JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 181 of 370

179
(Vervolgd)
ACTIEF PARKEERHUL-
PSYSTEEM PARKSENSE — 
INDIEN AANWEZIG
Het  actieve  parkeerhulpsysteem  ParkSense
is  bedoeld  om  de  bestuurder  te  helpen  bij
fileparkeren,  insteekparkeren  en  file-uitpar-
keren  door  een  geschikte  parkeerplaats  aan
te  wijzen,  hoorbare/visuele  instructies  te
geven  en  het  stuurwiel  te  bedienen.  Het
actieve  parkeerhulpsysteem  ParkSense  is
een  semi-automatisch  systeem,  omdat  de
bestuurder het gaspedaal, de schakelhendel
en de remmen zelf moet bedienen. Afhanke -
lijk  van  de  door  de  bestuurder  gekozen
parkeermanoeuvre,  kan  het  actieve  parkeer -
hulpsysteem  ParkSense  insteekparkeren  of
fileparkeren  aan  beide  zijden  (bestuurders-
of passagierszijde) en file-uitparkeren. OPMERKING:
De bestuurder is te allen tijde zelf verant
-
woordelijk voor het besturen van het voer -
tuig,  verantwoordelijk  voor  eventuele
objecten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
Het  systeem  is  bedoeld  als  hulpmiddel
voor de bestuurder, niet als vervanging van
de bestuurder.
Als  de  bestuurder  tijdens  een  semi-auto-
matische  manoeuvre  het  stuurwiel
aanraakt  nadat  hij  de  instructie  heeft
gekregen het stuur los  te  laten,  wordt  het
systeem  geannuleerd  en  dient  de
bestuurder  de  parkeermanoeuvre  hand -
matig te voltooien.
Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden  (bijv.  weersomstandig-
heden zoals zware regen, sneeuw, enz., of
bij het zoeken naar een parkeerplaats met
oppervlakken  die  de  ultrasone  sensor -
golven absorberen).
Nieuwe  voertuigen  van  de  dealer  moeten
ten  minste  48 km  (30 mijl)  hebben
gereden  voordat  het  actieve  parkeerhul -
psysteem  ParkSense  volledig  is  gekali -
breerd  en  nauwkeurig  werkt.  Dit  is  te
Het  wordt  sterk  aanbevolen  de  afneem -
bare  trekhaak  te  verwijderen  voordat  u
ParkSense gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet  nodig  heeft.  Als  u  dit  niet
doet,  kan  persoonlijk  letsel  of  schade
aan voertuigen ontstaan doordat de trek-
haakkogel  zich  veel  dichter  bij  het
obstakel  bevindt  dan  de  achterkant  van
de auto, wanneer via de luidspreker een
continue toon klinkt. Afhankelijk van de
afmetingen  en  vorm  van  de  trekhaak  is
het ook mogelijk dat de sensoren de trek-
haak  detecteren  en  abusievelijk
aangeven  dat  er  een  obstakel  achter  de
auto aanwezig is.
 LET OP!
ParkSense  is  uitsluitend  bedoeld  als
hulpmiddel  tijdens  het  parkeren  en  is
niet  in  staat  ieder  voorwerp,  inclusief
kleine  obstakels,  waar  te  nemen.  Stoe-
pranden  worden  mogelijk  tijdelijk  of
helemaal  niet  gedetecteerd.  Op  kleine
afstanden  worden  obstakels  boven  of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
 WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Bij  gebruik  van  ParkSense  moet  u  lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer  een  obstakel  wordt  gedetec-
teerd.  Het  is  raadzaam  om  over  uw
schouder  te  kijken,  ook  wanneer  u
gebruik maakt van ParkSense.
 LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 179   
Page 182 of 370

STARTEN EN RIJDEN
180
wijten  aan  dynamische  voertuigkalibratie
van  het  systeem  ter  verbetering  van  de
prestaties  van  de  functie.  Het  systeem
voert  eveneens  continu  de  dynamisch
voertuigkalibratie  uit  om  rekening  te
houden  met verschillen, zoals te harde of
te zachte banden en nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem 
ParkSense in- en uitschakelen
Het  actieve  parkeerhulpsysteem  ParkSense
kan  worden  in-  en  uitgeschakeld  met  de
ParkSense schakelaar, die zich op het scha-
kelpaneel  onder  het  Uconnect  scherm
bevindt.
Om het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense in te schakelen, drukt u
eenmaal op de  schakelaar voor  het
actieve  parkeerhulpsysteem  Park -
Sense (LED gaat branden).
Om  het  actieve  parkeerhulpsysteem  Park -
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de  schakelaar  voor  het  actieve  parkeerhul -
psysteem ParkSense (LED gaat uit). Het  actieve  parkeerhulpsysteem  ParkSense
wordt automatisch uitgschakeld voor elk van
de volgende omstandigheden: 
De parkeermanoeuvre is voltooid.
De  rijsnelheid  is  hoger  is  dan  18 mph
(30 km/u)  tijdens  het  zoeken  naar  een
parkeerplaats.
De  rijsnelheid  is  hoger  is  dan  5 mph
(7 km/u) tijdens de actieve stuurgeleiding
in de parkeerplaats.
Het stuurwiel wordt aangeraakt tijdens de
actieve stuurgeleiding in de parkeerplaats.
Er  wordt  op  de  schakelaar  voor  de  Park-
Sense  parkeersensoren  voor  en  achter
gedrukt.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De achterklep wordt geopend.
Ingreep van ESC/ABS.
Het  actieve  parkeerhulpsysteem  Park-
Sense  laat  een  maximaal  aantal  schake-
lingen toe tussen DRIVE en REVERSE. Als
de  manoeuvre  niet  binnen  het  maximale
aantal  schakelingen  kan  worden  uitge-
voerd, wordt  deze door het systeem gean
-
nuleerd  en  wordt  de  bestuurder  via  het display  in  de  instrumentengroep  begeleid
bij  het  handmatig  voltooien  van  de
manoeuvre.
Het  actieve  parkeerhulpsysteem  ParkSense
werkt  alleen  en  zoekt  alleen  naar  een
parkeerplaats  als  aan  de  volgende  voor -
waarden wordt voldaan:
De versnellingsbak staat in DRIVE.
Contactschakelaar staat in de stand RUN.
De schakelaar voor het actieve parkeerhul -
psysteem ParkSense is bediend.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De achterklep is gesloten.
Het oppervlak en de onderkant van achter -
kant/achterbumper  en  de  voorkant/voor -
bumper  van  de  auto  moeten  vrij  zijn  van
sneeuw, ijs, modder, vuil of andere obsta-
kels.
De  voertuigsnelheid  is  lager  dan  25 km/u
(15 mph).
OPMERKING:
Als  sneller  wordt  gereden  dan  ongeveer
25 km/u (15 mph), dan wordt de bestuurder
via  het  display  van  de  instrumentengroep
geïnstrueerd  om  langzamer  te  rijden.  Als
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 180   
Page 183 of 370

181
sneller wordt gereden dan ongeveer 30 km/u
(18 mph),  wordt  het  systeem  geannuleerd.
De  bestuurder  moet  dan  het  systeem
opnieuw  inschakelen  door  op  de  schakelaar
voor  het  actieve  parkeerhulpsysteem  Park-
Sense te drukken.
Wanneer  de  schakelaar  wordt  ingedrukt,
knippert  de  LED  op  de  schakelaar  voor  het
actieve parkeerhulpsysteem ParkSense tijde -
lijk. De LED gaat vervolgens uit als  niet aan
alle  bovenstaande  voorwaarden  wordt
voldaan.
De parkeerplaats verlaten
OPMERKING:
De  functie  werkt  niet  voor  insteekparkeren,
maar alleen voor fileparkeren.
