JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
Page 171 of 370
169
bestuurder,  klinkt  er  een  hoorbaar  geluid,
gaat  het  controlelampje  snel  knipperen  en
verschijnt  er een bericht op  het  scherm  van
de instrumentengroep.
De  functie  blijft  uitgeschakeld  totdat  de
voertuigsnelheid  tot  onder  de  ingestelde
waarde  van  de  actieve  snelheidsbegrenzer
daalt,  waar  hij  weer  automatisch  ingescha-
keld wordt.
Uitschakelen
Druk op  de  schakelaar  voor  de  actieve  snel -
heidsbegrenzer  aan  de  rechterkant  van  het
stuur,  om  de  actieve  snelheidsbegrenzer  uit
te  schakelen.  Er  verschijnt  een  melding  op
het display van de instrumentengroep om te
bevestigen dat de functie is uitgeschakeld.
CRUISECONTROL — INDIEN 
AANWEZIG 
Indien  ingeschakeld  neemt  de  cruisecontrol
bij  snelheden  boven  32 km/u  (25 mph)  de
werking van het gaspedaal over.
De  knoppen  voor  de  cruisecontrol  bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur. Cruisecontrol-knoppen
OPMERKING:
Om  de correcte werking te waarborgen, is
de  cruisecontrol  zodanig  uitgevoerd  dat
het  systeem  wordt  uitgeschakeld  als  u
gelijktijdig meerdere functies van de cruis-
econtrol  bedient. Als dit gebeurt,  kan  het
systeem  opnieuw  in  werking  worden
gesteld  door  op  de  aan/uit-knop  van  de
cruisecontrol  te  drukken  en  de  gewenste
snelheid opnieuw in te stellen.
Plaats  de  versnellingshendel  niet  in
NEUTRAL  wanneer  de  snelheidsregeling
is ingeschakeld. Als u dat wel doet, wordt
het systeem uitgeschakeld.
Activeren
Druk op de toets aan/uit om de cruisecontrol
in  te  schakelen.  Het  controlelampje  van  de
cruisecontrol  gaat  branden  in  het  display  in
de instrumentengroep. Druk nogmaals op de
toets  aan/uit  om  het  systeem  uit  te  scha -
kelen. Het controlelampje van de cruisecon -
trol  gaat  uit.  Het  systeem  moet  worden
uitgeschakeld  wanneer  het  niet  wordt
gebruikt.
1 — On/Off
2 — SET (+)/Accel
3 — RES/Resume
4 — SET (-)/Decel
5 — CANC/Cancel
 WAARSCHUWING!
De  cruisecontrol  kan  gevaarlijk  zijn  in
situaties  waar het  systeem geen  constante
snelheid  kan  aanhouden.  Uw  auto  kan
gezien  de  omstandigheden  te  snel  gaan,
waardoor  u  de  controle  over  de  auto  kunt
verliezen  en  mogelijk  een  ongeval
veroorzaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit
in  druk  verkeer  of  op  bochtige,  beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 169   
Page 172 of 370
STARTEN EN RIJDEN
170
De gewenste snelheid instellen
Schakel de cruisecontrol in.
OPMERKING:
U  mag  pas  op  de  knop  SET  (+)  of  SET(-)
drukken  als  de  auto  met  een  gelijkmatige
snelheid op een vlakke weg rijdt.
Wanneer de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt,  drukt  u  kort  op  de  knop  SET  (+)  of
SET (-).  Laat het  gaspedaal  los. De auto  zal
nu  automatisch  de  gekozen  snelheid  hand-
haven.
Om de snelheid te hervatten 
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt  aanhouden,  drukt  u  kort  op  de  knop
RES.  Deze  functie  kan  worden  gebruikt  bij
snelheden hoger dan 32 km/u (20 mph).
Uitschakelen 
Als u het rempedaal licht intrapt, op de toets
CANC (annuleren) drukt of normale remdruk
uitoefent  tijdens  het  afremmen,  wordt  de
cruisecontrol  uitgeschakeld  zonder  dat  de
ingestelde  snelheid  uit  het  geheugen  wordt
gewist.
Wanneer  u  op  de  aan/uit-knop  drukt  of  de
contactschakelaar in de stand OFF zet, wordt
de  ingestelde  snelheid  uit  het  geheugen
gewist.
