OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 31 of 225
Sleutels, portieren en ruiten29
Bij nogmaals indrukken van de Start/
Stop -toets worden de motor en het
contact uitgeschakeld. De auto moet
hierbij stilstaan. De startbeveiliging
wordt tegelijkertijd ingeschakeld.
Als het contact is uitgeschakeld en de
auto stilstaat, wordt het stuurslot bij
het openen of sluiten van het bestuur‐ dersportier vanzelf geactiveerd.
Controlelamp 0 3 94.
Let op
De elektronische sleutel niet in de bagageruimte of voor het
Info-Display leggen.
De sensorvelden in de portierhand‐
grepen moeten worden schoonge‐
houden om goed te blijven functio‐ neren.
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan, omdat
het stuurslot dan niet kan worden
ontgrendeld.Afstandsbediening
De elektronische sleutel heeft boven‐
dien een afstandsbediening.
Noodbediening
Kan de auto evenmin met de af‐
standsbediening worden ontgren‐
deld, dan kunt u het bestuurderspor‐
tier vergrendelen of ontgrendelen met
de in de elektrische sleutel onderge‐
brachte noodsleutel: vergrendeling
indrukken en het kapje onder lichte
druk verwijderen. Noodsleutel door
blokkering heen naar buiten schuiven en verwijderen.
Page 32 of 225
30Sleutels, portieren en ruiten
Met de noodsleutel kunt u alleen het
bestuurdersportier ver- en ontgrende‐
len. Auto volledig ontgrendelen
3 31. Bij auto’s met een diefstala‐
larmsysteem kan tijdens het ontgren‐ delen het alarm afgaan. Zet het alarm
af door het contact in te schakelen.Houd de elektronische sleutel in de
getoonde positie en druk op de Start/
Stop -toets.
Voor het afzetten van de motor de Start/Stop -toets minstens
2 seconden indrukken.
Bestuurdersportier met de noodsleu‐
tel vergrendelen. Auto volledig ver‐ grendelen 3 31.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Batterij elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Moet de batte‐
rij worden vervangen, dan wordt dit
aangegeven door InSP3 op het ser‐
vicedisplay of door een Check-
Controlmelding op het Info-Display
3 104.
Batterijen horen niet in het huisvuil thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 33 of 225
Sleutels, portieren en ruiten31
Om de batterij te vervangen de ver‐
grendeling indrukken en het kapje on‐ der lichte druk verwijderen. Kapje aan
de andere kant naar buiten toe weg‐
duwen.
Batterij vervangen (batterijtype
CR 2032), let hierbij op de juiste plaat‐ sing. Kapjes vastklikken.
Afstandsbediening
synchroniseren
De afstandsbediening wordt bij iedere startprocedure automatisch gesyn‐
chroniseerd.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan worden vergrendeld of ontgrendeld of
als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken heb‐
ben:
■ Storing in de afstandsbediening 3 27.
■ Elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik.
Om de storing te verhelpen, de positie van de elektronische sleutel verande‐
ren.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan een van de binnenste por‐
tierhandgrepen te trekken gaat het
desbetreffende portier open en wordt de auto ontgrendeld.
Let op
Bij een aanrijding vanaf een be‐
paalde zwaarte wordt de auto auto‐
matisch ontgrendeld.Ontgrendelen
Afstandsbediening
Toets q indrukken.
Page 34 of 225
32Sleutels, portieren en ruiten
Elektronische sleutel
Aan een portierhandgreep trekken of
de toets onder de lijst op de achter‐
klep indrukken.
De elektronische sleutel moet zich
buiten de auto bevinden, binnen een straal van ca. 1 meter.
Vergrendelen Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten. Bij een niet goed gesloten be‐
stuurdersportier werkt de centrale
vergrendeling niet.
Afstandsbediening
Toets p indrukken.
Elektronische sleutel
Sensorveld in de portierhandgreep
van een van de voorportieren aanra‐
ken.
De elektronische sleutel moet zich
buiten de auto bevinden, binnen een straal van ca. 1 meter. De andereelektronische sleutel mag niet in de
auto aanwezig zijn.
Ontgrendelen is pas na 2 seconden
mogelijk. Ondertussen kan worden
gecontroleerd of de auto vergrendeld
is.
Let op
De auto wordt niet automatisch ver‐
grendeld.
Page 35 of 225
Sleutels, portieren en ruiten33
Centrale vergrendelingstoets
m-toets indrukken: de portieren wor‐
den vergrendeld of ontgrendeld.
De led in de centrale vergrendelings‐
toets m brandt na het vergrendelen
met de afstandsbediening ca.
2 minuten.
Na het van de binnenzijde vergren‐
delen tijdens het rijden brandt de led
continu.
Storing in afstandsbediening of
elektronische sleutel
Ontgrendelen
Sleutel of noodsleutel 3 28 in het slot
van het bestuurdersportier steken en
zover mogelijk omdraaien. Bij het
openen van het bestuurdersportier
wordt de hele auto ontgrendeld.
