sneeuw, modder,ijs, in bergachtig of zanderig terrein waar een goede tractie vereist is, of als de wielen grip verliezen bij het rijdenmet tweewielaandrijving.
HHP2113 met normale snelheid. De 4WD controlelamp ( ) wordtingeschakeld, om u eraan te herinneren dat de vierwielaandrijving met hoge overbrenging is ingeschakeld. 4L (Vierwielaandrijving, lage overbrenging) Gebruik "4L" voor het oprijden en afdalen van steile heuvels, het rijden inhet terrein en als de auto wordt gebruikt om te slepen. Vooral handig als extra aandrijfkrachtwordt gevraagd. De controlelamp ( ) wordt ingeschakeld, om u eraan te herinnerendat de vierwielaandrijving met lage overbrenging is ingeschakeld.
Page 143 of 245
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
16
D090E01HP-GXT Veilig rijden met 4-wielaandrijving
o Ga bij het rijden meer rechtop endichter bij het stuur zitten dan normaal. Stel de stoel zodanig af dat het stuurwiel en de pedalen gemakkelijk kunnen wordenbediend.
o Draag de veiligheidsgordel.
o Rijd voorzichtig in het terrein en
vermijd gevaarlijke plaatsen.
o De 4WD-uitvoering heeft een
grotere bodemvrijheid en eensmallere spoorbreedte, zodat hij geschikt is voor een grote verscheidenheid aanterreinomstandigheden. Door de 4L
4H
1. Stop de auto.
2. Druk het koppelingspedaal (handbediende versnellingsbak) in of zet het keuzehandel (automatische transmissie) in de neutraalstand.
3. Kies de 4H stand.
versnellingsbak) in te drukken of het keuzehandel (automatischetransmissie) in de neutraalstand te zetten. Doe dit alleen als rechtuit wordt gereden.
4H
2H
Draai de keuzeschakelaar van de stand 4H naar de stand 2H bij snelheden lager dan 80 km/h. Het is niet nodig hetkoppelingspedaal (handbediende versnellingsbak) in te drukken of het keuzehandel (automatischetransmissie) in de neutraalstand te zetten. Doe dit alleen als rechtuit wordt gereden. 4H
4L
1. Stop de auto.
2. Druk het koppelingspedaal (handbediende versnellingsbak) in of zet het keuzehandel (automatische transmissie) in de neutraalstand.
3. Kies de 4L stand.
! LET OP:
Selecteer 4WD (4H of 4L) niet op een droog wegdek, vooral niet op droge snelwegen.Rijden met vierwielaandrijving op droge wegen gedurende langere tijd verhoogt het brandstofverbruik, degeluidsproductie en de bandenslijtage. Daarnaast wordt door de verhoogdevloeistoftemperatuur in het differentieel de slijtage in de aandrijflijn verhoogd. 2. Bediening keuzeschakelaar Door de keuzeschakelaar (4H, 4L) te bedienen worden beide assen van de auto star met elkaar verbonden. Ditverbetert de tractie-eigenschappen.
2H
4H
Draai de keuzeschakelaar van de stand2H naar de stand 4H bij snelhedenlager dan 80 km/h. Het is niet nodig het koppelingspedaal (handbediende
Page 144 of 245
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
specifieke constructiekenmerken ligt het zwaartepunt hoger dan bijgewone auto's. Een voordeel van de grotere bodemvrijheid is het betere zicht op de weg, zodatproblemen eerder worden voorzien. Een dergelijke auto is niet bestemd om met dezelfde snelheid als meteen conventionele 2-wiel aangedreven auto door een bocht te rijden, net zo min als een laaggebouwde sportauto geschikt is voor terreinrijden. Voorkom, indien mogelijk, scherpe bochten of abruptemanoeuvres. Evenals bij andere auto's van dit type, kan bij een onjuist gebruik de controle over de autoverloren gaan of kan de auto kantelen.
o Houd het stuurwiel bij het rijden in terrein niet aan de binnenzijde aande stuurwielspaken vast. Het stuurwiel kan plotseling verdraaienen de handen verwonden. Houd het stuurwiel bij het rijden in het terrein altijd stevig aan de buitenrand vast.
o Rijd bij sterke zijwind met lagere snelheid. Door het hoge zwaartepuntvan de auto wordt de stabiliteit door zijwind nadelig beïnvloed. Door eenlagere snelheid kan de auto beteronder controle worden gehouden.
o Controleer de werking van de
remmen nadat door modder of wa-ter is gereden. Druk het rempedaal bij langzaam rijden meerdere keren in, totdat de normale remwerking isteruggekeerd.
o Bij het rijden met vierwielaandrijving
op vlakke en normale wegen kunnenbij het verdraaien van het stuurwiel grote krachten optreden en kan schade ontstaan.