ADAPTIEVE CRUISE 
CONTROL (ACC) — INDIEN 
AANWEZIG
Schakelaars van Adaptive Cruise Control
 WAARSCHUWING!
Het  is  gevaarlijk  om  de  cruisecontrol
ingeschakeld te laten  wanneer  u deze niet
gebruikt.  U  kunt  het  systeem  dan  per
ongeluk  instellen  en  sneller  rijden  dan  u
wilt. U kunt dan de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken. Laat
het  systeem  altijd  uitgeschakeld  als  u  het
niet gebruikt.
1 — Normale cruisecontrol (vaste snelheid)
aan/uit
2 — SET (+)/Accel
3 — RES/Resume
4 — SET (-)/Decel
5 — Actieve snelheidsbegrenzer
6 — Adaptieve cruisecontrol (ACC) aan/uit
7 — Afstand instellen
8 — CANC/Cancel
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 170   
Page 173 of 370
171
Met  ACC  kunt  u  de  cruisecontrol  ingescha-
keld  houden  in  lichte  tot  matige  verkeers -
drukte  zonder  dat  u  voortdurend  uw
cruisecontrol  opnieuw  hoeft  in  te  stellen.
ACC  maakt  gebruik  van  een  radarsensor  en
een  naar  voren  gerichte  camera  ontworpen
om  direct  voor  u  rijdende  voertuigen  te
detecteren.
OPMERKING:
Als de sensor geen voor u rijdend voertuig
detecteert,  houdt  ACC  een  vaste  inge-
stelde snelheid aan.
Wanneer de ACC-sensor een voor u rijdend
voertuig detecteert, zorgt ACC dat uw auto
automatisch iets afremt of versnelt (maxi -
maal tot de oorspronkelijk ingestelde snel -
heid) om een vooraf ingestelde volgafstand
aan  te  houden, waarbij  de  snelheid wordt
aangepast  aan  de  snelheid  van  uw  voor -
ligger.
De functie in- of uitschakelen
Druk  kort  op  de  toets  aan/uit  van  de  adap -
tieve cruise control (ACC). Het ACC-menu op
het display in de instrumentengroep geeft de
melding weer "ACC ready (ACC gereed)".
Om  het  systeem  uit  te  schakelen,  drukt  u
nogmaals  kort  op  de  toets  aan/uit  van  de adaptieve cruise control (ACC). Het systeem
wordt dan uitgeschakeld en op het display in
de  instrumentengroep  geeft  de  melding
"Adaptive  Cruise  Control  (ACC)  Off"  (adap
-
tieve cruisecontrol uitgeschakeld) weer.
Gewenste ACC-snelheid instellen
Wanneer  het  voertuig  de  gewenste  snelheid
bereikt,  drukt  u  kort  op  de  knop  SET  (+)  of
op  knop  de  SET  (-).  Op  het  display  in  de
instrumentengroep wordt de ingestelde snel -
heid weergegeven.
Als  het systeem  wordt  ingesteld op een  rijs -
nelheid lager dan 30 km/u (19 mph), zal de
ingestelde  snelheid  automatisch  veranderen
in 30 km/u (19 mph). Als het systeem wordt
ingesteld  op  een  rijsnelheid  hoger  dan 30 km/u  (19 mph),  zal  de  ingestelde  snel
-
heid overeenkomen met de huidige snelheid
van het voertuig.
OPMERKING:
ACC  kan  niet  worden  ingesteld  als  zich  een
stilstaand  voertuig  vlak  vóór  uw  voertuig
bevindt.
Neem uw voet van het gaspedaal. Doet u dat
niet,  dan  kan  de  auto  blijven  versnellen  tot
voorbij  de  ingestelde  snelheid.  Als  dat
gebeurt:
Het bericht "DRIVER OVERRIDE" (ingreep
door  de  bestuurder)  verschijnt  in  het
display in de instrumentengroep.
Regelt het systeem niet langer de afstand
tussen uw auto en uw voorligger. Wordt de
voertuigsnelheid  alleen  bepaald  door  de
stand van het gaspedaal.
Hervatten
Als er een snelheid in het geheugen is inge -
steld, drukt u op de knop RES (hervatten) en
haalt u daarna uw voet van het gaspedaal af.
Op  het  display  in  de  instrumentengroep
wordt  de  laatst  ingestelde  snelheid  weerge -
geven.
 WAARSCHUWING!