Activeren
Om deze functie te activeren, drukt u op de
harde  Active-ParkSense-toets  en  gebruikt
vervolgens de pijltoetsen op het stuur om de
file-uitparkeren-functie te selecteren.  Na de
keuze,  wordt  het  systeem  geactiveerd  en
waarschuwt het de bestuurder via het display
in  het  instrumentenpaneel  over  de  hande -
lingen  die moeten  worden uitgevoerd om de
manoeuvre correct uit te voeren. Selectie van richting voor manoeuvre
Gebruik de richtingaanwijzers om de richting
te  kiezen  waarin  u  de  manoeuvre  wilt
uitvoeren.
Tijdens  de  manoeuvre  vraagt  het  systeem  u
om  de  achteruitversnelling  in  te  schakelen.
Schakel de richtingaanwijzer in  aan de kant
van het voertuig waar u de parkeerplaats wilt
verlaten. Laat het stuur los en trap de betref
-
fende pedalen in terwijl het systeem uw voer -
tuig  automatisch  uit  de  parkeerplaats  rijdt.
Als  de  bestuurder  tijdens  de  manoeuvre
bewust  of  onbewust  het  stuurwiel  blokkeert
(het  stuurwiel  vasthoudt  of  aanraakt  zodat
het  niet  kan  draaien),  wordt  de  manoeuvre
onderbroken.
Einde van de manoeuvre
De  semi-automatische  manoeuvre  eindigt
wanneer  het  display  de  volgende  melding
over  een  uitgevoerde  manoeuvre  weergeeft.
Aan  het  einde  van  de  manoeuvre  krijgt  de
bestuurder  weer  de  controle  over  het  voer -
tuig.
Belangrijke informatie
Als de positie van sensoren door de impact
verandert,  kan  dit  grote  gevolgen  hebben
voor de werking van het systeem.
De  sensoren  bereiken  de  beste  prestaties
nadat  de  auto  ongeveer  30 mijl  (50 km)
gereden  heeft,  vanwege  de  dynamische
bandomtrekberekeningen  die  gebruikt
worden bij het parkeren.
Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op  dat u  geen  krassen of
andere  schade  toebrengt.  De  sensoren
mogen  niet  bedekt  zijn  met  ijs,  sneeuw,
modder,  vuil  of  afval.  Verontreiniging  van
de  sensoren  kan  ertoe  leiden  dat  het
systeem niet goed werkt. Mogelijk kan het
ParkSense  systeem  hierdoor  obstakels
voor  of  achter  de  auto  niet  detecteren,  of
geeft  het  systeem  foutieve  melding  van
een obstakel voor of achter de auto.
Bouwmachines,  grote  vrachtwagens  en
andere  bronnen  van  trillingen  kunnen  de
werking  van  ParkSense  nadelig  beïn -
vloeden.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 181   
Page 184 of 370

STARTEN EN RIJDEN
182
Sensoren  kunnen  een  niet-bestaand
obstakel  detecteren  (echogeluid)  door
mechanische  geluiden,  bijvoorbeeld
tijdens  het  wassen  van  het  voertuig  of  in
geval van regen, sterke wind en hagel.
De sensoren detecteren objecten met een
bepaalde  vorm  of  gemaakt  van  bepaalde
materialen (zeer dunne palen, aanhanger-
balken,  panelen,  netten,  struiken,
parkeerpalen,  stoepen,  afvalbakken,
motoren,  enz.)  mogelijk  niet.  Controleer
altijd goed op obstakels rond het  voertuig
en de  baan  naar  de  parkeerplaats  die  het
systeem heeft geïdentificeerd.
Wanneer  wielen  en  banden  worden
gebruikt  met  andere  afmetingen  dan  de
originele  wielen  en  banden,  kan  dit  een
nadelige  invloed  hebben  op  de  werking
van het systeem.