Rijden op droge verharde wegen en snelwegen Kies 2H (2WD) voor rijden op droge verharde wegen. Vooral op drogesnelwegen moet nooit 4H of 4L (4WD) worden gekozen. Rijden op besneeuwde of gladde wegen Kies 4H of 4L in overeenstemming met de wegomstandigheden en druk het gaspedaal gelijkmatig in zodat soepelwordt weggereden. Rijden op zandige of modderige wegen Kies 4H of 4L en druk vervolgens het gaspedaal gelijkmatig in zodat soepelwordt weggereden. Houd het gaspedaal iets ingedrukt en wijzig de stand zo weinig mogelijk. Rijd met eenlage snelheid. Een steile helling oprijden Kies 4L zodat het motorkoppel maximaal kan worden benut. Een steile helling afrijden Kies 4L zodat het remvermogen van de motor maximaal kan worden benut en rijd langzaam naar beneden.(bij permanente vierwielaandrijving)
Page 145 of 245
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
18
Neem alle nodige veiligheidsmaatregelen om te zorgendat er geen waterschade aan de motor of andere componenten van de auto kan ontstaan.Water dat de luchtinlaat van de motor binnendringt kan ernstige schade veroorzaken.Water kan het vet van wiellagers afspoelen, hetgeen roest en voortijdige slijtage veroorzaakt, en kan ook deassen, transmissie en verdeelbak binnendringen, waarbij het de
smeerkwaliteit van detransmissievloeistof nadelig beïnvloedt.C355A04HP-GXT Full-time 4WD (bij permanente vierwielaandrijving)(Indien gemonteerd) 1. Keuzeschakelaarstand Deze wordt gebruikt om de verschillende standen te kiezen. AUTO Stand Het volledige motorvermogen wordt naar alle wielen overgebracht, vooreen optimale tractie. Gebruik deze stand bij normaal gebruik op een droog, nat of met sneeuw bedekt wegdek en/of bij het rijden in het terrein.
HHP2114
D090E01HP
Door water rijden Schakel de 4L modus in en rij langzaam door het water. De geadviseerde maximum diepte isongeveer 40 cm. Voordat u door water rijdt, zoals het oversteken van een ondiepe beek,eerst de diepte van het water en de stevigheid van de bodem controleren. Rijd langzaam (5 km/h) en vermijddiep water. 40 cm
Page 146 of 245
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
19
LOW
AUTO
1. Stop de auto.
2. Druk het koppelingspedaal (handbediende versnellingsbak) in of zet het keuzehandel (automatische transmissie) in deneutraalstand.
3. Draai de keuzeschakelaar in de
stand "AUTO".
Veilig met 4-wielaandrijving rijden
(1) Draag altijd de veiligheidsgordel.
(2) Rijd bij sterke zijwind met een lagere snelheid. Vanwege het hogere zwaartepunt wordt de stabiliteit door zijwind negatief beïnvloed. Door eenlagere snelheid wordt een betere beheersing van de auto gewaarborgd.
(3) Controleer de remwerking nadat in natte of modderigeomstandigheden is gereden. Druktijdens langzaam rijden het rempedaal enkele malen in totdat de normale remwerking isteruggekeerd. (4) Rijd met de auto niet door water
(zoals beekjes, rivieren, merenenz.).
(5) De remafstand van een auto met
constante 4-wielaandrijving isvrijwel gelijk aan die van een auto met 2-wielaandrijving. Bij rijden over een besneeuwdwegdek of een gladde en modderige weg moet voldoende afstand tot de voorganger worden gehouden.
(6) Omdat de aandrijfkrachten altijd op de 4 wielen wordt overgebracht,worden de prestaties van een automet constante 4-wielaandrijving sterk door de toestand van de banden beïnvloed. Zorg ervoor datalle vier banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde type zijn.
o Wanneer één van de banden of wielen moet worden vervangen, moeten ze alle vier wordenvervangen.
o Met regelmatige intervallen
moeten de wielen wordengewisseld en de bandenspanning worden gecontroleerd.