Het  is  gevaarlijk  om  de  adaptieve
cruisecontrol  (ACC)  ingeschakeld  te  laten
wanneer  u  deze  niet  gebruikt.  U  kunt  het
systeem  dan  per  ongeluk  instellen  en
sneller  rijden  dan  u  wilt.  U  zou  de  macht
over  het  stuur  kunnen  verliezen  en  een
aanrijding  kunnen  veroorzaken.  Laat  het
systeem altijd uitgeschakeld als u het niet
gebruikt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 171   
Page 174 of 370
STARTEN EN RIJDEN
172
Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer  ACC  is  ingesteld,  kunt  u  de  inge-
stelde  snelheid  verhogen  door  op  de  knop
SET  (+) te drukken.
De  bestuurder  kan  de  gewenste  eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen -
tenpaneel  (indien  aanwezig). Raadpleeg  het
hoofdstuk  "Uw  instrumentenpaneel  leren
kennen"  in  uw  instructieboekje  voor  meer
informatie. De verhoging van de snelheid  wordt,  afhankelijk  van  de  gekozen  eenheid,
in  metrische  (km/u)  of  Amerikaanse  (mph)
eenheden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
 
Als  u eenmaal  op  de  knop SET  (+) drukt,
wordt  de  ingestelde  snelheid  verhoogd
met  1 mph.  Telkens  wanneer  u  opnieuw
kort  op  de  knop  drukt,  wordt  de  snelheid
met 1 mph verhoogd.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde  snelheid  toenemen  in  stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display in de instrumentengroep wordt de
snelheidstoename weergegeven.
Metrische snelheid (km/u)  
Als  u eenmaal  op  de  knop SET  (+) drukt,
wordt  de  ingestelde  snelheid  verhoogd
met  1 km/u.  Telkens  wanneer  u  opnieuw
kort  op  de  knop  drukt,  wordt  de  snelheid
met 1 km/u verhoogd.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde  snelheid  toenemen  in  stappen
van  10 km/u  totdat u de knop loslaat.  Op
het display in de instrumentengroep wordt
de snelheidstoename weergegeven. Snelheid verlagen
Wanneer  ACC  is  ingesteld,  kunt  u  de  inge
-
stelde  snelheid  verlagen  door  op  de  knop
SET  (-) te drukken.
De  bestuurder  kan  de  gewenste  eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen -
tenpaneel  (indien  aanwezig). Raadpleeg  het
hoofdstuk  "Uw  instrumentenpaneel  leren
kennen"  in  uw  instructieboekje  voor  meer
informatie.  De  verlaging  van  de  snelheid
wordt,  afhankelijk  van  de  gekozen  eenheid,
in  metrische  (km/u)  of  Amerikaanse  (mph)
eenheden weergegeven:
Snelheid VS (mph)  
Als  u  eenmaal  op  de  knop  SET  (-)  drukt,
wordt  de  ingestelde  snelheid  met  1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op  de  knop  drukt,  wordt  de  snelheid  met
1 mph verlaagd.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde  snelheid  afnemen  in  stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display  van  de  instrumentengroep  wordt
de snelheidsafname weergegeven.
 WAARSCHUWING!
U  dient  de  Resume-functie  alleen  te
gebruiken  als  de  verkeers-  en
wegomstandigheden  dat  toestaan.
Terugkeren  naar  een  ingestelde  snelheid
die  te  hoog  of  te  laag  is  voor  de  verkeers-
of  wegomstandigheden  kan  tot  gevaarlijke
situaties  leiden  doordat  de  auto  teveel
versnelt  of  afremt.  Het  negeren  van  deze
waarschuwingen  kan  een  aanrijding  en
ernstig  of  zelfs  dodelijk  letsel  tot  gevolg
hebben.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 172   
Page 175 of 370
173
Metrische snelheid (km/u) 
Als  u  eenmaal  op  de  knop  SET  (-)  drukt,
wordt  de  ingestelde  snelheid  met  1 km/u
verlaagd.  Met  ieder  volgend  tikje  op  de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde  snelheid  afnemen  in  stappen
van  10 km/u  totdat u de knop loslaat. Op
het  display  van  de  instrumentengroep
wordt de snelheidsafname weergegeven.
OPMERKING:
Als  u  harder  rijdt  dan  de  ingestelde  snel -
heid  en  op  de  toets  SET  (+)  of  SET  (-)
drukt,  wordt  de  huidige  snelheid  van  het
voertuig  de  ingestelde  snelheid  van  het
systeem.
