OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 41 of 225

Sleutels, portieren en ruiten39Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Handmatig inklappen De buitenspiegels kunnen door lichtedruk op de buitenzijde van de behui‐
zing worden ingeklapt.
Elektrisch inklappen
Toets n indrukken en beide buiten‐
spiegels worden ingeklapt.
Toets n nogmaals indrukken en
beide buitenspiegels nemen hun uit‐
gangspositie weer in.
Wanneer u een elektrisch ingeklapte
spiegel met de hand uitklapt, dan
wordt door het indrukken van
toets n alleen de andere spiegel
elektrisch uitgeklapt.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Page 42 of 225

40Sleutels, portieren en ruitenBinnenspiegelHandmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Automatisch dimmend
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Warmtewerende voorruit
De warmtewerende voorruit is voor‐
zien van een coating die zonnestra‐
ling reflecteert. Ook datasignalen
zoals die van tolstations kunnen wor‐
den gereflecteerd.
De gemarkeerde gebieden op de
voorruit zijn niet bedekt met de coa‐
ting. Apparaten voor elektronische
gegevensregistratie en tolheffing die‐
nen in deze gebieden te worden
Page 43 of 225

Sleutels, portieren en ruiten41
bevestigd. Anders kunnen er storin‐
gen optreden in de gegevensregistra‐ tie.
Stickers op de voorruit
Plak rondom de achteruitkijkspiegels
geen stickers, zoals tolvignetten of
soortgelijke stickers, op de voorruit.
Anders kunnen de detectiezone van
de sensor en het zichtveld van de ca‐ mera in de spiegelbehuizing kleinerworden.
Handmatige ruitbedieningDe portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er op de achterbank kinderen
zitten, de kinderbeveiliging van de elektronische ruitbediening in‐
schakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
De elektrische ruitbediening is te ge‐ bruiken
■ bij ingeschakeld contact,
■ binnen 5 minuten na het uitschake‐
len van het contact,
■ binnen 5 minuten nadat de contact‐
sleutel naar stand 1 is gedraaid.
Na het uitschakelen van het contact
werkt de elektrische ruitbediening niet meer, zodra het bestuurdersportier
wordt geopend.
De schakelaar gebruiken om de des‐
betreffende ruit te openen of te slui‐
ten.
Voor automatisch openen of sluiten
de schakelaar langer bedienen en
deze nogmaals bedienen om de be‐
weging te stoppen.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten on‐
middellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Page 44 of 225

42Sleutels, portieren en ruiten
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. meermaals aan de schake‐
laar trekken totdat de ruit in stappen
is gesloten.
Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Schakelaar z is te gebruiken om de
schakelaars in de achterportieren te
activeren of te deactiveren.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
U kunt de ruiten op afstand vanaf de
buitenkant bedienen.
Handzender
Toets q of p ingedrukt houden tot‐
dat alle ruiten volledig geopend of ge‐ sloten zijn.
Elektronische sleutel
Om te sluiten het sensorveld in de
portierhandgreep zo lang aanraken
dat alle ruiten volledig gesloten zijn.
De elektronische sleutel moet zich
buiten de auto bevinden, binnen een
straal van ongeveer 1 meter.
Overbelasting Worden de ruiten in korte tijd meer‐maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Page 45 of 225

Sleutels, portieren en ruiten43
Storing
Activeer de ruitelektronica als volgt,
wanneer de ruiten niet automatisch
kunnen worden geopend of gesloten:
1. Portieren sluiten.
2. Contact inschakelen.
3. Ruit volledig sluiten en de toets nog minstens 5 seconden inge‐
drukt houden.
4. Ruit volledig openen en de toets nog minstens 1 seconde inge‐
drukt houden.
5. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.Verwarmbare achterruit
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van het motortype wordt
de verwarmbare achterruit automa‐
tisch ingeschakeld bij het reinigen van de dieselpartikelfilter.
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de zon‐
nekleppen aanwezige make-upspie‐
gels tijdens het rijden gesloten hou‐
den.
Page 46 of 225

44Sleutels, portieren en ruitenDakPanoramadak
Geen stickers op het middelste dak‐
gedeelte aanbrengen. Geen dekkle‐
den op de auto gebruiken.
Zonnescherm
Het zonnescherm wordt elektrisch
bediend.
Toets G indrukken om te openen en
H indrukken om te sluiten. Voor vol‐
ledig sluiten, de toets ingedrukt hou‐
den.
Page 47 of 225

Stoelen, veiligheidssystemen45Stoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 45
Voorstoelen .................................. 47
Achterbank ................................... 51 Veiligheidsgordels .......................56
Airbagsysteem ............................. 60
Kinderveiligheidssystemen ..........64Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen met
ontgrendelingsknop
Knop aan de zijkant indrukken,
hoogte instellen en vergrendelen.
Page 48 of 225

46Stoelen, veiligheidssystemen
Hoofdsteunen zonder
ontgrendelingsknop
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Demonteren
Beide borgveren indrukken en de
hoofdsteun omhoogtrekken.
Actieve hoofdsteunen
Bij een aanrijding van achteren kan‐
telen de actieve hoofdsteunen iets
naar voren. Zo wordt het hoofd beter
ondersteund en het gevaar voor letsel
aan de halswervels verminderd.
Actieve hoofdsteunen zijn herken‐
baar aan het opschrift ACTIVE op de
geleidehulzen van de hoofdsteunen.
Let op
Alleen goedgekeurde accessoires
aan de hoofdsteun van de passa‐
giersstoel voorin bevestigen. Monte‐
ren als de stoel niet in gebruik is.
Page 49 of 225

Stoelen, veiligheidssystemen47Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
■ Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar de
rugleuning schuiven. De afstand tot
de pedalen zo instellen dat uw be‐
nen bij het intrappen van de peda‐
len licht gebogen zijn. De passa‐ giersstoel voorin zover mogelijk
naar achteren schuiven.
■ Uw schouders zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. Stel
de hoek van de rugleuning zo in dat u het stuurwiel gemakkelijk met
licht gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver ach‐
teroverhellen. De aanbevolen hel‐
lingshoek bedraagt maximaal
ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 80.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreedte ruimte
zitten. De dijen moeten licht op de
zitting rusten, zonder druk uit te oe‐
fenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 45.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 57.■ De instelbare dijbeensteun zo in‐
stellen dat de afstand tussen de
rand van de zitting en de knieholte
ca. twee vingers breed is.
■ Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de wervel‐
kolom ondersteunt.
Stoelen verstellen9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Page 50 of 225

48Stoelen, veiligheidssystemen
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Rugleuning voorstoelen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel hogeromlaag=stoel lager