OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 11 of 225
Kort en bondig9Spiegel verstellenBinnenspiegel verstellen
Hendel aan de onderkant verdraaien
om verblinding te verminderen.
Binnenspiegel 3 40, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 40.
Buitenspiegels verstellen
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
3 38, vergrotende buitenspiegels
3 38, buitenspiegels inklappen
3 39, verwarmbare buitenspiegels
3 39.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij
stilstaande auto en ontgrendeld
stuurslot verstellen.
Airbagsysteem 3 60, ontstekings‐
standen 3 129.
Page 12 of 225
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 225
Kort en bondig11
1Lichtschakelaar ..................111
Instrumentenverlichting ......116
Mistachterlicht .....................115
Mistlampen ......................... 114
Koplampverstelling ............112
2 Zijdelingse luchtroosters .....126
3 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................ 114
Omgevingsverlichting .......... 117
Parkeerlichten .....................115
Cruisecontrol ........................ 95
4 Stuurbedieningsknoppen ......80
5 Claxon ................................... 81
Bestuurdersairbag ................61
6 Instrumenten ........................ 86
7 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 81
8 Middelste luchtroosters .......1269Linker stoelverwarming .........50
Drukverliesdetectie‐
systeem ............................... 182
Bandenspanningscontro‐
lesysteem ............................ 181
Park pilot met
ultrasoonsensoren ...............92
Alarmknipperlichten ............114
Centrale vergrendeling .........31
SPORT-modus ...................... 92
Rechter stoelverwarming ......50
Brandstofkeuzeschakelaar ..87
10 Info-Display ........................... 96
Tripcomputer ....................... 106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........123
11 Passagiersairbag ..................61
12 Handschoenenkastje ...........69
13 Infotainmentsysteem .............10
14 Verwarming en ventilatie ....11915 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................137
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................138
Automatische
versnellingsbak ...................132
16 Asbak .................................... 85
17 Knop Start/Stop .................... 28
18 Gaspedaal .......................... 128
19 Contactslot met stuurslot ....129
Sensorpaneel voor
noodmodus van het
Open&Start-systeem ............ 28
20 Rempedaal .......................... 142
21 Koppelingspedaal ...............128
22 Stuurwiel instellen .................80
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 160
Page 14 of 225
12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien
7=Uit8=zijmarkeringslichten9=dimlichtAUTO=Automatisch dimlicht
Lichtschakelaar indrukken
>=Mistlampenr=Mistachterlicht
Verlichting 3 111, koplampinscha‐
kelcontrole 3 103.
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtLichtsignaal=Hendel naar u toe
trekkenGrootlicht=Hendel van u af
duwenDimlicht=Hendel van u af
duwen of naar u toe
trekken
Grootlicht 3 112, lichtsignaal 3 112.
RichtingaanwijzersNaar rechts=Hendel omhoogNaar links=Hendel omlaag
Richtingaanwijzers 3 114.
Page 15 of 225
Kort en bondig13
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 114.
Claxon
j indrukken.
Was-wissystemen
Voorruitwissers&=snel%=langzaam$=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaagduwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwissers uitgeschakeld zijn.
Voorruitwissers 3 81, wisserbladen
vervangen 3 164.
Page 16 of 225
14Kort en bondig
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 81, sproeiervloeistof 3 162.
Achterruitwisser en
achterruitsproeierWisser(s)
aan=hendel van u af
duwenWisser(s)
uit=hendel nogmaals
naar voren duwenSproeien=hendel helemaal naar
voren geduwd
houden
Achteruitwisser en achteruitsproeier
3 82, wisserbladen vervangen
3 164, sproeiervloeistof 3 162.
Verwarming en ventilatie
Verwarmbare achterruit,verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 43.
Page 17 of 225
Kort en bondig15
Ruiten ontwasemen enontdooien
Luchtverdeling op l.
Draaiknop voor temperatuur in hoog‐
ste stand zetten.
Ventilator in hoogste stand of op A.
Koeling n aan.
Toets V indrukken.
Verwarming en ventilatie 3 119.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
3 seconden na het bedienen van het
koppelingspedaal de ontgrendelknop
op de keuzehendel indrukken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
Handgeschakelde versnellingsbak3 137.
Page 18 of 225
16Kort en bondig
Geautomatiseerde
versnellingsbakN=neutrale stando=rijstand+=hogere versnelling-=lagere versnellingA =wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR=achteruitversnelling (met ver‐
grendeling keuzehendel)
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 138.
Automatische versnellingsbakP=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand
De keuzehendel kan alleen uit stand
P of N worden gehaald als het contact
is ingeschakeld en het rempedaal be‐ diend wordt (keuzehendelvergrende‐ling). Schakel P of R met de ontgren‐
delknop op de keuzehendel in.
De automatische versnellingsbak is in twee uitvoeringen leverbaar 3 132.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 180,
3 213,
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 160,
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar,
■ Correcte positie van stoelen, veilig‐
heidsgordels en spiegels 3 47,
3 57, 3 38,
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.
Page 19 of 225
Kort en bondig17
Motor starten met contactslot
■ Draai de sleutel naar stand 1
■ Draai iets aan het stuurwiel om het van het stuurslot te halen
■ Trap de koppeling en de rem in, au‐
tomatische versnellingsbak op P
of N
■ Trap het gaspedaal niet in
■ Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 voor het voorgloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft
■ Zet de sleutel op 3 en laat de sleutel
los wanneer de motor draait.
Motor starten met Start/Stop-
toets
De elektronische sleutel moet in de
auto aanwezig zijn.
■ Trap de koppeling en de rem in, au‐
tomatische versnellingsbak op P
of N
■ Trap het gaspedaal niet in
■ Dieselmotor, druk kort op de knop om voorverwarmen te starten, draai
iets aan het stuurwiel om het van
het stuurslot te halen en wacht tot‐
dat controlelampje ! dooft
■ Druk de knop gedurende 1 seconde in en wacht totdat de
motor draait.
Open&Start-systeem 3 28.
Page 20 of 225
18Kort en bondigParkeren■ De handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig moge‐
lijk. Tegelijkertijd de rem intrappen
om de bedieningskracht te vermin‐
deren.
■ De motor afzetten. Hiertoe de con‐ tactsleutel naar 0 draaien en deze
verwijderen of vanuit stilstand de
Start/Stop-toets indrukken en het
bestuurdersportier openen. Stuur‐
wiel verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Bij auto’s met automatische ver‐
snellingsbak is de sleutel alleen te
verwijderen met de keuzehendel in stand P. Wanneer P niet is inge‐
schakeld of de handrem niet is aan‐ getrokken, knippert gedurende en‐
kele seconden “P” op het versnel‐
lingsbakdisplay.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan voor het uitscha‐
kelen van het contact de achteruit‐
versnelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Boven‐
dien de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Auto met toets p op de afstands‐
bediening of met sensor in een van beide voorste portierhandgrepen
vergrendelen.
Om de diefstalbeveiliging en het
diefstalalarmsysteem te activeren,
toets p tweemaal indrukken of
sensor in een van beide voorste
portierhandgrepen tweemaal aan‐
raken.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Bij auto’s met een geautomati‐ seerde versnellingsbak knippert nahet uitschakelen van het contact bijeen niet aangetrokken handrem
controlelamp R gedurende enkele
seconden 3 103.
■ Ruiten sluiten.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 159.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten lopen
om de turbolader te beschermen.
Sleutels, vergrendeling 3 26, auto
een langere tijd stilzetten 3 158.