Wanneer  u  de  toets  SET  (-)  gebruikt  om  de
snelheid te verlagen, maar het voertuig door
het  afremmen  op  de  motor  onvoldoende
vertraagt  om  de  ingestelde  snelheid  te
bereiken,  zal  het  voertuig  automatisch
worden afgeremd door remsysteem.
Als uw voertuig is uitgerust met een hand -
geschakelde  versnellingsbak,  remt  het
ACC-systeem  het  voertuig  af  tot  15 mph
(24 km/u) wanneer een doelvoertuig wordt
gevolgd.
Als uw voertuig is uitgerust met een auto-
matische  versnellingsbak,  brengt  het
ACC-systeem het voertuig volledig tot stil -
stand  wanneer  een  doelvoertuig  wordt
gevolgd. Als een voorliggend  voertuig met
ACC  een  doelvoertuig  volgt  tot  stilstand,
moet  de  bestuurder  na  twee  seconden op
de  toets  RES  (hervatten)  drukken  of  het
gaspedaal  bedienen  om  ACC  weer  in  te
schakelen  met  de  bestaande  ingestelde
snelheid.
Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde
rijsnelheid als u op een helling of afdaling
rijdt.  Een  kleine  snelheidsverandering  op
lichte hellingen is echter normaal. Tijdens
het rijden op een helling of afdaling kan de
transmissie terugschakelen. Dit is normaal
en  noodzakelijk  om  de  ingestelde  rijsnel -
heid aan te houden. Bij het rijden bergop -
waarts  en  bergafwaarts  zal  het
ACC-systeem worden uitgeschakeld als de
temperatuur  van  de  remmen  hoger  wordt
dan het normale bereik (oververhit).
Volgafstand instellen in ACC
De volgafstand voor de ACC kan worden inge -
steld door de instelling van de volgafstand te
variëren  tussen  vier  balken  (grootst),  drie
balken (groot), twee balken (normaal) en één balk  (klein).  Aan  de  hand  van  deze  instel
-
waarde voor de volgafstand en de rijsnelheid
berekent  ACC  de  afstand  tot  uw  voorligger.
Deze afstand wordt ingesteld. Deze instelling
van de volgafstand wordt weergegeven op het
display in de instrumentengroep.
Om  de  instelling  van  de  volgafstand  te
verlagen,  drukt  u  kort  op  de  knop  Afstand.
Telkens  wanneer  de  knop  wordt  ingedrukt,
wordt  de  instelling  van  de  volgafstand
verlaagd  met  één  balk  (langer).  Zodra  de
langste  volgafstand  is  bereikt  en  de  knop
opnieuw  wordt  ingedrukt,  wordt  de  kortste
volgafstand ingesteld.
PARKSENSE PARKEERSEN -
SOREN ACHTER — INDIEN 
AANWEZIG 
ParkSense  parkeersensoren  achter  zorgen
voor  zichtbare  en  hoorbare  aanwijzingen
m.b.t.  de  afstand  tussen  de  achterzijde  van
de auto en een gedetecteerd obstakel bij het
achteruitrijden (bijv. tijdens een parkeerma -
noeuvre).  Zie  de  "Voorzorgsmaatregelen  bij
gebruik van ParkSense" voor de beperkingen
van dit systeem en aanbevelingen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 173   
Page 176 of 370
STARTEN EN RIJDEN
174
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa-
tisch  de  systeemstatus  (ingeschakeld  of
uitgeschakeld)  hersteld  die  actief  was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense  kan  uitsluitend  worden  geactiveerd
wanneer  de  schakelhendel  in  de  stand
REVERSE staat. Het systeem blijft actief totdat
de  voertuigsnelheid  toeneemt  tot  ongeveer
11 km/u (7 mph) of meer. Als de hendel in de
stand REVERSE staat en de rijsnelheid van het
systeem  wordt  overschreden,  wordt  een  waar -
schuwing  weergegeven  op  het  display  in  de
instrumentengroep om aan te geven dat de rijs -
nelheid  te  hoog  is.  Het  systeem  wordt  weer
actief  als  de  rijsnelheid  is  gedaald  tot  minder
dan ongeveer 9 km/u (6 mph).