De  werking  van  de  sensoren  achter  wordt
automatisch  uitgeschakeld  wanneer  de
elektriciteitsstekker  van  de  aanhanger  in
de  contactdoos  van  de  trekhaak  van  het
voertuig wordt gestoken. De sensoren voor
blijven  ingeschakeld  en  kunnen  akoesti -
sche  en  visuele  waarschuwingen  geven.
De  sensoren  achter  worden  automatisch
weer ingeschakeld wanneer de stekker van de  aanhangerkabel  uit  de  contactdoos
wordt gehaald.
In de modus "Search in progress" (bezig met
zoeken)  kan  het  systeem  een  ongeschikte
parkeerplaats  voor  de  manoeuvre  identifi
-
ceren  (bijv.  een  kruising,  oprit,  plekken  die
de rijrichting doorkruisen, enz.).
Bij  parkeermanoeuvres  op  een  helling
kunnen  prestaties  van  het  systeem
afnemen  en  wordt  het  systeem  mogelijk
uitgeschakeld.
Als  een  parkeermanoeuvre  wordt  uitge-
voerd tussen twee geparkeerde voertuigen
langs de stoep, kan het voorkomen dat het
systeem het voertuig op de stoep rijdt.
Sommige  manoeuvres  met  zeer  scherpe
bochten  kunnen  mogelijk  niet  worden
uitgevoerd.
Controleer  tijdens  de  parkeermanoeuvre
voortdurend  of  de  omstandigheden  niet
veranderen  (bijv.  er  bevinden  zich
personen en/of dieren op de parkeerplaats,
rijdende  voertuigen,  enz.)  en  grijp  indien
nodig direct in.
Let tijdens parkeermanoeuvres op voertuigen
die  uit  de  tegengestelde  richting  komen.
Houd u altijd aan de wet en verkeersregels.
 OPMERKING:
Wanneer  sneeuwkettingen  of  het  ruimte-
besparende  wiel zijn aangebracht, kan de
juiste  werking  van  het  systeem  niet
worden gegarandeerd.
De functie informeert de bestuurder alleen
over  de  laatste  geschikte  parkeerplaats
(insteekparkeren en fileparkeren) die door
de parkeersensoren is gedetecteerd.
Sommige  meldingen  gaan  vergezeld  van
akoestische waarschuwingen.
RIJSTROOKDETECTIE — 
INDIEN AANWEZIG 
Werking van rijstrookdetectie
Het  rijstrookdetectiesysteem  werkt  bij  snel
-
heden  van  meer  dan  60 km/u  (37 mph)  en
onder  de  180 km/u  (112 mph).  Het
rijstrookdetectiesysteem  maakt  gebruik  van
een  vooruitkijkcamera  om  rijstrookmarke -
ringen  te  detecteren  en  meet  de  positie  van
het voertuig binnen de markeringen.
Wanneer  beide  rijstrookmarkeringen  zijn
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge -
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 182   
Page 185 of 370

183
een voelbare waarschuwing op het stuurwiel,
alsmede  een  visuele  waarschuwing  op  het
display  in  de  instrumentengroep  om  de
bestuurder  erop  te  wijzen  binnen  de
rijstrookmarkeringen te blijven.
De bestuurder kan de voelbare waarschuwing
op elk moment handmatig uitschakelen door
aan het stuur te trekken.
Wanneer  slechts  één  rijstrookmarkering  is
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een  visuele  waarschuwing  via  het  display  in
de instrumentengroep om de bestuurder erop
te  wijzen  op  de  rijstrook  te  blijven.  Als
slechts  één  rijstrookmarkering  is  gedetec -
teerd,  wordt  geen  voelbare  waarschuwing
gegeven.
