Peugeot 208 2017 Handleiding (in Dutch)
Page 51 of 304
49
Hoogteverstelling
F Trek de hendel zo vaak als nodig is omhoog om de zitting te verhogen of duw deze
omlaag om de stoel te verlagen totdat de
gewenste stand bereikt is.
Rugleuninghoek
F Duw de hendel naar achteren.
Hoofdsteunen
F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.
F
D
e hoofdsteun verwijderen: trek de
hoofdsteun omhoog ter wijl u de nok A
ingedrukt houdt.
F
D
e hoofdsteun terugzetten: steek de
pennen recht in de openingen van de
rugleuning.
F
O
mlaag zetten: duw de hoofdsteun omlaag
ter wijl u de nok A ingedrukt houdt.
3
Ergonomie en comfort
Page 52 of 304
50
Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen
dat de hoofdsteun zakt in het geval van
een aanrijding.
De hoofdsteun is correct ingesteld als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich
ter hoogte van de bovenzijde van het
hoofd bevindt.
Als de auto is uitgerust met hoofdsteunen
op de achterzitplaatsen, gebruik deze dan
altijd en zorg dat ze correct zijn afgesteld.F
T
rek de beugel omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.Hoogteverstelling
F Trek de hendel zo vaak als nodig is omhoog om de zitting te verhogen of duw deze
omlaag om de stoel te verlagen totdat de
gewenste stand bereikt is.
Kuipstoelen
In lengterichting verstellen
Ergonomie en comfort
Page 53 of 304
51
Rugleuninghoek
F Duw de handgreep naar achteren en kantel de stoel naar voren of naar achteren.
Stoelverwarming
Bij draaiende motor kunnen de voorstoelen
afzonderlijk worden verwarmd.
F
S
electeer met de draaiknop de gewenste
verwarmingsstand:
0 : uit.
1 : laag.
2 : gemiddeld.
3 : hoog.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
in het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt. Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waar van de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.)
kunnen brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen
zoals kussens of stoelhoezen wordt
gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement
in de stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de
stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om
de stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.
3
Ergonomie en comfort
Page 54 of 304
52
Armsteun
Voor het comfort en als opbergmogelijkheid
voor de bestuurder en voorpassagier.
Deksel met handgreep
F
T
il de handgreep op om het deksel op te
tillen.
Opbergvak in de middenconsole
F
B
eweeg de armsteun volledig omhoog.
Toegang tot de achterbank
(3 - deurs)
Naar voren klappen van de
voorstoel
Standaard stoel
F Trek alleen deze hendel omhoog om de
rugleuning naar voren te klappen en schuif
de stoel vooruit.
Als de rugleuning wordt teruggeduwd, komt de
stoel automatisch weer in de oorspronkelijke
stand terug. Sportstoel
F
Trek alleen deze hendel omhoog om de
rugleuning naar voren te klappen en schuif
de stoel vooruit.
Als de rugleuning wordt teruggeduwd, komt de
stoel automatisch weer in de oorspronkelijke
stand terug.
Zorg ervoor dat het terugschuiven in
de oorspronkelijke stand niet wordt
verhinderd; deze stand is noodzakelijk
om de stoel te vergrendelen in de
lengterichting.
Let erop dat de veiligheidsgordel niet
blokkeert en daardoor de toegang tot de
achterbank belemmert.
Ergonomie en comfort
Page 55 of 304
53
Eendelige bank
Eendelige achterbank met een zitting die niet
opgeklapt kan worden en een rugleuning die
neergeklapt kan worden.
Neerklappen van de
rugleuning van de achterbank
F Schuif de voorstoelen indien nodig naar voren.
F
P
laats de buitenste veiligheidsgordels tegen
de rugleuning en maak ze vast.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand. F
D
ruk de knoppen 1 gelijktijdig in om de
rugleuning 2 te ontgrendelen.
F
K
lap de rugleuning 2 op de zitting.
Rechtop zetten van de
rugleuning
F Zet de rugleuning 2 rechtop.
F V ergrendel de rugleuning en controleer of
de rode markering van de knoppen 1 niet
meer zichtbaar is.
F
M
aak de buitenste veiligheidsgordels los en
plaats ze zo dat ze gebruiksklaar zijn.