ParkSense sensoren
De  vier  ParkSense  sensoren  die  zich  in  de
achterkant/achterbumper  bevinden,
bewaken  het  gebied  achter  de  auto  dat
binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren  kunnen  in  horizontale  richting
obstakels op een afstand van ongeveer 30 tot
200  cm  (12  tot  79 inch)  van  het  achterpa -
neel/de  achterbumper  detecteren,  afhanke -
lijk van de plaats, het type en de richting van
het obstakel.
ParkSense waarschuwingsscherm
Het  ParkSense  waarschuwingsdisplay  wordt
alleen  weergegeven  wanneer  "Sound  and
Display" (Geluid en weergave) wordt geselec -
teerd  in  het  deel  met  door  de  klant  te
programmeren  functies  van  het  Uconnect
systeem.  Raadpleeg  de  paragraaf  "Instel -
lingen  van  Uconnect"  in  het  hoofdstuk
"Multimedia"  in  het  instructieboekje  voor
meer informatie.
Het  ParkSense  waarschuwingsscherm
bevindt zich op het display in de instrumen -
tengroep.  Het  zorgt  voor  visuele  waarschu -
wingen om de afstand tussen de achterzijde
- bumper en het gedetecteerde obstakel weer
te geven. Raadpleeg de paragraaf "Display in
de instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel  leren  kennen"  in  het
instructieboekje voor meer informatie.
ParkSense in- en uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uitge -
schakeld  met  de  ParkSense  scha -
kelaar,  die  zich  op  het
schakelpaneel  onder  het  Uconnect
scherm bevindt. Wanneer  de  ParkSense  schakelaar  wordt
ingedrukt  om  het  systeem  uit  te  schakelen,
wordt  op  het  display  van  de  instrumenten
-
groep  gedurende  ongeveer  vijf  seconden  de
melding  "PARKSENSE  OFF"  (parkeerhulp
uitgeschakeld)  weergegeven.  Raadpleeg  de
paragraaf  "Display in de instrumentengroep"
in  het  hoofdstuk  "Uw  Instrumentenpaneel
leren  kennen"  in  uw  instructieboekje  voor
meer informatie. Als de schakelhendel in de
stand REVERSE wordt gezet en het systeem
is uitgeschakeld, wordt op het display van de
instrumentengroep  de  melding  "PARK -
SENSE  OFF"  (parkeerhulp  uitgeschakeld)
weergegeven  zolang  de  schakelhendel  in
REVERSE staat.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als  ParkSense  is  uitgeschakeld  of  service
vereist. De LED  in  de  ParkSense  schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in  de  ParkSense  schakelaar  kort,  en  vervol -
gens blijft de LED aan.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 174   
Page 177 of 370
175
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van 
ParkSense
Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van
sneeuw,  ijs,  modder  en  vuil  om  te zorgen
dat het ParkSense systeem correct werkt.
Drilboren,  grote  vrachtwagens  en  andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van ParkSense nadelig beïnvloeden.
Wanneer  u  ParkSense  uitschakelt,  wordt
in  de  instrumentengroep  de  melding
"PARKSENSE  OFF"  (parkeerhulp  uitge-
schakeld)  weergegeven.  Zodra  u  Park-
Sense  uitschakelt,  blijft  het  systeem
bovendien uitgeschakeld totdat u het weer
inschakelt,  zelfs  als  u  het  contact  uit-  en
inschakelt.
ParkSense,  indien  ingeschakeld,  zal  het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij  op  dat u  geen  krassen of
andere  schade  toebrengt.  De  sensoren
mogen  niet  bedekt  zijn  met  ijs,  sneeuw,
modder,  vuil  of  afval.  Verontreiniging  van
de  sensoren  kan  ertoe  leiden  dat  het
systeem  niet  goed  werkt.  Het  ParkSense
systeem  kan  obstakels  achter  de  auto/bumper over het hoofd zien of abusievelijk
aangeven  dat  er  een  obstakel  achter  de
auto/bumper aanwezig is.
De  werking  van  de  sensoren  achter  wordt
automatisch  uitgeschakeld  wanneer  de
elektriciteitsstekker van de aanhanger in de
contactdoos  van de trekhaak  van het  voer
-
tuig  wordt  gestoken.  De  sensoren  achter
worden  automatisch  weer  ingeschakeld
wanneer de stekker van de aanhangerkabel
uit de contactdoos wordt gehaald.