LOW Stand Het volledige motorvermogen wordt naar alle wielen gestuurd, inclusief eenextra lage overbrenging voor situaties die om extra tractie vragen, zoals een nat of een met sneeuw bedekt wegdeken/of bij het rijden in het terrein. Vooral handig als extra aandrijfkracht wordt gevraagd.Gebruik de "LOW" stand niet op een droog wegdek. De controlelamp ( ) wordtingeschakeld, om u eraan te herinneren dat de vierwielaandrijving in de stand LOW is geschakeld. 2. Bediening keuzeschakelaar
AUTO
LOW
1. Stop de auto.
2. Druk het koppelingspedaal (handbediende versnellingsbak) in of zet het keuzehandel (automatische transmissie) in deneutraalstand.
3. Draai de keuzeschakelaar in de
stand "LOW".
Page 147 of 245
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
(7) Een auto met permanente 4-wielaandrijving kan niet met een normaal sleepvoertuig worden gesleept. Alle vier de wielen moeten vrij van de grond zijn alsde auto moet worden weggesleept.
o Als de auto wordt gesleept met slechts twee wielen vrij van de grond, kan de 4-wielaandrijving beschadigdraken.
o In noodgevallen, als de auto met
alle vier de wielen op de grond moetworden gesleept, mag hij alleen vooruit worden gesleept m.b.v. een sleepkabel.
o Tijdens het slepen op de volgende punten letten:
1. Zet het contactslot in de "ACC"of "ON" stand.
2. Plaats de versnellingshendel in de neutraalstand (bij automatische transmissie, stand "N")
3. Zet de handrem vrij. N.B.: Om ernstige schade aan uw auto met 4-wielaandrijving te voorkomen NIET sneller dan 15 km/h en NIETverder dan 1,5 km slepen.
(8) Als de auto met 4-wielaandrijving
op een rollentestbank wordt getest, moet dit een vierwielentestbank zijn.
LET OP:
Tijdens deze tests nooit de handrem inschakelen.
Vrijlooprollen
HHP1034
Rollentestbank
!
!WAARSCHUWING:
Uw auto is uitgerust met banden die zijn ontworpen voor een veilig weggedrag en goedebestuurbaarheid. Geen velgen en banden gebruiken die anders zijn dan de velgen enbanden die origineel op uw auto zijn gemonteerd. Montage van onjuiste banden op uw auto kan hetweggedrag nadelig beïnvloeden, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen en zelfs over de kop kunt slaan, met ernstig letsel tot gevolg.Let er bij het vervangen van banden op, dat alle vier de wielen het zelfde formaat, type, profiel, merk endraagvermogen hebben. Als u toch banden en/of velgen op uw auto monteert die niet door Hyundai zijnaanbevolen, ga dan hiermee niet de openbare weg op.
Page 148 of 245
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
21
(9) Sneeuwkettingen mogen alleen op
de alle wielen worden aangebracht.
(10) Als de voor- of achterwielen in de
modder blijven steken, moetovermatig doorslippen worden voorkomen. Er kan schade aan het aandrijfsysteem ontstaan.
Rijden op droge verharde wegen en snelwegen Kies AUTO voor rijden op droge verharde wegen. Vooral op drogesnelwegen moet nooit LOW worden gekozen. Rijden op besneeuwde of gladde wegen Kies AUTO of LOW in overeenstemming met de wegomstandigheden en druk hetgaspedaal gelijkmatig in zodat soepel wordt weggereden. Rijden op zandige of modderige wegen Kies LOW en druk vervolgens het gaspedaal gelijkmatig in zodat soepel wordt weggereden. Houd het gaspedaal iets ingedrukt en wijzig destand zo weinig mogelijk. Rijd met een lage snelheid. Een steile helling oprijden Kies LOW zodat het motorkoppel maximaal kan worden benut. Een steile helling afrijden Kies LOW zodat het remvermogen van de motor maximaal kan wordenbenut en rijd langzaam naar beneden. (bij permanente vierwielaandrijving) Door water rijden
D090E01HP
40 cm
!
o In het uitzonderlijke geval dat een
auto met 4-wielaandrijving op een tweewielentestbank moet worden getest, moeten de instructies hieronder nauwkeurig wordenopgevolgd.
1. Breng de bandenspanning op
de voorgeschreven waarde.
2. Plaats de achterwielen op de
rollentestbank zoals afgebeeld.