OPMERKING:
Wanneer  aan  de  bedrijfsomstandigheden  is
voldaan,  controleert  het  rijstrookdetectiesy -
steem  of  de  handen  van  de  bestuurder
aanwezig  zijn  op  het  stuurwiel  en  geeft  het
een visuele waarschuwing en een geluidssig -
naal  weer  als  de  handen  van  de  bestuurder
niet  zijn  gedetecteerd  op  het  stuurwiel.  Het
systeem wordt geannuleerd als de bestuurder
zijn handen niet aan het stuur heeft.Rijstrookdetectie in- of uitschakelen
De standaardstatus van rijstrookde -
tectie is "Off" (uit).
De knop LaneSense bevindt zich op
het  schakelpaneel  onder  het  Uconnect
scherm.
Om  het  rijstrookdetectiesysteem  in  te  scha -
kelen,  drukt  u  op  de  toets  LaneSense  (LED
gaat  uit).  Het  bericht  "Lane  Sense  On"
(rijstrookdetectie ingeschakeld) verschijnt op
het display in de instrumentengroep.
Om het rijstrookdetectiesysteem uit te scha -
kelen,  drukt  u  eenmaal  op  de  toets  Lane -
Sense (LED gaat aan).
OPMERKING:
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door de rijstrookdetectie
automatisch de systeemstatus (ingeschakeld
of  uitgeschakeld)  hersteld  die  actief  was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie
De  rijstrookdetectie  geeft  de  huidige  afwij -
king van de rijstrook aan via het display in de
instrumentengroep. Basisdisplay in de instrumentengroep — indien
aanwezig
Wanneer  de  rijstrookdetectie  is  ingescha
-
keld,  zijn  de  rijstrookmarkeringen  grijs
wanneer geen van beide rijstrookgrenzen zijn
gedetecteerd  en  is  het  verklikkerlampje 
van de rijstrookdetectie continu wit.
Links  verlaten  van  rijstrook  —  alleen  linker
rijstrook gedetecteerd  
Wanneer  de  rijstrookdetectie  is  ingescha-
keld,  is  het  verklikkerlampje    van  de
rijstrookdetectie  continu  wit  wanneer
alleen de markering van de linker rijstrook
is  gedetecteerd  en  is  het  systeem  gereed
voor  het  geven  van  visuele  waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep  wanneer  de  rijstrook  onbedoeld
wordt verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook  wordt  benaderd  en  een  rijstrook
wordt  verlaten,  knippert  de  dikke  linker
rijstrookmarkering van wit naar grijs, blijft
de dunne linker lijn continu wit en veran -
dert  de  kleur  van  het  verklikkerlampje 
van  de  rijstrookdetectie  van  continu  wit
naar knipperend geel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 183   
Page 186 of 370

STARTEN EN RIJDEN
184
OPMERKING:
De  rijstrookdetectie  werkt  met  hetzelfde
gedrag  voor  het  rechts  verlaten  van  de
rijstrook, wanneer alleen de rechter rijstrook-
markering is gedetecteerd.
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd  
Wanneer  de  rijstrookdetectie  is  ingescha-
keld,  verandert  de  kleur  van  de  rijstrook-
markeringen  van  grijs  in  wit  om  aan  te
geven  dat  beide  rijstrookmarkeringen  zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje   van
de  rijstrookdetectie  is  continu  groen
wanneer  beide  rijstrookmarkeringen  zijn
gedetecteerd  en  het  systeem  gereed  is
voor  het  geven  van  visuele  waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep  en  een  voelbare  waarschuwing  in
het stuur als een rijstrook onbedoeld wordt
verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van  de  rijstrook  waarneemt,  verandert  de
kleur  van  de  dikke  linker  rijstrookmarke-
ring en de dunne linker lijn in continu wit.