Deelbare achterbank 2/3 – 1/3
U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel
(1/3) van de rugleuning van de achterbank
neerklappen om de bagageruimte te vergroten.
De zitting bestaat uit één deel en kan niet
opgeklapt worden.
Neerklappen van de rugleuning
van de achterbank
F Schuif de voorstoel indien nodig naar voren.
F
H
oud de desbetreffende buitenste
veiligheidsgordel tegen de rugleuning en
maak deze vast.
F
Z
et de desbetreffende hoofdsteun in de
laagste stand of verwijder hem.
3
Ergonomie en comfort
Page 56 of 304
54
F Ontgrendel de rugleuning door de knop 1 van de rugleuning 2 in te drukken.
F
K
lap de rugleuning 2 op de zitting.
De zitting van de achterbank kan niet worden
verwijderd.
Rechtop zetten van de rugleuning
F Zet de rugleuning 2 rechtop. F
V
ergrendel de rugleuning; controleer of
de rode markering bij de knop 1 niet meer
zichtbaar is.
F
M
aak de veiligheidsgordels los en plaats
ze op zo'n manier dat ze gebruikt kunnen
worden.
F
P
laats de hoofdsteun(en).
Bij het neerklappen van de rugleuning
mag de middelste veiligheidsgordel niet
worden vastgemaakt, deze moet plat op
de rugleuning worden gelegd.
Let erop dat bij het terugplaatsen van
de rugleuning van de achterbank de
veiligheidsgordels niet klem komen te
zitten.
Om de inhoud van de bagageruimte te
vergroten kunt u uitsluitend de rugleuningen
van de achterbank neerklappen; de zitting
kan niet worden opgeklapt.
Hoofdsteun
De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand
(hoog) en een ingeklapte stand (laag).
De hoofdsteunen kunnen worden verwijderd en
onderling worden uitgewisseld.
F
t
rek de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F
d
ruk ver volgens de pal A in.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Verwijderen van een hoofdsteun:
Ergonomie en comfort
Page 57 of 304
55
Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10
minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van
het interieurfilter en vervang de
filterelementen periodiek. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve additief
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag). F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruit gaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde
ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
3
Ergonomie en comfort
Page 58 of 304
56
VerwarmingHandbediende airconditioning
Comforttemperatuur
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één van de
zes standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen. Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Voetenruimte.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Comforttemperatuur
F Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één van de
zes standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
1.
De temperatuur afstellen.
2. Regeling luchtopbrengst.
3. Regeling luchtverdeling. 1.
Regeling van de temperatuur.
2. Regeling luchtopbrengst.
3. Regeling luchtverdeling.
4. Airconditioning aan/uit.
Ergonomie en comfort
Page 59 of 304
57
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Het systeem stelt u in staat:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op de toets " A/C": het
lampje van de toets gaat
branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop in de stand " 0" staat.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt u
korte tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets "A/C ": het lampje van de toets
gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Modus AUTO
F Druk herhaaldelijk op de toets "AUTO ". Het lampje gaat
branden zodra de toets wordt
ingedrukt; de ingeschakelde
stand verschijnt op het
display van de automatische
airconditioning:
voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
1.Temperatuurregeling voor de linker- of
rechterzijde.
2. Automatisch comfortprogramma.
3. Airconditioning aan/uit.
4. Regeling luchtverdeling.
5. Regeling luchtopbrengst.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 304
58
UitschakelenF
D
ruk op de toets "lege
ventilator" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de ventilator is
verdwenen.
Om bij koude motor de toevoer van te
veel koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
F
D
uw de toets omlaag (blauw)
om de waarde te verlagen of
omhoog (rood) om de waarde te
verhogen. Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen; een waarde tussen 18
en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden. F
D
uw de toets omlaag tot
"LO" wordt weergegeven
of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Airconditioning
De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen hoger dan
3
°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen
F
D
ruk op de toets " A/C", het
desbetreffende lampje gaat
branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F
D
ruk de toets "A/C" nogmaals
in, het desbetreffende lampje
gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning
kan negatieve effecten hebben (vocht,
condens).
Ergonomie en comfort