Gebruik  de  ParkSense  schakelaar  om  het
ParkSense  systeem  uit  te  schakelen
wanneer voorwerpen, zoals fietsendragers,
enz.,  op  het  achterpaneel/de  achter -
bumper  zijn  geplaatst.  Als  dit  wel  het
geval is, zal het systeem een nabijgelegen
object  mogelijk  interpreteren  als  een
sensorprobleem  en  wordt  de  melding
"PARKSENSE  UNAVAILABLE  SERVICE
REQUIRED" (ParkSense niet beschikbaar,
onderhoud  noodzakelijk)  weergegeven  op
het display in de instrumentengroep.
OPMERKING:
Als voorwerpen binnen een gezichtsveld van
2 m (6,5 ft) op de bumper bevestigd zijn, zal
dat tot foutieve waarschuwingen en mogelijk
tot een blokkade leiden.
 WAARSCHUWING!
Ga  altijd  voorzichtig  te  werk  tijdens  het
achteruitrijden,  ook  als  u  ParkSense
gebruikt.  Controleer  het  gebied  achter  de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees  bedacht  op  voetgangers,  dieren,
andere  voertuigen,  obstakels  en  dode
hoeken,  voordat  u  achteruitrijdt.  U  bent
verantwoordelijk  voor  de  veiligheid  en
dient  uw  aandacht  voortdurend  op  de
omgeving te richten. Anders bestaat er een
risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Het  wordt  sterk  aanbevolen  de  afneem -
bare  trekhaak  te  verwijderen  voordat  u
ParkSense gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet  nodig  heeft.  Als  u  dit niet
doet,  kan  persoonlijk  letsel  of  schade
aan voertuigen ontstaan doordat de trek-
haakkogel  zich  veel  dichter  bij  het
obstakel  bevindt  dan  de  achterkant  van
de auto, wanneer via de luidspreker een
continue toon klinkt. Afhankelijk van de
afmetingen  en  vorm  van  de  trekhaak  is
het ook mogelijk dat de sensoren de trek-
haak  detecteren  en  abusievelijk
aangeven  dat  er  een  obstakel  achter  de
auto aanwezig is.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 175   
Page 178 of 370
STARTEN EN RIJDEN
176
PARKSENSE PARKEERSEN-
SOREN VOOR EN ACHTER — 
INDIEN AANWEZIG 
Het  ParkSense  parkeerhulpsysteem  geeft
tijdens het achter- of vooruit rijden, bijv. bij
het  inparkeren,  met  visuele  en  geluidssig -
nalen  de  afstand  tussen  de  achter-  en/of
voorkant  van  de  auto  en  een  gedetecteerd
obstakel aan. Raadpleeg  de  paragraaf  "Voorzorgsmaatre
-
gelen  bij  gebruik  van  ParkSense"  in  het
hoofdstuk  "Starten  en  rijden"  in  uw  gebrui -
kershandleiding  voor  informatie  over  de
beperkingen  van  dit  systeem  en  aanbeve -
lingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa -
tisch  de  systeemstatus  (ingeschakeld  of
uitgeschakeld)  hersteld  die  actief  was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense  is  actief  bij  alle  standen  van  de
versnellingshendel  (inclusief  PARK),  zolang
het  systeem  is  ingeschakeld.  Het  systeem
blijft  actief  totdat  de  voertuigsnelheid
toeneemt  tot  ongeveer  11 km/u  (7 mph)  of
meer.  Als  de  hendel  in  de  stand  REVERSE
staat en de rijsnelheid van het systeem wordt
overschreden, wordt een waarschuwing weer -
gegeven  op  het  display  in  de  instrumenten -
groep  om  aan  te  geven dat  de rijsnelheid te
hoog is. Het systeem wordt weer actief als de
rijsnelheid  is  gedaald  tot  minder  dan  onge -
veer 9 km/u (6 mph).
ParkSense sensoren
De  zes  ParkSense  sensoren  die  zich  in  de
achterkant/achterbumper  bevinden,
bewaken  het  gebied  achter  de  auto  dat binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren  kunnen  in  horizontale  richting
obstakels op een afstand van ongeveer 30 tot
200  cm  (12  tot  79 inch)  van  het  achterpa
-
neel/de  achterbumper  detecteren,  afhanke -
lijk van de plaats, het type en de richting van
het obstakel.