De  kleur  van  het  verklikkerlampje    van
de rijstrookdetectie verandert van continu
groen  naar  continu  geel.  Op  dit  moment
wordt kracht op het stuurwiel in de tegen -overgestelde  richting  van  de  grens  van
rijstrook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij
-
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook  wordt  benaderd  en  een  rijstrook
wordt  verlaten,  knippert  de  dikke  linker
rijstrookmarkering van wit naar grijs, blijft
de dunne linker lijn continu wit en veran -
dert  de kleur  van  het  verklikkerlampje 
van  de  rijstrookdetectie  van  continu  geel
naar  knipperend  geel.  Op  dit  moment
wordt kracht op het stuurwiel in de tegen -
overgestelde  richting  van  de  grens  van
rijstrook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij -
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
OPMERKING:
De  rijstrookdetectie  werkt  met  hetzelfde
gedrag  voor  het  rechts  verlaten  van  de
rijstrook.
Premium  display  in  de  instrumentengroep  —
indien aanwezig
Wanneer  de  rijstrookdetectie  is  ingescha -
keld,  zijn  de  rijstrookmarkeringen  grijs wanneer geen van beide rijstrookgrenzen zijn
gedetecteerd  en  is  het  verklikkerlampje 
van de rijstrookdetectie continu wit.
Links  verlaten  van  rijstrook  —  alleen  linker
rijstrook gedetecteerd
 Wanneer  de  rijstrookdetectie  is  ingescha-
keld,  is  het  verklikkerlampje    van  de
rijstrookdetectie  continu  wit  wanneer
alleen de markering van de linker rijstrook
is  gedetecteerd  en  is  het  systeem  gereed
voor  het  geven  van  visuele  waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep  wanneer  de  rijstrook  onbedoeld
wordt verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook  wordt  benaderd  en  een  rijstrook
wordt  verlaten,  knippert  de  dikke  linker
rijstrookmarkering  geel,  blijft  de  dunne
linker  lijn  continu  geel  en  verandert  de
kleur  van  het  verklikkerlampje    van  de
rijstrookdetectie  van  continu  wit  naar
knipperend geel.
OPMERKING:
De  rijstrookdetectie  werkt  met  hetzelfde
gedrag  voor  het  rechts  verlaten  van  de
rijstrook, wanneer alleen de rechter rijstrook -
markering is gedetecteerd.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 184   
Page 187 of 370

185
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd 
Wanneer  de  rijstrookdetectie  is  ingescha-
keld,  verandert  de  kleur  van  de  rijstrook-
markeringen  van  grijs  in  wit  om  aan  te
geven  dat  beide  rijstrookmarkeringen  zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje   van
de  rijstrookdetectie  is  continu  groen
wanneer  beide  rijstrookmarkeringen  zijn
gedetecteerd  en  het  systeem  gereed  is
voor  het  geven  van  visuele  waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep  en  een  voelbare  waarschuwing  in
het stuur als een rijstrook onbedoeld wordt
verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van  de  rijstrook  waarneemt,  verandert  de
kleur  van  de  dikke  linker  rijstrookmarke-
ring  en  de  dunne  linker  lijn  in  continu
geel. De kleur van het verklikkerlampje 
van  de  rijstrookdetectie  verandert  van
continu  groen  naar  continu  geel.  Op  dit
moment  wordt  kracht  op  het  stuurwiel  in
de tegenovergestelde richting van de grens
van rijstrook uitgeoefend. Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij
-
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook  wordt  benaderd  en  een  rijstrook
wordt  verlaten,  knippert  de  linker  dikke
rijstrooklijn  geel  en  blijft  de  linker  dunne
lijn continu branden. het verklikkerlampje
  van  de  rijstrookdetectie  blijft  continu
geel branden. Op dit moment wordt kracht
op  het  stuurwiel  in  de  tegenovergestelde
richting van de grens van rijstrook uitgeoe-
fend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij -
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
OPMERKING:
De  rijstrookdetectie  werkt  met  hetzelfde
gedrag  voor  het  rechts  verlaten  van  de
rijstrook.