Vergrendelen
Bestuurdersportier sluiten, passa‐ giersportier openen, centrale ver‐
grendelingstoets m indrukken. De
auto wordt vergrendeld. Passagiers‐
portier sluiten.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Sleutel of noodsleutel 3 28 in het slot
van het bestuurdersportier steken en
zover mogelijk omdraaien. De ove‐
rige portieren zijn te openen met be‐
hulp van de binnenste handgrepen
(niet mogelijk wanneer van tevoren
de diefstalbeveiliging ingeschakeld
is). De bagageruimte en tankklep blij‐ ven vergrendeld. Om het diefstala‐
larmsysteem te deactiveren, het con‐
tact inschakelen 3 36.
Vergrendelen
Page 36 of 225
34Sleutels, portieren en ruiten
Sleutel of noodsleutel 3 28 aan de
binnenkant van het portier in de ope‐
ning boven het slot steken en de ver‐
grendeling hoorbaar indrukken. Por‐
tier vervolgens sluiten. Deze proce‐
dure bij elk van de portieren uitvoe‐
ren. Het bestuurdersportier is ook van de buitenzijde met de sleutel te ver‐
grendelen. Tankklep en achterklep
kunnen niet worden vergrendeld.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Draai de knop op het achterportierslot
met een sleutel of een geschikte
schroevendraaier horizontaal. Het
portier kan niet van binnenuit worden geopend.
Portieren
Bagageruimte
Openen
Toets onder de lijst indrukken.
9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige,
Page 37 of 225
Sleutels, portieren en ruiten35onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u
bewusteloos raken en zelfs ster‐
ven.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐ res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Toets onder de lijst van de achterklep tijdens het sluiten niet indrukken, om‐dat de achterklep anders opnieuwontgrendeld wordt.Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als het contact ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Page 38 of 225
36Sleutels, portieren en ruiten
Inschakelen met deafstandsbediening
Binnen 15 seconden p tweemaal in‐
drukken.
Inschakelen met de
elektronische sleutel
Binnen 15 seconden het sensorveld
in de porthandgreep van een van de
voorportieren tweemaal aanraken.
De elektronische sleutel moet zich
buiten de auto bevinden, binnen een straal van ongeveer 1 meter.
Diefstalalarmsysteem Het diefstalalarmsysteem vormt één
geheel met de diefstalbeveiliging en
wordt als zodanig bediend.
Het bewaakt:
■ Portieren, achterklep, motorkap,
■ Passagiersruimte,
■ Hellingshoek van de auto, bijv. bij het wegslepen,
■ Contactslot.
Inschakelen
U activeert het systeem met p op de
handzender of door of door het sen‐
sorveld op de voorportiergreep na het
vergrendelen nogmaals aan te raken.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Page 39 of 225
Sleutels, portieren en ruiten37
Inschakelen zonder bewakingpassagiersruimte enhellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u dieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasone to‐
nen of bewegingen het alarm active‐
ren. Schakel deze ook uit als de auto zich op een veerboot of een trein be‐
vindt.
1. Sluit de bagageruimte, motorkap en ruiten.
2. Toets b indrukken. De LED in
toets m knippert maximaal
10 seconden.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len. Het led brandt. Na ca.
10 seconden is het systeem ge‐
activeerd. De led knippert totdat
het systeem wordt uitgeschakeld.
Lichtdiode (led)De eerste 10 seconden na het inscha‐ kelen van het diefstalalarmsysteem:Led
aan=test, vertraagde
ontsteking,Led
knip‐
pert
snel=portier, achterklep, motor‐
kap open of systeemfout.
Als er na het inschakelen van het dief‐ stalalarmsysteem 10 seconden zijn
verstreken:
Led knippert
langzaam=systeem
ingeschakeld,Led brandt
ca.
1 seconde=uitschakelfunctie.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Page 40 of 225
38Sleutels, portieren en ruiten
Alarm
Het alarm geeft als het afgaat geluids‐ signalen (claxon) en lichtsignalen
(alarmknipperlichten). Het aantal sig‐ nalen en de duur ervan zijn wettelijk
vastgelegd.
Het alarmsirenesignaal kan worden
afgebroken door het indrukken van
een toets op de afstandsbediening of door het inschakelen van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐ tiveren door de toets p in te drukken
of door de ontsteking in te schakelen.
Startbeveiliging Het systeem controleert of de auto
met de gebruikte sleutel gestart mag
worden. Wordt de transponder in de
sleutel goedgekeurd, dan kan de mo‐
tor worden gestart.
De startbeveiliging wordt geactiveerd na het verwijderen van de sleutel uit
het contactslot of wanneer de motor
wordt afgezet door de Start/Stop-
toets in te drukken.
Controlelamp A 3 91.Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 31, 3 36.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Eerst desbetreffende buitenspiegel
selecteren en daarna verstellen.