3. Zet de handremrem vrij.
4. Plaats de voorwielen op de
vrijlooprollen; zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING:
Ga tijdens de rollenbanktest nietvoor de auto staan. De auto kan tijdens de test vooruit springen enernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Page 149 of 245
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
22
!!LET OP:
o Als een auto met constante 4- wielaandrijving is opgekrikt, mag de motor niet worden gestart enmogen de wielen niet worden gedraaid. Hierdoor is het is mogelijk dateen draaiend wiel de grond raakt, waardoor de auto van de krik valt.
o Indien één van de voor- of achterwielen in modder, sneeuwenz. begint door te draaien, kande auto soms worden vrijgereden door het gaspedaal iets verder in te drukken; voorkom echter datde motor langdurig met een hoog toerental draait, omdat dan schade aan het 4-wielaandrijfsysteem kan ontstaan. WAARSCHUWING:
o Voorkom hoge bochtsnelheden.
o Maak geen snelle stuurwielbewegingen, zoals plotseling van rijbaan veranderen of snelle scherpe bochten.
o Het gevaar voor kantelen neemt sterk toe als bij hoge snelheid demacht over het stuur verloren gaat.
o Bij een ongeval heeft een inzittende die geenveiligheidsgordel draagt meerkans op zeer ernstig letsel dan iemand die wel een veiligheidsgordel draagt.
o De macht over het stuur gaat vaak verloren als twee of meerwielen in de berm komen en debestuurder door te sterk terugsturen weer op de weg probeert te komen.
o Als de auto in de berm raakt, stuur dan niet scherp terug.Verminder in dat geval eerstsnelheid voordat wordt geprobeerd op de weg terug te sturen.
Schakel de LOW modus in en rijlangzaam door het water.De geadviseerde maximum diepte is ongeveer 40 cm. Voordat u door water rijdt, zoals hetoversteken van een ondiepe beek, eerst de diepte van het water en de stevigheid van de bodem controleren.Rijd langzaam (5 km/h) en vermijd diep water. Neem alle nodigeveiligheidsmaatregelen om te zorgen dat er geen waterschade aan de motor of andere componenten van de autokan ontstaan. Water dat de luchtinlaat van de motor binnendringt kan ernstige schadeveroorzaken. Water kan het vet van wiellagers afspoelen, hetgeen roest en voortijdigeslijtage veroorzaakt, en kan ook de assen, transmissie en verdeelbak binnendringen, waarbij het de
smeerkwaliteit van de transmissievloeistof nadelig beïnvloedt.
Page 150 of 245
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
23
Op deze wegen moet met verminderde snelheid worden gereden. De veiligheidsvoorzieningen van eenauto met ABS mogen niet worden uitgeprobeerd bij hoge snelheid of in bochten. Hierdoor kan deveiligheid van uzelf of van anderen in gevaar komen.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
C120A02A-AXT (Indien gemonteerd) Het antiblokkersysteem (ABS) is ontworpen om, tijdens plotselingremmen of bij gevaarlijke wegomstandigheden, het blokkeren van een wiel te voorkomen.Een regeleenheid registreert de snelheid van het wiel en controleert de druk naar iedere rem. Op deze wijzezal, in een noodsituatie of bij een glad wegdek het antiblokkeersysteem de controle over het voertuig tijdens hetremmen verbeteren. N.B.: Indien het antiblokkeersysteem in werking treedt, kan in het rempedaal een lichte reactie gevoeld worden, tijdens het remmen.Ook is een klikkend geluid in het motorcompartiment onder het rijden waarneembaar.Dit zijn normale verschijnselen ten teken dat uw antiblokkeersysteem goed functioneert.
WAARSCHUWING:
Het ABS voorkomt geen ongelukken als gevolg van onjuist en gevaarlijk rijgedrag. Zelfs al is de beheersingvan de auto tijdens noodremmingen verbeterd, toch moet altijd een veilige afstand wordenaangehouden. Onder extreme wegomstandigheden moet desnelheid altijd worden verminderd. Onder de volgende omstandigheden kan de remwegvoor auto's met ABS zelfs langer zijn dan voor auto's zonder ABS.
o Op wegen met een ruwe wegdek of als ze zijn bedekt met grind of sneeuw.
o Bij het rijden met sneeuwkettingen.
o Op wegen waar kuilen in het wegdek aanwezig zijn of waar de hoogte van het wegdek ongelijk is.!