OPMERKING:
Raadpleeg  voor  meer  informatie  over  het
actieve  parkeerhulpsysteem  het  hoofdstuk
"Actief parkeerhulpsysteem ParkSense".
De  zes  ParkSense  sensoren  die  zich  in  de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch)
van  het  voorpaneel/de  voorbumper  detec -
teren, afhankelijk van de plaats, het type en
de richting van het obstakel.
ParkSense in- en uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uitge -
schakeld  met  de  ParkSense  scha -
kelaar,  die  zich  op  het
schakelpaneel  onder  het  Uconnect
scherm bevindt.
 LET OP!
ParkSense  is  uitsluitend  bedoeld  als
hulpmiddel  tijdens  het  parkeren  en  is
niet  in  staat  ieder  voorwerp,  inclusief
kleine  obstakels,  waar  te  nemen.  Stoe-
pranden  worden  mogelijk  tijdelijk  of
helemaal  niet  gedetecteerd.  Op  kleine
afstanden  worden  obstakels  boven  of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
Bij  gebruik  van  ParkSense  moet  u  lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer  een  obstakel  wordt  gedetec-
teerd.  Het  is  raadzaam  om  over  uw
schouder  te  kijken,  ook  wanneer  u
gebruik maakt van ParkSense.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 176   
Page 179 of 370
177
Wanneer  de  ParkSense  schakelaar  wordt
ingedrukt  om  het  systeem  uit  te  schakelen,
wordt  op  het  display  van  de  instrumenten-
groep  gedurende  ongeveer  vijf  seconden  de
melding  "PARKSENSE  OFF"  (parkeerhulp
uitgeschakeld)  weergegeven.  Raadpleeg  de
paragraaf "Display  in de instrumentengroep"
in  het  hoofdstuk  "Uw  Instrumentenpaneel
leren  kennen"  in  uw  instructieboekje  voor
meer informatie. Als de schakelhendel in de
stand REVERSE wordt gezet en het systeem
is uitgeschakeld, wordt op het display van de
instrumentengroep  de  melding  "PARK -
SENSE  OFF"  (parkeerhulp  uitgeschakeld)
weergegeven  zolang  de  schakelhendel  in
REVERSE staat.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als  ParkSense  is  uitgeschakeld  of  service
vereist. De LED  in  de  ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in  de  ParkSense  schakelaar  kort,  en  vervol -
gens blijft de LED aan.
Waarschuwingssysteem afstand aan de 
zijkant
Met  het  waarschuwingssysteem  voor  de
afstand  aan  de  zijkant  wordt  aanwezigheid van  obstakels  opzij naast  het  voertuig gede
-
tecteerd.  Hierbij  wordt  gebruikgemaakt  van
de  parkeersensoren  in  de  voor-  en  achter -
bumper.
Weergave waarschuwing afstand aan de 
zijkant
Het  scherm  van  het  waarschuwingssysteem
voor  de  afstand  aan  de  zijkant  wordt  alleen
weergegeven  wanneer  "Sound  and  Display"
(beeld  en  geluid)  wordt  geselecteerd  in  het
deel  met  door  de  klant  te  programmeren
functies  van  het  Uconnect  systeem.  Raad -
pleeg  de  paragraaf  "Instellingen  van  Ucon -
nect"  in  het  hoofdstuk  "Multimedia"  in  het
instructieboekje voor meer informatie.
Het  systeem waarschuwt de  bestuurder  met
een  geluidssignaal  en  indien  aanwezig  met
visuele  indicaties  op  het  display  van  het
instrumentenpaneel.
OPMERKING:
Indien  ingeschakeld,  zal  ParkSense  het
volume  van  de  radio  verlagen  wanneer  het
systeem een geluidssignaal laat horen.
Inschakelen — uitschakelen
Het systeem  kan alleen  werken nadat u  een
korte afstand hebt gereden en bij een rijsnel -heid tussen 0 en 11 km/u (0 en 7 mph). Het
systeem kan worden ingeschakeld/uitgescha
-
keld  via  het  menu  "Settings"  (instellingen)
van  het  Uconnect  systeem.  Als  het  Park -
Sense-systeem is uitgeschakeld via de toets
ParkSense,  wordt  het  waarschuwingssy -
steem  afstand  aan  de  zijkant  automatisch
uitgeschakeld.