Status van rijstrookdetectie wijzigen
Het  rijstrookdetectiesysteem  heeft  instel -
lingen  om  de  intensiteit  van  de  voelbare
waarschuwing  (laag/gemiddeld/hoog)  en  de
gevoeligheid  van  de  waarschuwingszone
(vroeg/gemiddeld/laat)  te  configureren  via
het  scherm  van  het  Uconnect  systeem. Raadpleeg  de  paragraaf  "Instellingen  van
Uconnect"  in  het  hoofdstuk  "Multimedia"  in
het instructieboekje voor meer informatie.
OPMERKING:
Het  systeem  geeft  geen  voelbare  waar
-
schuwing  op  het  stuurwiel  wanneer  een
veiligheidssysteem  wordt  geactiveerd
(antiblokkeersysteem,  tractieregelsy-
steem,  elektronische  stabiliteitsregeling,
Forward Collision Warning etc.).
Bij  gebruik  van  de  richtingaanwijzers  en
de  waarschuwingsknipperlichten  worden
de waarschuwingen ook onderdrukt.
PARKVIEW ACHTERUITRIJ -
CAMERA — INDIEN 
AANWEZIG  
Wanneer de schakelhendel in de achteruitrij -
stand staat, kunt u een beeld op het scherm
bekijken van de achterzijde van uw auto. Het
beeld  van  de  ParkView-achteruitrijcamera
wordt weergegeven op het Uconnect-display,
in  het  middendeel  van  het  instrumentenpa -
neel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 185   
Page 188 of 370

STARTEN EN RIJDEN
186
(Vervolgd)
Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruit-
rijcamera"  in  het  hoofdstuk  "Starten  en
rijden"  in  het  instructieboekje  voor  meer
informatie.
BRANDSTOF TANKEN
Het doploze brandstofsysteem maakt gebruik
van  een  klep  die  op  de  vulleiding  van  de
brandstoftank  is geplaatst; deze wordt auto -
matisch  geopend  en  gesloten  bij  het
plaatsen/uitnemen  van  het  vulpistool.  In
bepaalde  landen  is  het  doploze  brand -
stofsysteem zo ontworpen dat het tanken van
de  verkeerde  soort  brandstof  wordt  voor -
komen.
1. Ontgrendel  de  brandstofvulklep  door  op de  ontgrendelknop  op  de  sleutelhouder
of de ontgrendelknop op het bekledings -
paneel  van  het  bestuurdersportier  te
drukken.
2. Open  de  brandstofvulklep  door  op  de buitenste rand van de vulklep te drukken. Brandstofvulklep
Vulprocedure
3. Er zit geen vuldop onder de brandstofvul -
klep.  Het  systeem  wordt  afgedicht  door
een afsluitklep in de leiding.
4. Steek  het  tankpistool  volledig  in  de vulleiding;  het  tankpistool  duwt  de  afsl -
uitklep  open  en  houdt  de  klep  open
tijdens het tanken.
 WAARSCHUWING!
Bestuurders  moeten  altijd  voorzichtig
achteruit  rijden,  ook  wanneer  gebruik
wordt  gemaakt  van  de  ParkView
achteruitrijcamera.  Controleer  het  gebied
achter  de  auto  altijd  zorgvuldig,  kijk  naar
achteren en wees bedacht op voetgangers,
dieren,  andere  voertuigen,  obstakels  en
dode  hoeken,  voordat  u  achteruitrijdt.  U
bent  verantwoordelijk  voor  de  veiligheid
van  uw  omgeving  en moet  blijven opletten
als  u  achteruitrijdt.  Anders  bestaat  er  een
risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
 LET OP!
Om  voertuigschade  te  voorkomen  mag
ParkView  alleen  worden  gebruikt  als
parkeerhulp.  De  ParkView  camera  kan
niet elk obstakel of voorwerp zien.
Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam  rijden  bij  gebruik  van  Park-
View, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel  wordt  waargenomen.  Het  is
raadzaam om tijdens het achteruitrijden
over uw schouder te kijken, ook wanneer
u gebruik maakt van ParkView.
 LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 186   
Page 189 of 370

187
5. Vul  de  tank  met  brandstof  en  wanneerhet  tankpistool  "klikt"  of  wordt  afge -
sloten, is de brandstoftank vol.
6. Wacht  10  seconden  voordat  u  het  tank -
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
7. Verwijder  het  tankpistool  en  sluit  de brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge -
vallen
De  meeste  jerrycans  kunnen  de  afsluitklep
niet  openen.  Een  trechter  wordt  bijgeleverd
waarmee u de afsluitklep kunt openen zodat
u  in  noodgevallen  brandstof  kunt  bijvullen
met een jerrycan.
1. Pak  de  trechter  uit  de  opbergruimte  van het reservewiel.
2. Steek  de  trechter  op  dezelfde  manier  in de vulleiding als het tankpistool. Brandstoftrechter
3. Zorg  ervoor  dat  de  trechter  volledig  is geplaatst  zodat  hij  de  afsluitklep  open -
houdt.
4. Giet de brandstof in de trechter.
5. Verwijder  de  trechter  uit  de  vulleiding, reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de opbergruimte voor het reservewiel.
OPMERKING:
Onder  bepaalde  koude  omstandigheden,
kan  de  brandstofvulklep  mogelijk  niet
worden  geopend  door  ijsvorming.  Als  dit
gebeurt,  druk  dan  licht  op  de  brandstof -
vulklep  om  het  ijs  te  breken  ontgrendel
vervolgens  brandstofvulklep  met  de ontgrendelknop  in  de  auto.  Probeer  de
klep niet los te wrikken.
Wanneer  het  mondstuk  aan  de  vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
 WAARSCHUWING!
Houd  brandende  sigaretten  en  vuur  uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait.  Dit  is  in  strijd  met  de  richtlijnen
in de meeste landen en kan ertoe leiden
dat het storingslampje gaat branden.
Breng  geen  object/dop  dat/die  niet
specifiek voor de auto is geleverd aan op
het  uiteinde  van  de  vulleiding.  Het
gebruik  van  niet-compatibele  objecten/
doppen kan leiden tot een drukverhoging
in de tank, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit  kan  leiden  tot  brandwonden.  Plaats
een  jerrycan  altijd  op  de  grond  alvorens
deze te vullen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 187   
Page 190 of 370

STARTEN EN RIJDEN
188
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep
Wanneer  u  de  brandstofvulklep  niet  kunt
openen,  kunt  u  gebruikmaken  van  de  nood-
ontgrendeling van de tankklep.
1. Open de achterklep.
2. Verwijder  de  hoedenplank  indien aanwezig.
3. Verwijder met de punt van uw sleutel het klepje  van  de  ontgrendelkabel  in  het
rechter bekledingspaneel.
4. Pak de ontgrendelkabel vast en trek hem voorzichtig  omhoog  om  de  brandstofvul -
klep te ontgrendelen.
OPMERKING:
De  bevestiging  van  de  kabel  kan  breken  als
er te veel kracht wordt uitgeoefend. Grendel van de bandstofvulklep
5. Druk op de buitenste rand om de brand -
stofvulklep te openen.
Brandstofvulklep Vulleiding
BRANDSTOF TANKEN — 
DIESELMOTOR 
Het doploze brandstofsysteem maakt gebruik
van  een  klep  die  op  de  vulleiding  van  de
brandstoftank  is geplaatst; deze wordt auto
-
matisch  geopend  en  gesloten  bij  het
plaatsen/uitnemen  van  het  vulpistool.  Het
doploze  brandstofsysteem  is  zo  ontworpen
dat het tanken van de verkeerde soort brand -
stof wordt voorkomen.
1. Ontgrendel  de  brandstofvulklep  door  op de  ontgrendelknop  op  de  sleutelhouder
of de ontgrendelknop op het bekledings -
paneel  van  het  bestuurdersportier  te
drukken.
20_MP_UG_NL_EU_t.book  Page 188