Melding in het display voor de waarschuwings -
functie voor afstand aan de zijkant:
"Wipe  Sensors"  (ruitenwissersensoren)  —
deze melding wordt weergegeven als een van
de  sensors  van  het  waarschuwingssysteem
voor  de  afstand  aan  de  zijkant  een  storing
vertoont. Verwijder obstakels van de voor- en
achterbumper, maak ze vrij van sneeuw, ijs,
modder,  stof  en  vuil  om  te  zorgen  dat  het
ParkSense-systeem correct werkt.
"SDW not available" (SDW niet beschikbaar)
—  deze  melding  wordt  weergegeven  als  het
waarschuwingssysteem  voor  de  afstand  aan
de  zijkant  niet  beschikbaar is. De storing in
het  systeem  kan  het  gevolg  zijn  van  een  te
lage accuspanning of andere storingen in het
elektrisch  systeem.  Neem  zo  snel  mogelijk
contact  op  met  een  erkende  dealer  om  het
elektrisch systeem te laten controleren.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 177   
Page 180 of 370
STARTEN EN RIJDEN
178
(Vervolgd)
Rijden met aanhanger
Het  systeem  wordt  automatisch  uitgescha-
keld wanneer  de elektriciteitsstekker  van de
aanhanger in de contactdoos van de trekhaak
van het voertuig wordt gestoken. De sensoren
achter  worden  automatisch  weer  ingescha -
keld  wanneer  de  stekker  van  de  aanhanger -
kabel uit de contactdoos wordt gehaald.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van 
ParkSense
Bepaalde  omstandigheden  kunnen  de  pres -
taties van het waarschuwingssysteem voor de
afstand aan de zijkant beïnvloeden:
OPMERKING:
Houd  de  voor-  en  achterbumper  vrij  van
sneeuw,  ijs,  modder,  stof  en  vuil  om  te
zorgen dat het ParkSense systeem correct
werkt.
Bouwmachines,  grote  vrachtwagens  en
andere  bronnen  van  trillingen  kunnen  de
werking  van  ParkSense  nadelig  beïn -
vloeden.
Wanneer  u  ParkSense  uitschakelt,  wordt
in  de  instrumentengroep  de  melding
"PARKSENSE OFF" (ParkSense uitgescha-
keld)  weergegeven.  Zodra  u  ParkSense
uitschakelt,  blijft  het  systeem  bovendien
uitgeschakeld  totdat  u  het  weer  inscha-
kelt, zelfs als u het contact uit- en inscha-
kelt.
ParkSense,  indien  ingeschakeld,  zal  het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op  dat u  geen  krassen of
andere  schade  toebrengt.  De  sensoren
mogen  niet  bedekt  zijn  met  ijs,  sneeuw,
modder,  vuil  of  afval.  Verontreiniging  van
de  sensoren  kan  ertoe  leiden  dat  het
systeem niet goed werkt. Mogelijk kan het
ParkSense  systeem  hierdoor  obstakels
voor  of  achter  de  auto  niet  detecteren,  of
geeft  het  systeem  foutieve  melding  van
een obstakel voor of achter de auto.
De aanwezigheid van een trekhaak zonder
aanhanger  kan  de  juiste  werking  van  de
parkeersensoren  beïnvloeden.  Voordat  u
het  ParkSense-systeem  gebruikt,  wordt
aanbevolen  om  de  verwijderbare  trekhaak
en  eventuele  sleepogen  te  verwijderen
wanneer  u  het  voertuig  niet  gebruikt  voor
slepen.  Als  u  geen  aanhanger  trekt,  maar
de  trekhaak  niet  wilt  verwijderen,  wordt
aanbevolen  om  contact  op  te  nemen  met
een erkende dealer voor het bijwerken van
het  ParkSense-systeem,  omdat  de  trek-
haak  als  een  object  kan  worden  gedetec-
teerd door de centrale sensoren.
 WAARSCHUWING!
Ga  altijd  voorzichtig  te  werk  tijdens  het
achteruitrijden,  ook  als  u  ParkSense
gebruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren
en wees bedacht op voetgangers, dieren,
andere  voertuigen,  obstakels  en  dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk  voor  de  veiligheid  en
dient  uw  aandacht  voortdurend  op  de
omgeving  te  richten.  Anders  bestaat  er
een  risico  op  ernstig  of  zelfs  dodelijk
letsel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 178